Skip to main content

nr3 • 2020 • Transgenders in de laatmoderne cultuur

34e jaargang nr. 3 (jan. 2020)
thema: Gender en transgenders

Ad de Bruijne
Transgenders in de laatmoderne cultuur

De huidige aandacht voor transgenders staat niet los van de ontwikkeling van onze laatmoderne cultuur. Dat geldt zowel voor de openheid om hun situatie onder ogen te zien als voor de vaak gezochte uitweg in een geslacht bevestigende (vroeger: veranderende) operatie. Toch is het ook riskant om – hetzij positief hetzij kritisch – deze culturele context sterk te benadrukken. Gemakkelijk doen wij daarmee concrete transgenders geen recht.
In dit artikel schets ik enkele culturele contouren en presenteer ik overwegingen om deze te evalueren. In de eerste plaats beleven laatmoderne mensen zichzelf anders dan hun voorouders en dan mensen in andere culturen. Bijvoorbeeld Charles Taylor laat zien dat collectieve verbanden van familie of sociale omgeving niet meer doorslaggevend zijn voor wie iemand is. Mensen zijn ‘individuen’ geworden, met een afgegrensd zelf en een identiteit die vastligt in de diepten van het innerlijk. Relaties beginnen bij het individu en moeten bijdragen aan de zelfverwerkelijking. Sociale verbanden komen tot stand als contract tussen individuen die hun belangen op elkaar afstemmen. In dit ‘tijdperk van authenticiteit’ (Taylor) wil je vooral ‘dichtbij jezelf blijven’ en niet ‘van jezelf vervreemden’. In andere tijden en culturen voegen ook transgenders zich gemakkelijker in gegeven sociale kaders.

Seksualiteit en sociale constructie
In de tweede plaats ontstaat in de negentiende eeuw het concept ‘seksualiteit’. Seks vormde niet langer primair een intermenselijk fenomeen maar expressie van een aspect van individuele identiteit. Seksuele expressie moet recht doen aan ieders ‘seksualiteit’. Vervolgens werd dit identiteitskenmerk beleefd als steeds bepalender voor wie mensen ten diepste zijn. Zo ontwikkelde zich eerst de gedachte dat je een homoseksuele of heteroseksuele identiteit bezit. Later dijde het spectrum van identiteiten uit, zodat wij nu bijvoorbeeld ook biseksuele, interseksuele en zelfs aseksuele identiteiten kennen. In dat kader wordt ook transseksualiteit – nu transgender – opgevat als individuele identiteit.

Ten derde probeert de moderniteit de werkelijkheid rationeel te ordenen en te beheersen. Daardoor fixeerden zich in de negentiende eeuw meer dan daarvoor stereotype man-vrouwrollen. De romantische conservatieve tegenreactie tegen de Verlichting versterkte dat nog. Lichamelijkheid en seksualiteit raakten in de ‘Victoriaanse’ tijd ingebed in regulering en taboes, terwijl achter deze façade een ‘wildere’ werkelijkheid school. Tegen deze verburgerlijkte kaders reageerde de seksuele revolutie van na de Tweede Wereldoorlog. Ieder individu heeft recht op expressie van de eigen seksuele identiteit, zonder inmenging van tradities en gezagsinstanties. Later groeide dit zelfs uit tot het recht om de eigen seksuele identiteit en de genderidentiteit zelf te kiezen en daarin erkend te worden. Sommigen zien bijvoorbeeld man-zijn of vrouw-zijn als biologisch gegeven maar menen dat de manier waarop men man of vrouw is daarmee nog op geen enkele manier vast ligt. Consequentie is dat individuen gedurende hun levensloop naar eigen voorkeur hun identiteiten kunnen kiezen en veranderen. Homoseksuele, heteroseksuele en panseksuele levensfasen kunnen elkaar opvolgen. En na een periode van man-zijn kan een fase vrouw-zijn volgen. Geïnspireerd door de filosofe Judith Butler, destabiliseert en relativeert de queer-beweging dit soort labels opzettelijk.

