Skip to main content

nr3 • 2013 • Viering van de paasnacht

januari 2013 (jaargang 27 nr. 3)

D.J.K.G. Ruiter

Viering van de Paasnacht

Het zal rond 1970 geweest zijn, dat ik voor het eerst iets hoorde over een paaswake. Zoiets als een kerstnachtdienst, maar dan met Pasen. Als ik het me goed herinner was het tijdens een liturgie-werkgroep van prof.dr. G.N. Lammens aan de VU. Hij vertelde hoe hij zo'n paasnachtviering had meegemaakt in Rusland, met als indrukwekkend hoogtepunt de uitroep: Christos Woskrese (Christus is opgestaan).
 Maar dat was niet het enige. Een groot aantal zaken komt daarbij aan het licht. Zoveel, dat je deze dienst gerust de moeder van alle erediensten zou kunnen noemen, met een variant op Augustinus, die spreekt over 'de moeder van alle vigilies (nachtwaken)'. Zoals Pasen het centrale feest is in het christendom, en daarin uitdrukkelijk analoog aan Pesach in de Joodse kalender. Daarmee zijn de wortels van Pasen al genoemd, en dat komt in verschillende bijzonderheden naar voren. (De teksten van de viering zijn te vinden in het Dienstboek van de PKN, deel 1.)

Deze bijbels-joodse wortel staat nadrukkelijk centraal. Toch heeft de christelijke gemeente eigen conclusies getrokken, tot op de opstanding van Christus. Niet toevallig is zijn sterven en opstanding geplaatst tijdens de viering van Pesach. Reeds in de 2e eeuw getuigt een paaspreek van Melito van Sardes van een nachtelijke viering. Augustinus heeft daar ook over gesproken, terwijl een deel van de teksten mogelijk afkomstig is van Ambrosius. In de loop der eeuwen zijn er vanuit verschillende tradities eigen ontwikkelingen geweest. In de tijd na de middeleeuwen kwam er een verschuiving van een aantal elementen naar de morgen van de Stille Zaterdag, met onder meer het dopen. Halverwege de twintigste eeuw zien we een herleving in de liturgische beweging, zowel in Rome als in de Reformatie. Het zoeken naar oorsprongen en bronnen heeft geleid tot herstel van de afwijkingen. Vanuit het Vaticaan werd de viering in de nacht van zaterdag op Paaszondag bevolen, met inbegrip van die elementen die vanouds in deze viering een plaats hadden.
 Pasen kan niet zonder Pesach
Als het Paasfeest de viering van het feest van Christus’ opstanding is, mag het ons niet ontgaan dat alles zich rond Pesach, de viering en gedachtenis van Israëls bevrijding uit Egypte afspeelt. Het is een welbewuste invulling van Pesach, en dan nu gericht op bevrijding uit zonde en dood. De sporen laten zich aflezen aan de onderdelen van de dienst:
1. Lof van het licht (Lucernarium)
2. De lezingen van de Schriften
3. Doop, belijdenis en doopgedachtenis
4. Maaltijd van de Heer

1. Lof van het licht
Centraal is het binnendragen van de brandende paaskaars. Daaraan is soms een ritueel voorafgegaan: het aansteken van een paasvuur buiten de kerk (zo mogelijk met behulp van vuurstenen). Aan dit vuur wordt de paaskaars aangestoken en de duistere kerk binnengedragen, waarbij voorganger of cantor zingt: Het licht van Christus. De gemeente antwoordt met: Heer, wij danken U. Het klinkt telkens een hele toon hoger, in totaal drie keer. Daarna kunnen kaarsen worden aangestoken aan de paaskaars en die worden weer verspreid over de gemeente, zodat er een lichtzee ontstaat. Daarna wordt het Exsultet aangeheven, de grote lofprijzing, gezegd of liever nog: gezongen.

2. De lezingen
Oorspronkelijk was er een samenstel van 12 lezingen. In het Evangelisch-Luthers Dienstboek worden ze aangegeven: 1. Genesis 1:1- 2:3 (Schepping); 2. Genesis 5-8 (Noach en zondvloed); 3. Genesis 22:1-19 (Binding van Izaak); 4. Exodus 12:1-11 (Pesach en uittocht uit Egypte); 5. Exodus 14:24-15:1 (Doortocht door de zee); 6. Jesaja 54:17-55:11 (Terugkeer uit ballingschap); 7. Baruch 3: 9-38-4:4 ((Wijsheid en inkeer); 8. Ezechiël 37:1-14 (Dal van beenderen); 9. Jesaja 4:1-6 (Herstel van Jeruzalem); 10. Jona 3:1-10 (Jona in Nineve); 11. Deuteronomium 31:22-30 (Mozes)
12. Daniël 3:1-24 (Drie mannen in de vurige oven). De lezingen worden telkens gevolgd door een gebed, een meditatieve stilte en een lied (veelal uit de psalmen), dan wel de cantica van het Oude Testament (Ex. 15, Jes. 5 en Deut. 32).
In de Byzantijnse ritus kent men 15 lezingen. In het Dienstboek van de PKN wordt een vorm met zeven lezingen voorgesteld, met een keuze die vrijwel gelijkluidend is aan de reeks uit het Missaal voor zon- en feestdagen uit 1973. Daarbij wordt de opmerking geplaatst, dat een verdere reductie eventueel mogelijk is, maar de lezing uit Genesis 1 en Exodus 14 zal in alle gevallen aan de orde moeten komen.

3. Doop en doopgedachtenis
Vanouds is deze dienst bij uitstek de gelegenheid voor de doop van de (veelal volwassen) catechumenen. Het zingen van psalm 42, de lezing uit Romeinen 6:3-11, het doopgebed dat inhoudelijk verwant is aan het 'zondvloedgebed", de verzaking van de duivel en zijn praktijken, en de geloofsbelijdenis, worden tenslotte gevolgd door de bediening van de doop, of de doopgedachtenis.

4. Maaltijd van de Heer
Vervolgens wordt het Gloria gezongen, volgt er een gebed en een lezing uit de brieven (Kol. 3:1-4) alsmede de lezing van het paasevangelie. De viering van de maaltijd vindt plaats en nadat er een dankgebed is uitgesproken volgt het einde van de dienst.

Realisering
De oorspronkelijke bedoeling was een Paaswake die de gehele nacht zou duren totdat het morgenlicht aanbrak. Het begin van de dienst ligt na zonsondergang, wanneer het al donker is. Voor de doopkandidaten volgt de bekroning van het catechetisch onderwijs wanneer er gedoopt zal worden. De zes voorafgaande zondagen, met de daarin voorgestelde lezingen, kunnen heel goed verstaan worden als een catechetische voorbereiding op de doop. In dat kader werken nu ook de twaalf lezingen; ze vormen een laatste onderricht. Wanneer men een half uur per lezing en meditatie berekent, wordt de duur van een complete wake benaderd. Het is opvallend, dat er zo'n groot aantal lezingen uit het Oude Testament genomen is. We mogen bedenken dat aanvankelijk iedere zondag uit het Oude Testament is gelezen, maar in de loop der eeuwen is die lezing op de achtergrond geraakt (behalve in de getijden van de kloosters). De plaats van de maaltijd van de Heer geeft aan, dat de instelling van die maaltijd binnen het kader van de paasmaaltijd kan worden gezien.

Praktijk
De vraag is hoe in een protestantse traditie een dergelijke viering gestalte kan krijgen. Zoals gezegd, de lutherse kerken kennen zo'n viering. De anglicanen volgen eenzelfde spoor. Ook in andere, reformatorische kerken wordt ermee gewerkt. Het blijkt dat er verschillende mogelijkheden zijn. Vanuit eigen ervaring noteer ik enkele overwegingen en toepassingen.

a. Materiaal
Het is bij ons in de Christelijke Gereformeerde Kerk in Harlingen zo rond 1990 begonnen met een liturgiecommissie en een cantorij. Daar werd de gedachte uitgesproken om iets in de trant van een paaswake te doen. Zo mogelijk zouden jongeren en kinderen erbij betrokken moeten worden. Dat had gevolgen voor de opzet: geen complete viering gedurende de nacht. Gekozen werd voor het begin van de avond. Voor het aantal lezingen zouden lectoren worden gevraagd, vooral vanuit de jongeren. De liederen moesten voor een deel aansluiten bij vooral de kinderen. Het werd de taak van een kind om de vraag van de paasnacht de stellen: 'Waarom is deze nacht anders dan de andere nachten? De vraag, ontleend aan Exodus 3:14, die een belangrijke rol speelt bij de sedermaaltijd van de Joodse Pesachviering. De vraag maakt het mogelijk bevrijdingsverhalen te vertellen: dus om de lezingen van de paasnacht te duiden.

b. Lezingen
De lezing van Genesis 1 en Exodus14 is essentieel. Het scheppingsverhaal kan heel uitgebreid aan de orde komen. Verschillende lectoren lezen dan één van de scheppingsdagen. Na iedere dag kan men de corresponderende strofe van gezang 2 (Liedboek voor de kerken) zingen, zo mogelijk in wisselzang, zoals aangegeven. Tevens kan het onderstreept worden met het gebruik van een menorah (7-armige kandelaar), waarbij dan de middelste kaars voor de zevende dag bestemd is (het is de centrale dragende kaars), terwijl de dagen 1 en 4, 2 en 5, 3 en 6 met elkaar corresponderen. Immers wordt op de 4e, 5e en 6e dag de invulling gegeven van wat er in respectievelijk de 1e, 2e en 3e dag tot stand is gekomen. Soms werd de lezing uit Genesis 1 zeer bekort tot de verzen 1-5, met als lied gezang 1. De lezing uit Exodus 14 loopt uit op het Schelfzeelied, dat in berijmde vorm gezongen kan worden (gez. 6). Hierbij kan een koor of cantorij goede diensten bewijzen. Uit de overige lezingen zal minstens een lezing uit de profeten gekozen moeten worden. Men kan daar per jaar variatie in aanbrengen. 

c. Doop
Wanneer er dopelingen zijn (pasgeboren kinderen of volwassenen), dan is de Paasnacht een uitgelezen gelegenheid voor de doop. Vanuit het 'zondvloedgebed' wordt de link gelegd met Noach, maar ook met de uittocht. Tevens komt de apostolische geloofsbelijdenis - oorspronkelijk immers een doopbelijdenis- goed tot zijn recht. De lezing uit Romeinen 6 legt een mooi verband met de doop en de dood en opstanding van Christus. Wanneer er geen dopelingen zijn, kan dit onderdeel een doopgedachtenis zijn: alle aanwezigen worden bepaald bij hun eigen doop. Het krijgt een uitgesproken karakter wanneer ouderen of jongeren door de persoonlijke belijdenis van hun geloof hun doop be-amen.

d. Avondmaal
De viering van de maaltijd van de Heer heeft in deze dienst een geheel eigen betekenis. Toch kan het voor velen enigszins bevreemdend werken doordat het in hun ervaring eerder in verband staat met de (offer)dood van Christus dan met zijn vreugdevolle verrijzenis. Wanneer dat een reden zou zijn om het niet te vieren, zal het lezen van het evangelie van de opstanding zeker een plaats moeten hebben.

Ten slotte
De viering van de Paasnacht heeft nog niet zo'n grote belangstelling als de viering van de Kerstnacht. Inhoudelijk gaat het om dezelfde zaken, want de duisternis is door het licht verdreven en zo is het heil van God in Christus verschenen. Maar de toonzetting is wel anders. Pasen is niet meer los verkrijgbaar, want er is heel wat aan voorafgegaan. Een totale geschiedenis van Gods heil trilt erin mee. Het zijn niet meer de warme gevoelens die op de voorgrond treden, het is wel de diepe vreugde vanwege Christus die de dood heeft overwonnen.

Ds. Hans Ruiter is emeritus predikant van de Chr. Geref. Kerk te Franeker en Harlingen.

Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. 

 

 

 

 

G.C. van de Kamp

Om Hem te gedenken

 

In 1989 verscheen in de serie Werkboekjes voor de Eredienst de eerste druk van De drie dagen van Pasen. (In 2001 herzien en herdrukt.) Toen ik het boekje schreef, was ik predikant in Delft. Vanaf 1987 vierden we als hervormde en gereformeerde wijkgemeenten samen de drie dagen van Pasen met diensten op de avond van de Witte Donderdag en de Goede Vrijdag en de late avond van de Stille Zaterdag. Deze traditie duurt voort tot op vandaag.

 

Ik schrijf vanuit mijn ervaring als gemeentepredikant die in de loop van de jaren vertrouwd geraakt is met een zeer uiteenlopende praktijk van vieringen. In de Christelijke Gereformeerde Kerken, waar ik begon als predikant, bestond de gewoonte van de zeven lijdenszondagen, met aan het slot de diensten op de Goede Vrijdag en de eerste Paasdag. De enige verandering die ik in mijn eerste gemeente introduceerde, was de overgang van zeven lijdenszondagen naar de zes zondagen van de veertigdagentijd. In de Gereformeerde Kerk van Wassenaar-Zuid kon ik een begin maken met de viering van de drie dagen van Pasen.Tot de introductie van de Paaswake is het daar toen niet gekomen.

De redactie vroeg mij de verschuivingen te overzien die gedurende de laatste vijftig jaar plaats vonden met betrekking tot de viering van de Stille Week. De verschuivingen worden voor een deel weerspiegeld in mijn eigen ervaring. Ik zal ze in kaart brengen tegen een bredere oecumenische achtergrond, proberen ze theologisch te duiden en aandacht besteden aan motieven die ik ervoor waarneem.

Lijdenstijd wordt veertigdagentijd

In kerken waar men de drie dagen van Pasen viert, houdt men zich aan de telling van de veertig dagen met zes zondagen. De zes weken voor Pasen tellen weliswaar 42 dagen, maar omdat de zondagen geen vastendagen zijn, blijven er 36 dagen over. Om aan het getal 40 te komen begin je te tellen op de woensdag voor de eerste zondag van de 40 dagen, de zogeheten Aswoensdag.

De traditie van de zeven lijdenszondagen is een typisch Nederlands gebruik, waarbij het getal zeven verwijst naar de zeven kruiswoorden. In mijn jeugd hoorde ik vanaf de zevende zondag voor Pasen preken over het lijden van Christus. Waar deze traditie wordt losgelaten, verdwijnt de gewoonte van de wekenlange meditatie over het lijden en sterven van Christus.

Volgens de klassieke jaarorde, die onder andere bewaard is in het luthers leesrooster, leest men het evangelie van de passie volgens Matteüs in de hoofddienst van de Palmzondag. Maar omdat op deze zondag de dienst meestal geconcentreerd wordt rond het verhaal van de intocht in Jeruzalem, verdwijnt het lijdensverhaal volgens Matteüs naar het Concertgebouw. De dienst op de Goede Vrijdag heeft het karakter gekregen van een lezingendienst. Het evangelie van Johannes ligt op de lezenaar. Vaak is er in deze dienst geen preek. Het gevolg van deze ontwikkeling is dat het lijden en sterven van Christus in de verkondiging veel minder aandacht krijgt dan waar men de ‘klassieke’ lijdenstijd in acht neemt.

Een rondgang (op internet) langs kerken die niet de drie dagen van Pasen vieren, leert dat men toch vaak kiest voor een voorbereidingstijd van zes weken. In die periode leest men op de zondagen dichter bij Pasen echter wel de verhalen uit de passie.

Avondmaal verhuist

In kerken die kiezen voor de viering van de drie dagen van Pasen, viert de gemeente het Heilig Avondmaal in ieder geval op de avond van de Witte Donderdag. Dat betekent voor kerken die gewend waren de maaltijd van de Heer te vieren op de Goede Vrijdag een verschuiving. Tot deze laatste groep behoren kerken van confessioneel type, maar ook in vrijzinnige kerken bestaat deze gewoonte.

Dat het hier om een late ontwikkeling gaat uit de negentiende eeuw, blijkt uit het feit dat de Synode van de Hervormde Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden pas in 1853 tegemoet komt aan de hier en daar levende wens op de Goede Vrijdag het avondmaal te vieren. In de Gereformeerde Kerken is deze gewoonte niet ingeburgerd geraakt.

Het bezwaar tegen de viering van het avondmaal op de Goede Vrijdag is de eenzijdige concentratie op het lijden en sterven van Christus waarbij gemakkelijk uit het oog verloren wordt dat de Heer zelf de gastheer is. De viering van het avondmaal op de avond van de Witte Donderdag en meer nog in de Paaswake getuigt van het geloof dat de opgestane Heer ons aan zijn tafel vraagt.

Herontdekking

Hoewel de Paaswake veel oudere wortels heeft dan de al lang populaire Kerstnachtdienst, is er echt sprake van een herontdekking, niet slechts in de kerken van de Reformatie, maar ook in de Rooms-katholieke kerk. In deze kerk bestond weliswaar de liturgie van de Paaswake, maar deze werd gevierd op de ochtend van de Stille Zaterdag. Van participatie door het gewone volk aan deze vieringen, die vooral in kloosters werden gehouden, was nauwelijks sprake. Het herstel van de Paaswake is te danken aan de Liturgische Beweging in de Rooms-katholieke kerk. De herstelde Paaswake werd voor het eerst gevierd in 1951 en in 1956 tot verplichting verheven. Pas veel later vond deze traditie ook ingang in (sommige) protestantse kerken. Aan deze introductie heeft in hervormde kring de verschijning van De Adem van het Jaar (eerste editie 1962-1963) bijgedragen. In de Gereformeerde Kerken was het werk van G.N. Lammens baanbrekend. Hij stond aan de wieg van de uitgave Anders dan alle andere nachten, een liturgie voor een paasnachtviering van het Convent van Kerken dat destijds de radiokerkdiensten verzorgde. Soms wordt de kritische vraag gesteld of er wel sprake is van een herstel van de Paaswake, als de viering beperkt blijft tot een dienst op de late avond van de Stille Zaterdag en er geen werkelijke nachtwake wordt gehouden.

Bij de introductie van de viering van de drie dagen met inbegrip van de Paaswake, neemt het oecumenisch motief een belangrijke plaats in. Zeker bij de Paaswake speelt de herontdekking in de Rooms-katholieke kerk een grote rol. Het lutherse kerkjaar kende wel de viering van de Witte Donderdag, maar niet de Paaswake.

De weg naar de ontdekking van de liturgische jaarorde in de protestantse kerken is in de eerste helft van de twintigste eeuw geplaveid door de Liturgische Beweging die toen vooral zijn beslag kreeg in de Nederlandse Hervormde Kerk. Deze beweging had in de tweede helft van de vorige eeuw de wind mee.

In de literatuur vinden we als karakteristieken van de Liturgische Beweging drie momenten. De gemeente is betrokken bij wat in de kerk gebeurt; ze neemt actief deel. Op de tweede plaats krijgt de eredienst het karakter van aanbidding; de taal is die van lofzegging en dank. Op de derde plaats heeft de eredienst een belijdend karakter: de leer wordt in de liturgie belijdenis. Aan die momenten komt ook de viering van de drie dagen van Pasen tegemoet: de gemeente is werkelijk betrokken bij wat in de kerk gevierd wordt. De moderne mens is gevoeliger geworden voor het ritueel dat instrumenten aanreikt om de eigen betrokkenheid te beleven. De vieringen tijdens de drie dagen van Pasen bieden daartoe volop de gelegenheid. In de Paaswake is er het spel met licht en water. Op de Goede Vrijdag kunnen er bij het kruis bloemen gelegd worden of lichtjes aangestoken. Op de avond van de Witte Donderdag en in de viering op de late avond van de Stille Zaterdag wordt de maaltijd van de Heer gevierd.

Evaluatie

Het belang van de viering van de drie dagen van Pasen is dat de samenhang van het lijden en sterven van Christus en zijn opstanding beter bewaard wordt. De traditie die vanaf de eerste lijdenszondag tot en met Goede Vrijdag in de verkondiging stil stond bij het lijden en de dood van Christus had moeite met de betekenis van Pasen. De herontdekking van de klassieke viering betekent een heilzame correctie. Ook voor de viering van het avondmaal. De eenzijdige concentratie op de gedachte van de verzoening door het bloed van Christus, laat andere aspecten van de maaltijd van de Heer onderbelicht. Het avondmaal kan weer een viering worden ‘waar de Levende zelf met heel de eschatologische werkelijkheid van het verlossend pascha in woord en teken in ons midden is’ (Lammens).

De veertigdagentijd herinnert zeker bij het hanteren van de klassieke lezingen aan de tijd van voorbereiding op het ontvangen van de doop met daarbij behorende vasten. Niet voor niets neemt de gedachtenis aan de eigen doop in de paaswake in huidige liturgieën een prominente plaats is. De accentverschuiving is duidelijk. Maar als dan ook nog de Palmzondag niet meer behandeld wordt als Passiezondag en de prediking op de Goede Vrijdag vervalt, gebeurt precies het omgekeerde van wat ik als kind meemaakte. De verkondiging over de laatste dagen van Jezus valt stil. Ik heb dat op den duur als een gemis ervaren. Zeker dichter naar Pasen toe – op de passiezondagen, de vijfde en zesde zondag in de veertig dagen – valt te bepleiten ook in de verkondiging aandacht te geven aan de eigenlijke passie. Het is daarom belangrijk op een evenwichtige manier om te gaan met de accenten van de beide tradities.

Wie in de Stille Week de Heer op de voet volgt en zich de gebeurtenissen te binnen brengt die in de evangeliën verhaald worden, ontkomt niet aan de historische orde. Toch gaat het in de liturgie niet om historische ‘gedenkdagen’. De gemeente komt niet bijeen voor een herdenking en evenmin voor een religieus toneelspel. Zelf zou ik bepaalde elementen die deze indruk wekken, willen vermijden. Daartoe reken ik het doven van de paaskaars op de Goede Vrijdag. Historisering en dramatisering worden vermeden, als de vieringen gedragen worden door het apostolisch vermaan Jezus Christus te gedenken die uit de doden is opgewekt (2 Tim. 2:8). Sleutelwoord voor de liturgie is gedachtenis. In de vieringen van de Stille Week komt de gemeente bijeen om het lijden en sterven van Christus te gedenken in de eenheid met zijn opstanding. In de gedachtenis is het verleden in het heden tegenwoordig met het oog op de toekomst. Het verleden is present als belofte voor de toekomst.

 

Dr. Gerrit van de Kamp is emeritus predikant (PKN).

Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.