Skip to main content

nr5 • 2014 • ‘Pastoraal’ omgaan met homoseksualiteit

28e jaargang nr. 5 (mei 2014)

thema: Lastige liefde? Over homoseksualiteit en kerk

P.A. Verbaan
'Pastoraal' omgaan met homoseksualiteit

Het is één van de meest gebruikte uitdrukkingen. Hoe verschillend we in de kerk ook over homoseksualiteit denken, hoe verschillend hermeneutische keuzes ook uitvallen, we willen allemaal pastoráál omgaan met de homoseksuele medegelovige. Maar wat betekent dat in de praktijk?
De orthodoxe weduwe Hilligje Kok-Bisschop uit Rouveen werd afgelopen winter plotseling een bekende Nederlander. Eerder had ze meegewerkt aan Staphorst in tegenlicht, nu was ze te zien in de documentaire God houdt van vrouwen. Samen met haar homoseksuele zoon Willem, een van haar zeven kinderen, werd ze uitgenodigd in De Wereld Draait Door om haar levensverhaal te vertellen. Ze deelde hoe moeilijk ze het had gehad op de dag dat Willem huwde met een man. Ze was niet gegaan – om de kerk en om de mensen. De gesprekspartners aan tafel begrepen het niet. Matthijs van Nieuwkerk, die wist te vertellen dat homoseksualiteit onder vrijzinnig protestanten geaccepteerd is, vroeg: 'Weegt de liefde voor de Heer dan zwaarder dan de liefde voor uw zoon?' Ook vroeg hij 'Worstelt u dan met uw geloof waarin u bent grootgebracht?' Mevr. Kok antwoordde: ‘Nee, niet met m'n geloof, ik eer mijn Schepper boven alles, maar wel met de kerk.’
Zoon Willem begreep zijn moeder wel, al had haar afwezigheid pijn gedaan.
In een ander interview krijgt ze de vraag voorgelegd: ‘Vindt u dat uw zoon in zonde leeft?’ Het blijft even stil. Dan: ‘Ik zie homoseksualiteit als iets dat aangeboren is. Je kunt er niets aan doen. Mijn kerk zegt: als je het niet praktiseert, is er niks aan de hand. Maar ik zeg: homoseksualiteit is van alle tijden, dat er vroeger niet over gepraat werd betekent niet dat het niet bestond. Alleen; nu wordt er meer over gesproken en dat is goed....' Kort nadat mijn man was overleden, kwam de huisarts op bezoek. ‘Hilligje’, vroeg hij. ‘Hoe gaat het met u?’ ‘Niet zo best’ zei ik. ‘De ene zoon heeft een ernstig ongeluk gehad, de ander heeft de verkering uit en de derde is homo. En nou woont-ie nog samen ook.’ 'Nou’, zei de huisarts, ‘wees blij. Zo iemand leeft niet meer in zonde, die heeft een vaste vriend. Hij gaat zich niet verlustigen met een andere homo.’ Mevrouw Kok schippert tussen de wortels van haar orthodoxe geloof en de moderne maatschappij. En wie niet, als het om dit controversiële thema gaat?

Verborgen omgang

Nu is het gespreksonderwerp homoseksualiteit en kerk niet allereerst iets voor in de media. Pastoraat gaat over Gods verborgen omgang met ons mensen. Pastoraat vereist vertrouwelijkheid, daarom is in het pastorale gesprek de geheimhouding gewaarborgd. In de publieke ruimte spelen er altijd meer en andere motieven, bijvoorbeeld: de commerciële belangen van de documentairemakers, de gretigheid van weldenkend Nederland om de stereotypen van een bible-belt gemeenschap te bevestigen, het verlangen van Mw. Kok om - na door de kerkelijke (en sociale?) leefgemeenschap vermoedelijk minstens scheef of zelfs met de nek te zijn aangekeken - haar verhaal in de media te brengen. Tegelijk helpt haar 'coming out' in de media ook, bij alles wat er op af te dingen is – misschien zelfs wel meer dan lijvige studierapporten of beladen gemeenteavonden over dit onderwerp. Ik gebruik haar casus om een aantal waarnemingen die ik als predikant opdoe in het pastoraat en in de kerkelijk praxis van de Protestantse Kerk, hier te delen. Want wat zij vertelt, staat niet op zichzelf: het is voor velen herkenbaar.

Ecce homo

Pijn, pijn, pijn. Dat is steevast wat ik bespeur, wanneer ik als pastor m'n oor te luisteren leg bij mensen die je durven te delen van hun eigen homoseksualiteit of die van hun zoon of dochter, echtgenoot of echtgenote. De lange weg van worstelen, van ontdekken dat je niet op het andere geslacht valt, zoals je van jezelf dacht en dat geheim soms jaren meetorsen en niet durven of kunnen delen. Van vurig bidden en smeken om genezing die niet komt. En dan als het naar buiten komt, ja moet komen, die moeilijke weg van eerst een vriend of vriendin, een broer of zus en dan het de ouders of je partner vertellen, de verlegenheid, hardheid of juist de eerst hartelijke reactie daarna ('je blijft mijn kind') en zou je denken, de opluchting, bevrijding daarna. Maar nee, dan is de pijn niet voorbij, maar neemt die vaak juist toe: mensen die zich van je verwijderen, de vraag hoe doe je dat: leven terwijl je weet homo of lesbo te zijn, terwijl je dat woord zelf vreselijk vindt, maar plotseling is het er, ben jij dat. Steeds weer uitleggen dat er ook andere homo's zijn dan de Gay Pride doet geloven: is dit dan de vrijheid na de coming out? De vragen die komen: mag ik met iemand mijn leven gaan delen, ook als allerlei mensen zeggen dat het niet mag en de bijbel zo uitgesproken negatief is? Is er wel iemand voor mij? Ondertussen voel je de blikken van mensen, van familie of vrienden die je uit de weg gaan, ouders die het moeilijk vinden dat er geen kleinkinderen komen, maar ook niet zouden willen dat ze er wel kwamen met twee homoseksuele ouders, mensen die makkelijker over dan met je praten, ondertussen zich met jouw leven bemoeien en weten wat wel en wat niet kan of mag. En dan het iedere keer uitleggen dat jij niet veranderd bent, maar alleen hun kijken naar jou!

Pijn, pijn, pijn. In het interview vertelt Willem Kok dat het bij hem zo ver kwam in een bepaalde fase dat hij liever dood wilde. Dat was voor hemzelf en zijn omgeving veel makkelijker. Hoeveel van hen zijn niet door zo'n fase heengegaan? Ooit zei iemand het me zo: 'Kent u de uitdrukking: Ecce Homo? Vast wel. En ik weet dat 'homo' daar gewoon 'mens' betekent en dat Pilatus in het evangelie van Johannes die woorden zegt over Jezus. Tientallen schilderijen zijn er gemaakt van de lijdende Christus onder die titel. Misschien vindt u het wel heiligschennis, maar ik kijk graag naar die schilderijen. Ik herken me erin als homo. Daar zie ik Iemand, die onterecht veroordeeld wordt. Alleen omdat hij iets moest dragen, moest volbrengen. Hoewel hij niemand kwaad deed, werd hij wel te kijk gesteld. Zo voel ik me vaak ook: te kijk gezet. Allerlei mensen wassen hun handen in onschuld, maar ondertussen gaat het lijden verder. Wat heb ik fout gedaan? Moest ik dit lijden? En tegelijk, hoe wonderlijk, dat kijken naar Hem, zijn lijden troost mij.

Ongelijktijdigheid

Wat me steeds weer opvalt, ook in genoemde documentaire, is het verschil in fasering, de ongelijktijdigheid. Wat ik hierboven beschrijf, beschrijft voor velen slechts een bepaalde fase. Als mensen na zo'n weg iemand vinden met wie ze het leven zien zitten en gaan delen, komt er, waar anderen bewust single blijven, voor hen vaak een viermoment of een trouwdag, ook wanneer ouders of families daar niet of niet helemaal in mee kunnen komen. Als men na zo'n weg van pijn een stukje geluk gevonden heeft – “ook al blijft er ook dan een grote schaduw in mijn leven” – wordt die weg en Gods zegen daarover belangrijker dan wat anderen ervan vinden of denken. Mevrouw Kok geeft aan er op het moment van het trouwen van zoon Willem niet aan toe te zijn, maar daar nu toch anders naar te kijken. En ook haar dokter heeft wellicht een punt: is het ook hier misschien beter te trouwen dan van begeerte te branden? Iemand zei me: 'Waarom was ik wel blij toen vorig jaar mijn dochter trouwde met haar vriend, dominee, en ben ik nu niet blij nu mijn zoon trouwt met zijn vriend'? Dan voel ik me schuldig naar hem en denk ik: vraagt God dít van mij?

Die ongelijktijdigheid is er bij de betrokken ouders, in de gezinnen en ook in de familia Deï, de gemeente. De ene ouder kan je vertellen dat ze een fijne band hebben met hun schoonzoon, die in het huwelijk met hun dochter ontdekte homoseksueel te zijn en die tegelijk als geen andere schoonzoon op hen en zijn kinderen betrokken is. Een ander heeft geen contact meer met z'n broer – want ja, die was altijd al zo vreemd en homoseksualiteit is toch tegennatuurlijk, dominee? Hoe verschillend reageren mensen niet wanneer hun man, hun vrouw, hun kind of hun predikant homoseksueel blijkt te zijn?

Meer dan homo

Wat betekent pastoráál omgaan met homoseksualiteit nu, in een gemeente waarin de een er zo heel anders over spreekt, denkt en oordeelt dan de ander? Ik kan alleen maar voor mijzelf spreken: ik moet zeggen dat ik steeds minder waarde hecht aan uitvoerige hermeneutische uiteenzettingen. Studies waarover soms twaalf jaar is gedaan en die concluderen dat homoseksuele relaties moeten worden afgewezen en zo de eenheid van een kerk bewaren: hebben ze de betrokken kerkleden gezien die al elders hun heil hebben gevonden – als ze nog 'kerken'? Hebben ze echt geluisterd naar de betrokkenen?

We weten toch inmiddels wel dat hoe je die bewuste bijbelteksten ook leest, God in zijn Woord uitgesproken afwijzend blijft over homoseksualiteit, zonder dat duidelijk wordt wat God nu precies heeft tegen mensen die in liefde en trouw met elkaar leven? Zo'n dertig jaar geleden ontmoetten we als theologiestudenten al een homoseksuele predikant die over homo en predikant zijn had geschreven. De theologische posities zijn sindsdien niet veranderd – gelukkig wel de ruimte die gelovige homoseksuelen in veel gemeenten hebben gekregen. Al vinden de meesten na alle negatieve ervaringen helemaal geen plek meer in de kerk!

Laat de gemeente van Christus een plek zijn waar homoseksuelen niet gestigmatiseerd worden, waar niet over, maar echt met hen gesproken wordt. Noem hen en hun families in de gebeden, en, het belangrijkste, geef ze een plaats in de gemeente waardoor voor iedereen duidelijk wordt dat ze meer zijn dan homo alleen. Ik weet nog hoe spannend we het als kerkenraad vonden toen, ik zeg maar Kees, die trouw met Erik in de kerk kwam, werd voorgesteld om een catechesegroep te gaan leiden. We vermoedden reacties van de ouders. Maar we hoorden eerst alleen maar enthousiaste verhalen van kinderen en hun ouders, die later toegaven eerst wel reserves te hebben gehad. We hadden goed gezien dat Kees gaven had op dit gebied. Kees was niet langer een van de twee homo's in de kerk, maar kreeg een gezicht, werd iemand die de kinderen kenden en in de gemeente werd gewaardeerd. Inmiddels is hij ambtsdrager geworden, ook dat ging niet vanzelf. Maar doordat Kees Kees geworden was in de gemeente – niet alleen die anders geaarde medegelovige maar een betrokken broeder – groeide daarvoor draagvlak.

Ik geloof dat dat de kern is van pastoraat, dat is wat Jezus zou doen: eerst de mens zien. Met zijn gaven en zijn grenzen. De mens zien en weten dat Christus net zo goed voor hem of haar gestorven is. Pastoraat betekent: het leven gaat voor de leer, de mens gaat voor de regels. Zie de mens, ecce homo.

Dr. Peter Verbaan is predikant (PKN) te Ermelo en redacteur van Kontekstueel.
Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.