Skip to main content

nr3 • 2015 • Kroniek

29e jaargang nr. 3 (nov. 2015)
thema: Wetenschap en een schuivend geloof

G.C. den Hertog
Kroniek
Wat raakt ons?

De voor ons land meest traumatische gebeurtenis van 2014 was zonder twijfel de vliegramp met de MH 17. De berging van de slachtoffers, hun bagage en het wrak duurde en duurde maar. Op 10 november jl. kreeg het een voorlopige afsluiting, in de Nationale Herdenking van de slachtoffers. Wat deze ramp zo ingrijpend maakte, was dat er een heleboel bij elkaar kwam. Om te beginnen: het ging in de meeste gevallen om mensen die met vakantie gingen.

Het kost de meesten van ons niet veel moeite ons in hen te verplaatsen: de opwinding over de verre reis, de voorpret al, het weerzien van familie en vrienden en/of de kennismaking met dat onbekende land. Onvoorstelbaar is dat volstrekt onverwachte einde, door uit de lucht geschoten te worden. Ineens is het geweld dat nu hier, dan daar in deze wereld oplaait niet meer de ver-van-mijn-bed-show, maar gaat het ons ook aan. Nog iets: de berichtgeving ging ook maar door, we kwamen er niet los van. De verhalen van plaatselijke bevolking die rondgraaide in de spullen van de omgekomen mensen, de moeite toegang tot het gebied te krijgen, de terechte verontwaardiging van nabestaanden niet alleen over de raketaanval, maar ook over de ontkenning van verantwoordelijkheid, de toespraak van minister Timmermans in de VN. Een laatste punt: het gebeuren kreeg ook groot gewicht toegekend. Prominenten wachtten de toestellen op die de omgekomen slachtoffers naar ons brachten. Dat allemaal samen gaf de boodschap af: ‘Dit gaat ons allemaal heel diep aan.’

Waarom precies, heb ik me afgevraagd. Waarom wachten rijen mensen de lijkauto’s op, applaudisseren ze, leggen ze bloemen? Wat is er precies anders dan de in elk geval dubbel zoveel verkeersdoden in ons land? Ook daar gaat het om persoonlijke tragedies, maar we nemen de berichten voor kennisgeving aan en gaan er verder aan voorbij. Er zou ook alle reden zijn om ons stil te laten zetten bij de wanhoop en vertwijfeling die mensen uit Afrika ertoe aanzet om een uiterst gevaarlijke reis door de Sahara te ondernemen, vervolgens op een gammele boot te stappen – om daar uiteindelijk op te verongelukken. Wat IS bezig is te doen in Syrië en Irak leeft meer, is mijn indruk, maar het bericht afgelopen december dat een Nederlands schip een door de bemanning in de steek gelaten boot met zo’n driehonderdvijftig vluchtelingen had opgepikt, was niet meer dan een klein bericht op pagina zoveel.

Wat raakt ons kennelijk zo in MH 17? Is het de onveiligheid die je ineens ervaart? Komen Syrië en Irak in hun bedreigd zijn door IS daarom harder bij ons binnen? Want die jihadisten leven onder ons.

Geborgenheid en verbinding’

De Nationale Herdenking van 10 november had een thema: ‘Geborgenheid en verbinding’. In de bundel In vertrouwen leven. Tegendraadse beschouwingen over veiligheid – die uitkwam vóór de ramp met MH 17 – schrijven de redactieleden Jan Hoogland en Ronald van Steden dat “de huidige obsessie met (on)veiligheid wel eens een onderliggend onvermogen kunnen blootleggen om met de dieptelagen van ons bestaan in het reine te komen.”1In diezelfde bundel merkt Ulrich Beck op: “Risico doet zijn intrede als God het wereldtoneel verlaat. (...) Wanneer Nietzsche zegt dat God dood is, heeft dat – ironisch genoeg – als gevolg dat de mens vanaf dat moment zelf een uitleg of rechtvaardiging dient te vinden (of te bedenken) voor de rampen die hem bedreigen.”2

‘Geborgenheid en verbinding’. Er zit iets in dat thema dat mij raakt, me niet loslaat. ‘Geborgenheid’ zoeken we, dat is toch nog net iets anders dan veiligheid. Geborgenheid heeft iets van iemand die jou beschermt. Maar het wordt niet verder ingevuld. In ‘Verbinding’ zit niet iets dat ons overstijgt en draagt. We leggen bloemen en knuffels neer, dat is ‘verbinding’. Je slaat de armen om elkaar heen, huilt op elkaars schouder uit. Zo deel je het verdriet met elkaar, al weten we ook maar al te goed dat mensen er soms ook door van elkaar vervreemden.

Wie heeft dat thema ‘Geborgenheid en verbinding’ bedacht? Verlangen hoor ik erin, maar we zullen het wel aan elkaar moeten geven. Iemand anders doet het niet. Het heeft voor mijn besef iets onthullends. Bloemen, knuffels, applaus, kaarsen, daarmee zullen we het moeten doen. Allemaal rituele handelingen die we zelf met zin moeten vullen. Meer hebben we niet.

Radicale protestanten!?’

Op 2 december jl. promoveerde historicus Remco van Mulligen op een studie: Radicale protestanten. Opkomst en ontwikkeling van de EO, de EH en de ChristenUnie en hun voorlopers (1945-200­7) (Amsterdam 2014). Dat boek heb ik meteen gelezen, omdat het thema mij interesseert, maar vooral ook vanwege de vraag: hoe gaat met name een omroep als de EO om met dat zoeken en verlangen in het huidige levensgevoel?

Op de eerste bladzijden van zijn proefschrift maakt Van Mulligen meteen duidelijk dat van het drietal organisaties in de titel de EO – een omroeporganisatie – de voortrekker was in de pogingen om het seculiere tij in ons land actief tegen te gaan. Dat is opmerkelijk, vergeleken met het verleden, toen we alleen nog maar kerken en – sinds de negentiende eeuw – politieke partijen hadden om van daaruit de wereld te bezien, te ordenen en te lijf te gaan. Modern is het in elk geval, en in het in kerkelijk opzicht dramatisch versplinterde orthodox-protestants Nederland was het ook wel de enige weg. Een slogan als ‘oecumene van het hart’ zat er zo gezien vanaf het begin al onvermijdelijk in. Nu was het achter de schermen – en ook wel ervóór – niet allemaal zo eensgezind als mooi geweest zou zijn. De organisatie hing lange tijd af van charismatische ‘leiders’, die echter niet toevallig ook karakters bleken te zijn. En het kenmerk daarvan is dat die zich laten gelden en botsen met anderen. Dat is dan ook bij alle drie door Van Mulligen in kaart gebrachte organisaties uitbundig het geval geweest.

Modern was de EO, aldus Van Mulligen, in de stevige ‘fundamentalistische’ basis van waaruit men dacht en naar buiten ging. Er waren nieuwe ontwikkelingen in de samenleving als abortus en euthanasie, er was het gevaar van het communisme en de sympathie ervoor in de ‘linkse kerk’, de ook in christelijk-wetenschappelijke kringen – de VU! – doordringende evolutietheo­rie, dat alles vroeg om duidelijke antwoorden en stellingnames. Die schuwde men niet, en de ‘founding fathers’ keken ook door dezelfde eigentijdse bril naar de cultuur. Met ‘eigentijds’ bedoel ik dat ze een min of meer samenhangend geheel van opvattingen deelden – een christelijke ideologie –, die in de praktijk meer gewicht in de schaal legde dan de vraag of men nu uit de evangelisch, de vrijgemaakte of de bevindelijk-gereformeerde hoek kwam. De EO was in dit opzicht helemaal bij de tijd. En eerlijk is eerlijk, boven al ging het de drijvende figuren achter de EO erom radio en televisie in te zetten om de mensen met het evangelie te bereiken.

Een omroep heeft eigen mogelijkheden in onze tijd, meer dan een politieke partij als de RPF/Christen­Unie, maar ook problemen die een politieke partij zo niet heeft. Daarom moest de EO in deze eeuw heel duidelijk keuzes maken hoe verder te gaan. De tijd was veranderd, de strijd rond abortus en euthanasie was goeddeels gestreden, de val van de muur had het linkse front doen ineenstorten, en gaandeweg kwam men ook tot de ontdekking dat men sommige dingen wel heel erg zeker had geweten. Op de omslag van het boek van Van Mulligen staat een cartoon, waarin de dramatische ommekeer van Andries Knevel op het punt van zijn kijk op het ontstaan van deze wereld staat afgebeeld, compleet met ‘schuldbelijdenis’. De EO had een enorme groei doorgemaakt, was de grootste omroep van ons land geworden, en moest vanwege de gewijzigde omroeppolitiek concessies doen voor wat hun programma-aanbod en de inhoud ervan betreft, wilde men geen zendtijd verliezen. Daarin verschilde de situatie voor de EO van die van de RPF/ChristenUni­e, die zich nu juist níetmoesten aanpassen, wil men althans niet de eigen achterban van zich vervreemden.

Dat neemt niet weg dat ook de RPF/ChristenUnie de geharnaste politiek-rechtse ideologie van de beginjaren aanpaste. Het kón, want het ‘communistische gevaar’ had afgedaan en men hoefde niet langer zo de aandacht te trekken om een plaats op het politieke toneel te bevechten. Die aanpassing móest ook, want van protest alleen kun je niet leven. En het gebeurde, tekent Van Mulligen aan, omdat men altijd al ‘modern’ was, dat wil zeggen: bij de tijd. Als dan de tijden veranderen, moet je mee, om niet de aansluiting bij wat er leeft en speelt te verliezen. Het persbericht bij de promotie van Van Mulligen zegt: “de EO, de ChristenUnie en haar voorlopers, en ook diverse andere organisaties waren veel meer onderhevig aan invloeden van buitenaf dan zij zelf wilden erkennen.” De maatschappij veranderde in de jaren tachtig, de polarisatie rond vragen als abortus, euthanasie en kernbewapening maakte plaats voor overleg. De PvdA legde onder Kok de ‘ideologische veren’ af. Opnieuw het persbericht: “Onder orthodoxe protestanten actief in de media, de politiek en elders, gebeurde hetzelfde. Niet langer was het ‘wij tegen de rest van de samenleving’. Dat schiep ruimte voor een inhoudelijke verschuiving: vrouwenemancipatie werd geaccepteerd en de houding tegenover homoseksuelen werd milder.”

In 2007 liet de EO onderzoek doen naar het geloof van de achterban, op basis waarvan men meende te kunnen zeggen dat de inhoud van het geloof voor hen “niet onwrikbaar vastgelegd” is en dat een “zeer ruime meerderheid Gods nabijheid ook daadwerkelijk heeft ervaren, troost geput heeft uit het geloof en regelmatig aangeraakt wordt in het geloof door een preek, het zingen van een lied of anderszins” (324). Van de typering “niet onwrikbaar vastgelegd­” zouden de EO-oprichters gegruwd hebben, denk ik. Het zegt ook wel iets dat het tegenover “daadwerkelijk ervaren van Gods nabijheid” en “aangeraakt worden in het geloof” geplaatst wordt. De betonnen zekerheden van weleer worden ingeruild voor directe beleving.

Het lijkt me overigens goed dat men er bij de EO achter is dat de echte geloofszekerheden van ander materiaal dan beton zijn. Maar zonder stevigheid gaat het ook niet. Als ik een EO-programma zie of beluister – en dat is niet vaak – dan valt me op dat de militante antithese van vroeger heeft plaatsgemaakt voor een benadering die veel ruimte voor de eigen beleving van de gasten biedt en dat er nauwelijks tegenspraak geboden wordt. In ‘De kist’ kan iedereen de eigen kijk op de dood ventileren en bij Knevel en Van den Brink mag iedereen aanschuiven, kan het overal over gaan en blijft het allemaal vooral prettig en gezellig. Kun je als je zo inzet, nog het ongemakkelijke, maar tevens bevrijdende van het christelijk geloof uitdragen? Zou het niet goed zijn dat we in deze tijden van anything goes ook mensen te zien en te horen krijgen die iets weten van de stevigheid en kracht van het bijbelse spreken? Waarom moet je voor diepgaande documentaires, interviews, gesprekken over nieuw verschenen boeken vooral bij de VPRO zijn?

Leiderschap

In november vorig jaar heeft aan de VU een ‘consultatie’, zeg maar: een informele theologische conferentie, plaatsgevonden over ‘geestelijk leiderschap’. ‘Consultatie’ heet het, omdat enkele faculteiten elkaar willen consulteren of raadplegen over urgente thema’s. Vanuit Amerika doet Calvin Seminary in Grand Rapids eraan mee en het thema was hun voorstel. Ze hadden een punt, zoals dat heet. In onze tijd van ‘dicht bij jezelf blijven’ is geestelijk leiderschap niet het eerste waar je aan denkt en wat je veel kans geeft, maar daarmee is nog niet gezegd dat het niet nodig is. Eerlijk gezegd was ik wat sceptisch. Juist een populistische tijd kent leiders, en ik word daar niet blij van. En als ik het al een beetje vergeten was, dan heeft het boek van Van Mulligen me weer te binnen gebracht dat het orthodox-christelijk Nederland van de laatste halve eeuw er een aantal gekend heeft. Daar was ik toen ook niet blij mee en bij het lezen wist ik onmiddellijk weer waarom.

Maar dit was niet wat ze in Grand Rapids bij dit thema in gedachten hadden. Eén van hun punten was dat voorgangers in de christelijke gemeente vaak zo onrustbarend droog staan. Ze moeten mee in het organiseren van dit en dat, ze worden afgerekend op het al dan niet mobiliseren van mensen, ze dienen de tijd goed te verstaan en vooral aan te voelen, van hen wordt verwacht dat ze jongeren weten aan te spreken en de ouderen als het even kan ook en noem maar op. David Rylaarsdam hield een verhaal over waar en hoe voorgangers werden gevormd in de eerste twaalf eeuwen van de christelijke kerk. Dat gebeurde in de setting van een christelijke gemeenschap, de kloosterschool in West-Europa, waar de theologie was ingebed in de liturgie en de oefening van de vroomheid. En het was ook niet gedaan, als je eenmaal in een gemeente diende, nee, je keerde regelmatig terug om bij te tanken. Dat was dan wel iets anders dan bijgepraat te worden over de nieuwste ontwikkelingen op dit of dat gebied of het aanleren van professionele vaardigheden. Nee, in die ‘retraites’ ging het erom je op te laden, je te verdiepen in de Schriften als de bron. Alleen dán kon je geestelijk leiding geven. Je was dan – met het woord van de Indiase theoloog D.T. Niles – de bedelaar die de andere bedelaar vertelde waar er brood te krijgen was.

Enkele decennia geleden was enige tijd de metafoor ‘woestijn’ in zwang voor ons gure geseculariseerde levensklimaat. Uitdroging is daar het gevaar. Ooit vertelde een woestijngids me dat acacia’s de bomen zijn die het langst volhouden in oorden van aanhoudende droogte. De verklaring is dat ze hun wortels uitzonderlijk diep uitslaan, tot wel zestig meter de grond in, om daar het water op te halen dat nodig is om te overleven. In het advies van Rylaarsdam hoor ik dat we van de acacia iets heel belangrijks kunnen leren.

Prof. dr. Gerard den Hertog doceert systematische theologie aan de Theologische Universiteit van Apeldoorn. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

1 Ronald van Steden & Jan Hoogland, ‘Een andere kijk op veiligheid. Inleiding: de rode draad van dit boek’, in: Ronald van Steden & Jan Hoogland (red.), In vertrouwen leven. Tegendraadse beschouwingen over veiligheid, Amsterdam 2013, 10.
2 Ulrich Beck, ‘Leven in de mondiale risicosamenleving. Over ironie, quasireligie en een nieuwe wereldorde’, in: idem, 26v.