nr6 • 2023 • Strijd om de ziel
37e jaargang nr. 6 (juli 2023)
thema: Zomernummer
Gerrit van Meijeren
Strijd om de ziel
In 1989 kocht ik net als vele anderen het boek Ver heen (1988) van hoogleraar psychiatrie P.C. Kuiper. Het is het verslag van een depressie. Piet Kuiper, in hoog aanzien bij psychiatrisch Nederland vertelt openhartig over de depressieve stoornis waarin hijzelf terechtkomt.
Het boek trok in kerkelijke kring waarschijnlijk mede de aandacht door de passages die Kuiper aan het geloof wijdt. Die stemmen niet bepaald vrolijk. Hij beschrijft hoe hij ervan overtuigd is door God verworpen te zijn en in de hel te verkeren. Alle lieve mensen die voor hem zorgen in de kliniek ten spijt:
‘Leven wilde ik niet en sterven kon ik niet. Ik was immers al dood. Dit was toch de hel. Bergen valt op ons en heuvelen overdekt ons. (...) Het ging me door mijn hoofd: in de hel zijn toch zulke lieve mensen niet? Iedereen is aardig voor me. Zo organiseert God dat. Hij laat je even denken niet in de hel te zijn om je er dan des te harder in te laten vallen.’
Kuipers boek waarin de dubbele predestinatie zo’n beklemmende rol speelde, verscheen relatief kort nadat Aleid Schilder met haar boek Hulpeloos maar schuldig (1987) een steen in de (vrijgemaakt-)gereformeerde vijver gooide. Schilder ziet een verband tussen de gereformeerde nadruk op de totale corruptie van de mens, het ‘onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad’ van de Heidelbergse Catechismus en depressieve gevoelens.
Verder verscheen in diezelfde tijd C. Graaflands spraakmakende magnum opus Van Calvijn tot Barth over de oorsprong en ontwikkeling van de leer der verkiezing in het gereformeerd protestantisme. Graafland gebruikt dan het woord tragiek als het om de ontwikkeling van de predestinatieleer gaat. Een beweging die hij zelfs al ziet beginnen bij de aartsvader van de gereformeerde theologie Johannes Calvijn.
Tegen die achtergrond las ik indertijd Ver heen. Was dit boek niet ook een bewijs van de impact, die een onbijbelse verkiezingsleer op een mens kan hebben?
Kuipers biografie
Dat het allemaal toch wat ingewikkelder is, om een understatement te gebruiken, wordt duidelijk door het eerder dit jaar verschenen boek Strijd om de ziel van Koen Hilberdink. Het is een biografie van Kuipers leven in de psychiatrie. Een rake ondertitel die de verwevenheid van Kuipers persoon en werk laat zien.
Hilberdink, die eerder biografieën schreef over dichter Paul Rodenko en uitgever Johan Polak, heeft zich grondig in Kuiper verdiept. Dat wordt ook duidelijk uit de lange lijst informanten uit psychologische en theologische kring die hij heeft geraadpleegd. Beide invalshoeken zijn noodzakelijk om aspecten van Piet Kuipers leven te kunnen verstaan en duiden.
Piet Kuiper wordt in 1919 geboren en groeit als enig kind op in Soestdijk. Zijn vader Pieter Jan Kuiper is ondernemer en lid van de Nederlandse Hervormde Kerk, maar niet praktiserend. Op 53-jarige leeftijd – na het verlies van een dochtertje (5) en daarna zijn vrouw (50) - hertrouwt Pieter Jan met de 32 jarige Jaan Seldenrijk een verpleegkundige die de Gereformeerde Bond is toegedaan. Dat is Piets moeder. Zij neemt Piet op zondag altijd mee naar de kerk in Baarn, waar vanaf 1923 ds. I. Kievit predikant is. Kievit levert bestudeerde preken en is goed ingevoerd in de werken van Calvijn. Zijn boekje Tweeërlei kinderen des verbonds wordt overigens nog steeds herdrukt en zijn theologische erfenis leeft deels voort in hersteld hervormde kring. In Baarn op het lyceum raakt Piet bevriend met drie domineeszonen Leendert Kievit, Hein Blaauwendraad en – de latere bekende organist – Piet van Amstel. Met name op Piet van Amstel is hij zeer gesteld.
Hoewel de theologiestudie trekt en zijn moeder hem graag die kant op wil hebben, kiest Piet Kuiper ervoor om psychiater te worden. Hij gaat in Utrecht studeren, een periode die wordt gekleurd door de Tweede Wereldoorlog. Tijdens de oorlog komt hij onder de indruk van ds. K.H. Miskotte uit Amsterdam, die door Hilberdink heel mooi als een romanticus wordt getypeerd. Preken over de mens in zijn onmacht en lijden raken Piet en hij schrijft brieven aan Miskotte over zijn worsteling met stemmingswisselingen. Miskotte nodigt hem thuis uit en wijdt hem in in literaire en wijsgerige bronnen: Henriëtte Roland Holst, Thomas Mann, Kafka, Nietzsche.
Na de oorlog werkt Piet voor Zon & Schild in Amersfoort en later ook in Amsterdam. Hij is dan inmiddels gepromoveerd. Het is de tijd waarin dominees een flinke vinger in de pap hebben rondom benoemingen en waarin alle denominaties eigen instellingen hebben: de Amsterdamse Valeriuskliniek is gereformeerd, Zon & Schild hervormd. Door zijn werk in de hoofdstad krijgt Piet meer en meer interesse in de door Freud geïnitieerde psychoanalyse. Hij meldt zich aan bij de Vereniging en gaat ook zelf in analyse.
Homoseksueel
Wat je als lezer van Ver heen hier en daar vermoedt, wordt in de biografie van Kuiper onthuld: Piets eigenlijke geheim is zijn homoseksuele gerichtheid. In het theologische en ook maatschappelijke klimaat waarin hij opgroeit is daar geen plaats voor, in de wereld van de psychoanalytici evenmin: ‘Wilde hij psychoanalyticus worden dan moest hij eerst genezen.’ (p. 82)
Piets leven lijkt een wending te nemen als hij in 1952 in het huwelijk treedt met Noortje, dochter van Miskotte. De eerste rector van het hervormde seminarie in Driebergen, ds. H. Berkhof, had Kuiper al eens op het hart gedrukt dat hem één ding ontbrak: een vrouw. In Driebergen, waar Kuiper ook als docent optreedt, krijgt hij een relatie met de acht jaar jongere theologiestudent Noortje. Frappant is dat in het leven van de Miskottes eveneens grote verliezen geleden zijn. Door voedselvergiftiging op een bruiloft net na de oorlog overlijden Noortjes moeder en haar zus Alma.
Kuiper krijgt een aanstelling in Groningen waar ze naar toe verhuizen en het huwelijk met Noortje maakt al vanaf het begin zware tijden door. Al tijdens Noortjes zwangerschap legt Piet het aan met een verpleegster uit de kliniek. Later voelt Piet zich daar schuldig over en hij biecht ook alles op aan zijn schoonvader.
Wat Hilberdink dan schrijft is ontluisterend: ‘Miskotte begreep de worsteling met zijn ‘homo-aanleg’. Hij (=Piet) had een echtgenote nodig die honderd procent vrouw was en dat was Noortje volgens haar vader blijkbaar niet. Werd ze daarom vroeger in het gezin Miskotte al ‘the boy’ genoemd? (...) Schuldig hoefde Piet zich over de hele affaire niet te voelen. Zijn Über-ich sprak, niet ‘Gods woord’.’ Het zal niet de laatste keer zijn dat Noortje de schuld krijgt van de huwelijkscrises.
Na de affaire met Henny volgen er nog vele, soms met patiënten. Hilberdink maakt duidelijk dat Piet Kuiper hierdoor van zijn homoseksuele gevoelens probeert af te komen, maar tevergeefs. Er volgen ook talloze affaires met mannen, vaak vanuit afhankelijkheidsrelaties uit de academische wereld waar Kuiper als hoogleraar triomfen viert.
In een brief aan zijn vriend Karl Barth schrijft Miskotte in 1967 dat hij op het huis – een Amsterdamse flat – past van zijn dochter en schoonzoon ‘Prof. P.C. Kuiper (Psychopathologe)’ die voor een welverdiende vakantie in hun pas verworven onderkomen aan het Comomeer verblijven. Het huis vormt in feite de uitvalsbasis voor trektochten in de natuur met jonge mannelijke studenten. Tegelijkertijd omschrijft dezelfde Piet Kuiper als psychiater homoseksualiteit jarenlang als neurose waar een conversietherapie aan te pas moet komen. En door alles heen blijft Noortje hem trouw.
Narcistische ziel
De biografie van Piet Kuiper is treurig en hier en daar aangrijpend, maar ook belangwekkend. Allereerst biedt het een inzicht in de naoorlogse ontwikkelingen en trends van de psychiatrie. Lange tijd is er vooral een medisch, meer somatisch (lichamelijk) perspectief op psychische stoornissen en ligt de nadruk op medicatie. De psychoanalyse krijgt vervolgens de wind mee vanaf de jaren zestig en Hilberdink maakt je al lezend deelgenoot van de psychoanalytische scene die soms iets weg heeft van een sekte met een eigen, vaak dubbelzinnige geheimtaal. Het is de richtingenstrijd om de ziel van de patiënt.
En dan is er ook de confrontatie met de narcistische ziel van de hoofdpersoon. Piet moet en zal hoogleraar worden en is – zoals Stephan Sanders in de NRC schrijft – ‘altijd bereid zich voorop te plaatsen’. Gaandeweg ontwikkelt hij zich tot een gezaghebbend wetenschapper met veel macht, die niet aarzelt om die macht grensoverschrijdend in te zetten.
In Ver heen beschrijft Kuiper sans gêne de ervaring van Willem, een student die beseft dat het in Kuipers macht ligt hem toe te laten tot de opleiding. Willem vertelt hem later, Richard Wagners Ring des Nibelungen citerend, dat het leek alsof de god Wodan zelf het café binnenkwam.
Hilberdinks boeiende en zeer leesbare boek werpt onthullend en onthutsend licht op de persoon Kuiper, zonder gelukkig alle raadsels en ambivalentie weg te nemen.
Bij nader inzien blijkt Ver heen nu een veel minder openhartig – en daarmee kwetsbaar – boek te zijn dan het lijkt. Want wat er echt op het spel staat in Kuipers leven komt niet aan de orde. Anderzijds word ik bij herlezing toch weer geraakt door Kuipers roepen uit de diepten van zijn depressie en de schuldige(?) erkenning van zijn narcistische ik.
En zo geldt het ook de figuur van Noortje. Ver heen is aan haar opgedragen en ze komt op menig pagina voor. Maar als er iemand geleden heeft onder Piets narcisme en de kronkelwegen die hij insloeg, is zij het wel. Wat moet er in haar ziel hebben geleefd? Zij lijkt volkomen dienstbaar te zijn geweest aan haar echtgenoot.
Absolute normen
Wat verder triggert is de wereld van kerk en geloof waarin Piet groot werd. Het onderwerp homoseksualiteit is niet bespreekbaar in zijn jeugd. Hilberdink schetst een biotoop waarin absolute normen gelden en waarin de scheiding tussen wat goed is en kwaad altijd volstrekt helder is. Maar – ik parafraseer E.L. Smelik – wij leven niet in de ‘eigenlijke’ wereld van de onbetreden sneeuwvelden, waar het er onherbergzaam aan toe kan gaan, maar in de ‘werkelijke’ wereld waar geen sluitend ethisch systeem voldoet maar waar vrije adem nodig is om te leven.
Nog iets dat blijft haken: toen P.C. Kuiper in de kliniek was opgenomen en hij meende in de hel te verkeren, wilde Noortje uitdrukkelijk niet dat Leendert Kievit zijn jeugdvriend bezocht. Ds. Visbeek uit Maassluis wordt zijn pastor die hem op Thurneysiaanse wijze het evangelie verkondigt: ‘U komt uit een gereformeerde-bondsmilieu, is het niet? Ik kan heel veel van hetgeen in de gereformeerde bond leeft waarderen, de mystieke inslag, de innigheid en de bevindelijkheid, maar de manier waarop nogal eens de predestinatieleer gehanteerd wordt, dat geloof ik zo niet. (...) We kunnen God niet kennen op een andere manier dan in Christus. Hij laat zien wie en hoe God is. Was hij niet zachtmoedig? Genas hij geen zieken? Hij vertegenwoordigt geen grillige God, die mensen voorbeschikt voor de hel, hen laat zondigen en dan verdoemt tot een eeuwig straflijden, zoals dat heet. Dat klopt toch niet. Dat zijn toch verzinsels van mensen?’
G. van Meijeren is classispredikant van de Protestantse Kerk in Zuid-Holland Zuid en redacteur van Kontekstueel. Mailadres:
- Raadplegingen: 290