Feminisme
In de vierde plaats werken in de huidige aandacht voor transgenders de opeenvolgende feministische golven door. De eerste feministen wilden recht doen aan het eigene van de vrouw. Nadruk op gelijke rechten ging samen met pleidooien voor het beperken van fabrieksarbeid om moederschap ruimte te geven. Latere feministen streefden naar volledige uitwisselbaarheid van mannen en vrouwen. Postmodern feminisme legt echter bloot dat in dat gelijkheidsstreven nog altijd het binaire man-vrouwmodel doorwerkt. In feite adopteren vrouwen immers het dominante man-beeld. Pas wanneer het denken in man en vrouw als zodanig wordt afgeschaft, verwachten postmoderne feministen echte emancipatie voor alle soorten mensen. Voor de thematiek van transgender heeft dit feminisme twee gevolgen. Door het biologische geslacht als betekenisloos te beschouwen, bevordert het de acceptatie van geslachtsveranderende operaties. Maar tegelijk relativeert het de problematiek van transgenders. Als mannelijkheid en vrouwelijkheid sociale constructies zijn die juist gedeconstrueerd moeten worden, is het ook niet nodig jezelf per se als vrouwelijk of mannelijk te ervaren en hoef je niet meer in de knoop te raken wanneer de biologie iets anders lijkt te zeggen. Voor de queer-beweging vormen transgenders juist zoals zij zijn treffende voorbeelden van de genderdestabilisatie die zij nastreeft.

Operaties en voluntarisme
Op een vijfde cultuurkenmerk wijzen vooral rooms-katholieke denkers. De moderniteit creëerde een eigen variant van een dualistisch mensbeeld. Daarin geldt de geest (ratio, gevoel, wil) als eigenlijke persoonskern. Anders dan bij klassiek dualisme leidt dit niet tot onderwaardering van het lichaam maar geldt het lichaam desondanks niet als beslissend voor iemands identiteit. Daarom kun je het lichamelijke bestaan desgewenst aanpassen aan de ideeën, gevoelens en keuzen van de geest. Wetenschap en techniek maken dat vandaag meer mogelijk dan vroeger. Zo komt het tot kosmetische aanpassingen, plastische chirurgie, kunstmatige voortplanting en zelfs vermenging van natuurlijke lichamelijkheid met artificiële vermogens en intelligentie. In dat kader passen ook geslachtsveranderende operaties. Veelzeggend is een opmerking van de seksuoloog Mark Spiering. Hij schrijft dat het gevoel veranderen nu eenmaal moeilijker is dan het lichaam aanpassen (Zorgdrager, Wondermooi, 41). Deze opmerking zou vroeger, zonder medische technologie, precies omgekeerd zijn uitgevallen.

Een laatste factor ligt op een dieper niveau. Premoderne en vroegmoderne culturen gingen uit van een voorgegeven orde waarin mensen zich moeten voegen. De laatmoderne cultuur ontkent het bestaan (of minstens de kenbaarheid) van een dergelijke orde. Dat leidt tot een voluntaristische beginpositie, waarin individueel en sociaal leven worden ingericht vanuit de ratio, het gevoel, de keuzen of het levensverhaal van individuen. In plaats van een normatieve, natuurlijke of geschapen orde wordt de werkelijkheid een neutraal substraat voor vrij menselijk handelen.

Evaluatie
Verschillende van deze cultuurkenmerken verdienen een kritische evaluatie. Bijvoorbeeld de identiteitsbepalende rol van ‘seksualiteit’ en de explosie van het aantal ‘seksuele identiteiten’ doen geen recht aan de manier waarop de Bijbel ons bestaan verankert in Vader, Zoon en Geest en hun werken. Maar anders dan gebruikelijk zouden christenen verschillende aspecten van deze cultuurkenmerken desondanks positief moeten waarderen. Ik beschouw de laatmoderne cultuur als een verloren zoon van de christelijke traditie. Zij kreeg een erfenis mee, waarvan zij veel verkwanselde maar waarvan tegelijk allerlei trekken herkenbaar bleven. Soms heeft ook deze verloren zoon de bedoelingen van de erflater beter begrepen dan de in het christelijk gareel lopende oudste zoon.
Individualisering verdient bijvoorbeeld ook een positieve waardering. Een christelijke mensvisie is niet individualistisch maar evenmin collectivistisch. Juist de Bijbel leert dat ieder mens ook persoonlijk Gods aandacht ontvangt en vrij voor God staat. Weliswaar miskent de moderniteit het belang van de gemeenschap, maar meer dan de vroegere christelijke traditie honoreert zij deze individuele eigenheid zonder deze te smoren in collectieve kaders. Juist dat brengt ook de specifieke situatie van transgenders onbevangener in beeld.
Dat is temeer terecht omdat ook de moderne breuk met het natuurlijke een waarheidselement bevat. Te vaak verklaarden christenen tot natuurlijk of scheppingsorde wat achteraf slechts gewoonte, traditie of vooroordeel bleek te zijn. Wie verdedigt vandaag nog slavernij of een achterstelling van vrouwen? Iets benoemen als ‘natuurlijk’ of ‘scheppingsorde’ blijft vaak speculatief. Dat geldt ook voor allerlei normatieve genderrollen. De moderniteit daagt christenen uit om in het licht van de Bijbel onbevangen te luisteren naar de werkelijkheid zoals deze zich aandient, voordat ze eventueel in alle voorlopigheid iets van ordening durven vermoeden.
Zelfs de voluntaristische ambities waarmee de moderniteit aan de werkelijkheid naar believen haar eigen toekomstideaal oplegt, dagen ons daarbij uit. Weliswaar moeten we daartegenin hooghouden dat ons handelen zich dient te voegen naar Gods werken, die daaraan voorafgaan, maar tegelijk moeten wij erkennen dat we die werken vaak teveel fixeren op een beginorde en daarbij de eschatologische dimensie ervan verwaarlozen. God doet ook nieuwe dingen, die uiteindelijk tot transformatie van de schepping leiden. God draagt zijn gebroken schepping van de beginorde naar een ongedacht eschaton. Dan veranderen juist het lichaam, seks, huwelijk en voortplanting en daarmee belangrijke aspecten van man- en vrouw-zijn en dus van sekse en gender.
Dat besef geeft nieuwe ruimte aan seksuele- en genderidentiteiten die niet lijken te passen bij de beginorde van Gods schepping. Wanneer wij daarmee niet voluntaristisch naar believen omgaan maar ze verankeren in het geheel van Gods werken, kunnen het interim-kaders worden die ons ondersteunen op weg naar de transformatie van straks. Op die voorwaarde kan ook de medische technologie (operaties, hormoonbehandelingen) daarbij een rol spelen. Tegelijk bevestigt de eschatologische transformatie de vraagtekens die queer-theoretici plaatsen. Wie zijn identiteit verankerd weet in het verhaal van Gods werken in Christus en beseft hoezeer dit gangbare man-vrouwbeelden kan relativeren, zou ook zonder medisch ingrijpen op een nieuwe manier tot zelfaanvaarding kunnen komen, zo nodig psychosociaal geholpen. Misschien mogen we variëren op Paulus: geopereerd of niet geopereerd zijn betekent niets, maar wel of men een nieuwe schepping is.

Dit brengt ons tenslotte terug bij het begin van dit artikel. Het debat over de culturele context rond de huidige aandacht voor transgenders kan concrete transgenders onrecht doen. Zij worden gemakkelijk vermalen tussen cultuurvolgende of cultuurkritische stemmen die hen gebruiken. Veel transgenders zijn niet bezig met hippe cultuurbewegingen of principiële cultuurkritiek. Zij zoeken slechts een uitweg uit een paradox in zichzelf waaronder zij ernstig lijden. Misschien moeten we daarom nog een variatie op Paulus introduceren: cultuurvolgend of cultuurkritisch zijn betekent niets, maar wel of je transgenders een leefbare uitweg gunt.

Prof. dr. A.L.Th. de Bruijne is hoogleraar ethiek en spiritualiteit aan de Theologische Universiteit Kampen. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

  • Raadplegingen: 2627