nr3 • 2015 • Het seculiere wereldbeeld stelt vragen
29e jaargang nr. 3 (nov. 2015)
thema: Wetenschap en een schuivend geloof
A. Markus
Het seculiere wereldbeeld stelt vragen
Daar moet je iets mee
God als een soort persoon die buiten ons bestaat? God die een goede schepper is? Ik kan dat niet meer geloven, schrijft Carel ter Linden. In Wat doen wij hier in Godsnaam 1 vat hij zijn zoektocht als gelovige nog eens samen. Terugkijkend concludeert Ter Linden dat hij onder invloed van het seculiere denken niet meer hetzelfde kan geloven als vroeger.
Het valt hem op dat hedendaagse seculiere verklaringen van het ontstaan van de menselijke moraal of van de wording van de wereld aannemelijk en afdoende zijn. Het is niet nodig om te veronderstellen dat er een schepper is buiten, achter deze wereld, achter deze kosmos. Het is moeilijk om je zo’n scheppend wezen voor te stellen.
Een zeer belangrijke reden waarom Ter Linden het seculiere verhaal waarschijnlijker is gaan vinden, is het lijden dat de natuur voortbrengt, in rampen en ziekten. Hij concludeert dat we in het licht van de wetenschap moeten zeggen dat ziekte en dood onlosmakelijk zijn verbonden aan het proces van evolutie waarin het leven op aarde is ontstaan. Het lukt Ter Linden niet meer om dit hele proces te verbinden met de God die hij heeft leren kennen in de Bijbel als de God van trouw, gerechtigheid en barmhartigheid. Daarvoor is het evolutionaire wordingsproces te kil en te wreed, te onpersoonlijk.
God als geestelijke kracht
Wat voor Ter Linden is overgebleven, dat is het geloof in ‘God’ als een innerlijk ervaren, beslissend appel tot verantwoordelijk mens-zijn en een bron van moed, gegrond op hoop en vertrouwen. ‘God’ is de krachtbron voor de humaniteit en liefde die in de Bijbel aan het licht is gekomen. Een geestelijke kracht die alleen in werking treedt daar waar mensen zich door die geest laten leiden. Voor Ter Linden is ‘God’ als krachtbron van liefde een hoopvol gegeven, omdat blijkt dat deze kracht sterker is dan de obstakels die wij steeds opwerpen.
Nu kun je je afvragen waarom dit in Kontekstueel ter sprake komt. Het is tenslotte beslist geen nieuw geluid. Ter Linden heeft het mooi opgeschreven en het maakt indruk hoe hij op een eerlijke manier zijn persoonlijke weg beschrijft. Maar een vergelijkbaar verhaal hebben Kuitert en andere theologen ook al gebracht. Toch hebben we als redactie gedacht dat het goed zou zijn om hier niet schouderophalend aan voorbij te gaan, maar in een nummer eens stil te staan bij onze eigen (theologische) antwoorden op de vragen die het huidige seculiere, wetenschappelijke wereldbeeld stelt aan het geloof. We leven als gelovigen in dit seculiere klimaat, jonge mensen in de gemeente groeien er mee op. Ook voor veel gelovige mensen heeft geloof z’n vanzelfsprekendheid verloren.
Geloof vasthouden
Stel dat je als gelovige wilt vast houden aan een vorm van orthodox geloven in God die toch Schepper is en op de een of andere manier met deze wereld op weg is naar zijn toekomst. Je begrijpt die vragen van Ter Linden wel of je deelt ze zelfs. Toch wil je niet zijn kant op gaan, wellicht omdat je in je leven de ervaring opgedaan hebt, dat God er toch is en deze wereld en jouw leven niet los laat. Hoe ga je dan om met de vanzelfsprekendheid van de verklaringen van de dingen, zonder God? Hoe reageer je als gelovige op wetenschappelijke inzichten, zoals de wreedheid die Ter Linden signaleert in het evolutionaire proces waarmee leven op aarde is ontstaan?
Gelovige mensen volgen verschillende strategieën in het omgaan met vragen die het huidige wetenschappelijke wereldbeeld oproepen. Er is de strategie van vragen aan de kant duwen door er gewoon niet over na te denken. Voor velen is dat echter geen mogelijk strategie. Het is toch een vorm van struisvogelpolitiek.
Anderen volgen de strategie van het zoveel mogelijk vragen stellen bij de huidige wetenschap. Ze proberen de resultaten van wetenschap in twijfel te trekken en te relativeren. Op zichzelf genomen is het goed om kritische vragen aan de wetenschap te stellen en niet elke mening voor zoete koek aan te nemen ‘omdat wetenschappelijk onderzoek ons laat zien dat….’ Bovendien is wetenschap zelf ook kritisch over haar resultaten en worden paradigma’s en theorieën nog wel eens bijgesteld. Toch is het voortdurend relativeren van de wetenschap geen erg vruchtbare strategie om je de vragen van het lijf te houden die opkomen bij het geloof, als gevolg van huidige wetenschappelijke inzichten. Het heeft iets ongeloofwaardigs, omdat je op veel vlakken in het leven soms juist groot vertrouwen hebt in wetenschappelijke resultaten, op medisch gebied bijvoorbeeld of op technisch gebied.
Het is een veel vruchtbaarder strategie om helder te onderscheiden tussen wetenschappelijke uitspraken en verklaringen en uitspraken en verklaringen van het geloof. Niet omdat geloof en wetenschap twee gescheiden werelden vormen, maar omdat geloof en wetenschap op verschillende manieren over dezelfde wereld spreken of over eenzelfde gebeurtenis. Een duidelijk voorbeeld is de geboorte van een kind. Die geboorte kun je wetenschappelijk, biologisch, afdoende verklaren en toch kun je naast die wetenschappelijke verklaring ook een gelovige verklaring van dezelfde gebeurtenis geven. Niet in plaats van de biologische verklaring maar complementair: ik geloof dat God in de door de wetenschap verklaarde processen de hand heeft gehad en dat Hij de Schepper is van dit nieuwe leven. Wetenschapsfilosofisch is het niet moeilijk om te laten zien dat de wetenschappelijke verklaringen van het ontstaan van moraal of het ontstaan van de wereld en het leven daarop, zowel met als zonder het geloof in een Schepper kunnen gaan. Dat gelovigen op het eerste spoor zitten, is prima te verantwoorden. Verder zijn er zijn heel wat (Bijbels-)theologen die vervolgens uiteenzetten, hermeneutisch en exegetisch, dat het niet afdoet aan het geloof in de Bijbel als betrouwbare openbaring van God, als je huidige wetenschappelijke inzichten wilt aanvaarden.
Nog niet klaar
Toch is het nog maar de vraag of je daarmee als gelovige klaar bent. Is het niet zo, dat juist als je huidige wetenschappelijke inzichten accepteert en combineert met geloofsovertuigingen, veel vragen dan pas beginnen?
Stel nu dat je het huidig gangbare evolutionaire wereldbeeld accepteert en er vanuit gaat dat het best zo zou kunnen zijn dat de soorten op onze wereld zijn ontstaan via een proces van natuurlijke selectie. Dat combineer je met het geloof in God als goede schepper van de wereld en het leven dat er aanwezig is. Dan rijzen de vragen waar Ter Linden over schrijft. Is dit proces van evolutie wel met een goede Schepper te verbinden, of komt dit godsbeeld dan onder grote druk te staan? Je kunt misschien betogen dat dit geen nieuw probleem is, maar een onderdeel is van de vragen die al het lijden in de wereld ook al stelden aan het geloof. Het is goed om er nog eens over na te denken. Dat gebeurt in dit nummer van Kontekstueel.
Een ander voorbeeld dat ook ter sprake komt in dit nummer, is het volgende. Als je het gangbare evolutionaire schema van het ontstaan van levende wezens volgt, dan staan mensen dus niet aan het begin, maar komen pas heel erg laat in de geschiedenis van de wereld naar voren. Mensen hebben volgens dit schema een ontwikkelingsstadium doorgemaakt van duizenden en duizenden jaren tot de huidige mensensoort ontstond. Wat zegt dat alles over ons mensbeeld? Valt dit wel te rijmen met een zondeval die de huidige mensheid beïnvloedt? Een zondeval als een historisch moment wordt dan toch wel lastig, zou je zeggen. Betekent dat een (ongewenste) theologische verschuiving? Of zou je toch voor één of andere vorm van een historische zondeval moeten gaan, binnen het evolutionaire schema? Over deze vragen hebben Gijsbert van den Brink en Kees van de Kooi ook geschreven in hun Christelijke dogmatiek. Van den Brink wordt in dit nummer van Kontekstueel op dit punt bevraagd. In andere artikelen in dit nummer klinken weer andere stemmen. Hopelijk brengt dat ons weer wat verder.
Dr. Arjan Markus is predikant (PKN) te Rotterdam Delfshaven. Mailadres: