nr2 • 2013 • Heidelberger persoonlijk
28e jaargang nr. 2 (nov. 2013)
Heidelberger persoonlijk
T. Hoekstra, M.J. Ouwerkerk-Louter en T.H. van der Hoeven
T. Hoekstra
Wat heb je er nu aan…
De Heidelbergse Catechismus had ik nog nooit gelezen, hoewel ik als zoon van een dominee, als O.T.-voorzitter van de christelijke studentenvereniging Lux ad Mosam te Maastricht en als studentmedewerker van de oecumenische studentenekklesia Tafelstraat13 voldoende in aanraking kom met (een breed scala van) geloof en religie. Persoonlijk is geloven voor mij grotendeels een zaak van het hoofd. Het gevoel mag niet worden overgeslagen, maar ik heb een automatische neiging om een proces van rationalisatie in te zetten en mij minder te richten op het gevoel.
De Heidelbergse Catechismus lijkt daar in principe goed bij aan te sluiten: een beredeneerde, vaak van verwijzingen voorzien, vraag-antwoord vorm van duidelijkheid. Wat er staat kan je verwonderen, je mag er op afdingen en er op los interpreteren, evenzo mag je je erdoor laten leiden en het gebruiken. Al lezende, herkende ik vaak door mij overgenomen losse uitspraken. Zo heb ik vaak genoeg –al dan niet ludiek- rondgevraagd ‘wat [men] er nu aan had, dat ze dit alles geloven’ (vrij naar vraag 59). Het antwoord op die vraag is in de praktijk anders van aard, dan die in de Catechismus te vinden is. Veel meer gaan mensen in op welke waarde hun geloof in hun leven heeft. Daarmee geven ze volgens mij geen fout antwoord, maar vullen juist aan waar de Catechismus een leegte kent; in het persoonlijke. Hoewel de Catechismus in een aansprekende persoonlijke vorm is geschreven en er veel persoonlijke overtuigingen door zijn gevormd, mis ik bij het lezen een antwoord waar ik me als persoon mee kan relateren. Mijn rationaliteit ten spijt, lijk ik in mijn geloofsovertuiging meer gevormd te worden door persoonlijke ervaring. De Catechismus is voor mij niet hét antwoord op al mijn vragen en twijfels, noch de inkleuring van mijn vaste overtuigingen en hardnekkig hopen.
De waarde van de Catechismus is lange tijd voor mij verborgen geweest, aangezien ik het niet gelezen had. Eenmaal gelezen, voegt het wat toe. Om in beeldspraak te vervallen: het is als een sleutel voor een deur in een van de muren waar je als gelovige tegen op loopt in je leven. Rationeel geeft het een gedegen basis om verder op weg te gaan, maar het opent niet alle deuren en past niet op alle sloten.
En zoals elke sleutel iets kan openmaken, kan het ook op slot doen. Ik ben opgegroeid in een tijd van kerkfusie, ruime aandacht voor oecumene en in een tijd waarin het postmodernisme clashes tussen groepen als zodanig minder scherp lijkt te maken; met andere woorden: het afgeven op de Rooms-Katholieke Kerk valt op in negatieve zin. Ik ben voorstander van het benoemen van verschillen, het vrijelijk uitdragen van je mening en meningsverschillen te laten zijn, maar of het juist is (was) om het op dergelijke wijze te doen, betwijfel ik. Niet enkel de duidelijke taal richting de katholieke doctrine, maar ook de wijze waarop de Catechismus jaren is gebruikt, maakt denk ik dat het deuren heeft gesloten voor mensen die de rigiditeit en dogmatiek reden vonden om zich buiten de muren van de kerk te begeven.
Geloven voor mij is echter juist het insluiten, het omzien naar elkaar. De mensen opzoeken en hen vertellen over het geloof. Bij dat verhaal kan de Catechismus helpen, maar het mag het gesprek niet afkappen.
Thomas Hoekstra BA is masterstudent Nederlands Civiel Recht aan de universiteit van Maastricht en studentmedewerker bij de oecumenische studentenekklesia Tafelstraat13.
Mailadres:
M.J. Ouwerkerk-Louter
Dat niet alleen anderen, maar ook mij…
Er was een tijd dat ik een aanzienlijk deel van de Heidelberger Catechismus uit mijn hoofd kende. Het leerboek van mijn jeugd, kan ik wel zeggen. Maandagavond op de catechisatie vaste prik; een van de vragen en antwoorden uit je hoofd opzeggen. Ik deed dat altijd met plezier, hoewel ik mij realiseer dat niet elke catechisant mij dit na zal zeggen. Toch zijn er weinig vragen blijven hangen, als ik zo terugdenk. Het was vooral een kwestie van verstand.
Slechts een enkel antwoord raakte iets in mij, waardoor ik hem onthield. Zondag 1 vraag 1 (Wat is uw enige troost?), zondag 7 vraag 21 (Wat is een waar geloof?), maar ook de welbekende zondag 10 vraag 27 (Wat verstaat gij door de voorzienigheid Gods?). Die laatste was een uitdaging. Zei je alles wel in de goede volgorde op? Maar dat natuurlijk niet alleen. Ergens voelde ik wel dat er iets op het spel stond in die vraag. Met de andere vragen die ergens bleven hangen, was het net zo.
Het heeft iets van een kunstwerk, de Heidelberger. De existentiële lading is onmiskenbaar. Ontstaan vanuit een zekere urgentie. Verrassend genoeg, of misschien is dat helemaal niet zo verrassend, is een heel aantal vragen nog steeds actueel. In de prediking, de catechese en het pastoraat komen ze, al dan niet in andere bewoordingen, nog steeds ter sprake. Ergens zijn het levensvragen. Hulde aan de HGJB die in de catechesemethode Follow Me op een verfrissende manier vragen uit de Heidelberger verbindt aan diverse thema’s. Ik moet eerlijk bekennen dat ik daardoor ook weer scherper ben gaan zien wat het doel van een catechismus is.
Aan een kunstwerk ga je niet tornen. Natuurlijk zijn er andere vragen in onze tijd. Maar het volstaat niet om een enkele vraag toe te voegen, of aan te passen. De Heidelberger Catechismus heeft zijn eigen waarde en heeft die ook bewezen. Laat dat gewoon staan, zou ik zeggen. Onze tijd vraagt, net als elke tijd, om een nieuwe manier van geloofsverwoording –en verantwoording. Waarbij een catechismus met vragen en antwoorden nog weleens heel geschikt zou kunnen zijn. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de vraag naar Gods aanwezigheid in deze wereld en naar de verwachting van Christus’ komst, maar ook aan vragen rond kerk en samenleving, over doop en avondmaal en over navolging.
Hoe dan ook, ergens in mij blijft het antwoord op vraag 21 rondzingen. ‘Een waar geloof is niet alleen een stellig weten of kennis (…), maar ook een vast vertrouwen (…) dat niet alleen anderen, maar ook mij eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is (…).’ Dat was zo gek nog niet, zo’n vraag met bijbehorend antwoord uit je hoofd leren.
Ds. Hanneke Ouwerkerk-Louter is predikant (PKN) te Rijnsaterwoude.
Mailadres:
T.H. van der Hoeven
Heidelberger – ergernis & erfenis
Het is al weer jaren geleden. We kampeerden ergens aan de Neckar en op een goede dag besloten we spontaan tot een kleine pelgrimage naar Heidelberg. Op het eerste gezicht een louter toeristisch bewegen, maar in werkelijkheid een terugkeer naar het vroege catechisatielokaal van onze jeugd. In Heidelberg konden wij het boekje moeilijk vinden, nauwelijks in de Heiliggeistkirche, waar ooit Ursinus voor het eerst uit het leerboek predikte, iets meer was bewaard in het Kurpfälzisches Museum.
Wel vonden wij nostalgie, toen onze gedachten daar tussen de heuvels onwillekeurig teruggingen naar het kustdorp van onze jeugd. Herfstige maandagavond, het miezerde altijd, de bruingele beneden achterkamer van onze wijkkerk, verf en behang uit de dagen der apostelen, het typische aroma van meer dan honderd jaar lang ambtelijk pogen - vanuit het ideaal der volkskerk - gedegen godsdienstles aan het veelal wat onwillige en ongemakkelijke kroost te slijten. Ik zag weer de vergrijsde sigaar-rokende dominee, geflankeerd door een ferme ouderling, die geroepen was om de orde te bewaken. Deze reikte ons persoonlijk een hard gekaft beduimeld boekje aan: de Heidelbergse Catechismus. Een eerste kennismaking, waarbij het mij al snel opviel, toch merkwaardig, dat de inhoud van het leerboek zelf voortdurend uitgelegd moest worden. De taal was archaïsch, het dogmatisch gehalte hoog en het dagelijks leven ver weg. Zoals bij de oude formulieren in onze kerkdiensten, ze waren bedoeld om ons iets duidelijk te maken, maar ze behoefden van lieverlede zelf ondertiteling. Dominee deed echt zijn best, maar mijn eigen geestesleven raakte weliswaar niet deerlijk gehavend, wel ondervoed. Een kwestie van stug volhouden, maar het werd in die dagen nooit een houden van. Ik schaam mij nu voor deze bekentenis, maar een zeker dieptepunt werd destijds mijnerzijds bereikt bij de behandeling van Zondag 41, 109: ‘Dewijl ons lichaam en ziel tempelen des Heiligen Geestes zijn, zo wil Hij, dat wij ze beide zuiver en heilig bewaren; daarom verbiedt Hij alle onkuise daden, gebaren, woorden, gedachten, lusten en wat den mens daartoe trekken kan.’ Qua leeftijd en hormonen was ik eindelijk toe aan wat lust & liefde, doch dat ging zo mooi niet door. Juist dit stuk moesten wij ook uit het hoofd leren! Van de weeromstuit viel mijn oog steeds minder op het leerboek en des temeer op begaafde catechisantes. Catechisatie-crisis, gelukkig kwam er een nieuwe dominee, die ons op meer eigentijdse wijze in de geheimen van het christelijk geloof inwijdde.
Heidelbergse ergernis uit mijn onbedachte jaren, eerst veel later was ik in staat deze erfenis te waarderen. Wel kritisch. Nooit een harnas of procrustesbed, geen dwingend geloofsschema, maar inspirerend, normerend en richting wijzend. In leerdiensten en catechese loont het de moeite in tijden van kleine kennis en onmetelijke oppervlakkigheid mede op deze wijze de essentialia van het gelovig leven aan de orde te stellen. Als ooit mijn oude catechiseermeester toch pogen een oude, gekende stem te vertolken. En het allermooiste, onopgeefbaar (!), het begin over de enige Troost, want daartoe is de kerk op aarde, het unieke van het Evangelie: deze Troost bieden. Het hart van de zaak, al het andere is secundair. Het gaat over dood, leven en eeuwige liefde. Niet iedereen begrijpt dit meer, zelfs niet onder theologen. Modernen als Carel ter Linden kunnen je alleen nog onder de grond stoppen, net als alle humanisten en nihilisten, aan de hemel voorbij. Leegte in domineesgewaad. Dan liever het robuuste, soms weerbarstige, maar toch troostende getuigenis van zo’n oud leerboek. In Godsnaam toch een eerlijk en heerlijk troostboek.
Dr.Ton van der Hoeven is predikant (PKN) in Voorburg.
Mailadres: