nr1 • 2013 • Laatst geboekt
28e jaargang nr. 1 (sept. 2013)
Laatst geboekt
M.E. Brak
Het leven: een strijd
Sergej Visser (bekend van het project ‘Psalmen voor nu’) schreef in het Nederlands Dagblad over het boek ‘Verloren adel - de laatste dagen van de Russische aristocratie’. Zijn overgrootvader, Sergej Martinov, was een hoge officier van de Witten (de anti-bolsjewisten) en behoorde tot de hofadel. In 1917 brak de revolutie uit en de Martinovs raakten alles kwijt, maar wisten te ontkomen naar Turkije.
Hoe het met de tsarenfamilie was afgelopen wist ik wel, en dat met hen de adel slachtoffer werd ook, maar hoe omvangrijk die groep was en hoe zwaar hun lot, daar had ik geen idee van.
Schuld en boete
De Amerikaanse historicus Douglas Smith, schreef eerder ‘The Pearl’, over Nikolaj Sjeremetjev, die in de achttiende eeuw – tegen alle conventies in - trouwde met een van zijn lijfeigenen. Deze graaf Nikolaj bezat enorme lappen grond, stadspaleizen en honderdduizenden lijfeigenen. Zo kwam Smith in aanraking met nakomelingen van de Sjeremetjevs in Amerika. Hun verhaal horende besloot hij tot dit volgende boek, dat hij focust op de grafelijke familie Sjeremetjev en de prinselijke familie Golitsyn. Bijna van de ene op de andere dag veranderden de telgen van deze families. die een onvoorstelbaar luxe leven leidden, in bedelaars. De revolutie van 1917 was het begin van een decennialange lijdensweg. Eerst onder Lenin, toen kwam de Tweede Wereldoorlog en daarna Stalin met de goelagarchipel, verdwijningen en executies. Het is niet aan buitenstaanders te suggereren dat de zonden van de vaderen bezocht worden aan de kinderen. Maar prins Vladimir Golitsyn zelf, lang burgemeester van Moskou, trekt die conclusie. Begin twintigste eeuw werd de toplaag van de Russische adel gevormd door zo’n honderd families, die de dienst uitmaakten. Het contrast tussen hun bestaan en de middeleeuwse omstandigheden van boeren en horigen, in feite slaven, was onvoorstelbaar groot. Vladimir hield een dagboek bij, dat Smith heeft gelezen: ‘Hij deed er alles aan om het systeem te verbeteren, want hij zag dat het door en door verrot was. Hij schrijft letterlijk: wij moeten boeten voor de zonden van onze voorouders.’
Boeren, deserteurs en arbeiders uit de sloppenwijken sloegen bij de revolutie massaal aan het moorden en plunderen. De adel - bijna twee miljoen personen omvattend – was hun eerste doelwit. Een groot deel werd vermoord, een deel wist te ontkomen richting West-Europa, de rest hield zich jarenlang zo stil mogelijk. Maar zodra vanuit het Kremlin weer de opdracht kwam om jacht te maken op ‘vijanden van het volk’ was het verpauperde restant van de adel doelwit. Omstreeks 1940 was het voorgoed afgelopen: Stalin gaf de instructie voor een klopjacht op een vermeende ‘vijfde colonne’ en het restant van de adel werd opgepakt en op transport gesteld. Hartverscheurend zijn de verhalen over het lot van deze families. Velen van hen doorstonden uitermate moedig de verschrikkingen. Zoals Anna Sjerematev, die in 1943 werd herenigd met haar dochter Xenia, die vijfenhalf jaar gevangenschap achter de rug had. Zij betrokken samen een eenkamerappartement. Daarover schrijft Anna’s arts: ‘Er was geen verwarming en een warme maaltijd was een uitzondering. Ze hadden vaak geen brood. Zowel de moeder als de dochter had vaak de hele dag niets te eten. De dochter probeerde geregeld een paar uur lang op de markt haar spullen te verkopen, maar dat lukte niet.’.
Opvallend is de volharding in het geloof die velen toonden. Zo schreef haar zoon Boris in zijn laatste brief aan dezelfde Anna, vanuit een werkkamp waar hij in de barre Russische winter bomen moest kappen: ‘Over het algemeen ben ik, ondanks mijn algehele toestand, monter en dank ik God voor alles. Ik hoop dat ik flink strijd zal leveren tegen mijn ziekte’. Anna schreef terug: ‘Je weet dat ik van je houd, maar God houdt nog meer van je, nog dieper en beter, en dus moeten jij en ik ons lot in Zijn handen leggen.’
Het is een boek dat je als inwoner van de (hiermee vergeleken) kalme Lage Landen verbijstert. Wie kan de ziel van een ander volk vatten? Laat Sergej Visser, als verre afstammeling ervan, het maar zeggen. Hij prijst de auteur van dit boek, die laat zien hoe het allemaal kon gebeuren: ‘De heftige inborst van het Russische volk, de volkomen doorgeslagen ideologieën, het machtsmisbruik en het opportunisme, de keiharde terreur. En niemand blijkt schone handen te hebben.’
De slopende ontwrichting
Er lijkt op dit moment behoefte aan sobere, sombere literatuur. ‘Stoner’, de herontdekte roman uit 1965 van John Willams die een hype werd, is daar een voorbeeld van. Ook T.C. Boyle beschrijft in ‘San Miguel’ het leven van de generaties voor ons. Williams en Boyle verheerlijken die tijd bepaald niet. Boyle schreef al eerder over mensen die in een kleine kring leven en op elkaar aangewezen zijn en dat laatste geldt in hoge mate voor de bewoners van een boerderij op het verder onbewoonde eiland ‘San Miguel’, één van de Channel Islands voor de kust van Californië. San Miguel is overgeleverd aan de noordwestenwind die van over de Stille Oceaan blaast. Vrijwel altijd is het eiland in mist gehuld. Eigenlijk kunnen alleen schapen er leven.
De roman bestaat uit twee delen en in beide speelt een vrouw de hoofdrol. Eind 19e eeuw strijkt het gezin Waters op ‘San Miguel’ neer: Marantha, haar echtgenoot Will, hun aangenomen dochter Edith en een dienstmeisje. Doel is geld te verdienen met de schapen en de gezonde lucht zou goed zijn voor de door tuberculose geteisterde Marantha. Maar zij wordt steeds zieker. Het is een verschrikkelijk hard leven en misschien juist wel door de sobere en objectieve schrijfstijl van Boyle krijgt de troosteloosheid van het bestaan van dit groepje mensen je helemaal in de greep. Ik verraad verder niets als ik hier schrijf dat het niet goed afloopt.
Het tweede deel gaat over het gezin Lester, dat kort voor de Tweede Wereldoorlog op San Miguel aankomt. Weer is de vrouw de hoofdpersoon. Behalve dat men in hetzelfde huis woont, is er geen verband tussen beide gezinnen. Elise Lester heeft een veel positievere levensinstelling dan haar voorgangster. De omstandigheden zijn ook verbeterd: er is elektriciteit, aanvoer van goederen en bezoekers per vliegtuig. Maar pais en vree is het bepaald niet. Echtgenoot Herbie is geestelijk geschonden uit de Grote Oorlog gekomen en raakt ook nog eens zijn gezichtsvermogen kwijt wat het huwelijk en gezinsleven – er zijn twee dochtertjes - niet gemakkelijk maakt. Een recensent noemde Boyle een meester in wat je zou kunnen noemen ‘de slopende ontwrichting’. Toch zit er ook humor in het boek, vooral als er twee jonge en totaal onbekwame militairen worden ingekwartierd bij de familie Lester, om het eiland te verdedigen tegen de oorlogsdreiging van de Japanners. Het nostalgische beeld dat vandaag vaak getekend wordt van het niet zo verre verleden wordt door dit boek hard onderuit gehaald. Het pessimisme in een boek als dit heeft uiteindelijk wel een positief effect op de lezer: tel de zegeningen van deze tijd. En voor mij smaakt Boyle als auteur naar meer.
Vat vol tegenstrijdigheden
Kees Boeke. Meer dan dat hij de stichter was van een school in Bilthoven, waar prinses Beatrix en haar zusjes heen gingen, wist ik niet van hem. En al helemaal niet dat hij ooit zendeling was. Daniela Hooghiemstra, zelf ooit leerling van Boekes school De Werkplaats, schrijft in het woord vooraf in haar biografie van Boeke: ‘Anders dan ik had kunnen vermoeden, speelden afkomst, kerk, macht en kapitaal in het leven van Kees Boeke een hoofdrol’. En: ‘Als iemand Kees Boeke in het bereiken van zijn doelen gehinderd heeft, is het Kees Boeke’. Nee, het loopt inderdaad niet goed af met Boeke, die een vat vol tegenstrijdigheden was. Zijn beide grootvaders waren predikant, ook moeder was gelovig, vader was natuurwetenschapper en anarchist? In Kees zat het allemaal. Hij studeerde natuurkunde, maar werd zendeling in Libanon na zijn huwelijk met Betty Cadbury. Zij was een telg uit de steenrijke Engelse familie van chocoladefabrikanten, maar belangrijker nog: behorend tot de Quakers, die de nadruk leggen op ‘innerlijk licht’, zonder goddelijke of aardse autoriteit. Kees en Betty waren tegenpolen, maar wel één in hun idealen, waarvoor vooral Betty de offers heeft moeten brengen die een radicale levensstijl vaak vraagt. Door de Eerste Wereldoorlog moesten ze terug naar Engeland. Kees met zijn hevige afkeer van geweld, macht en gezag, was pacifist. Betty en hij kochten het Boschhuis in Bilthoven, dat de basis moest worden van hun project: de vorming van een nieuwe christelijke wereldorde. Kees weigerde belasting te betalen – met herhaaldelijk gevangenisstraf als gevolg – en wilde geen financiële steun van de Cadbury-familie waardoor de kinderen in haveloze kleding liepen en soms honger leden. Met die wereldorde lukte het niet zo snel en daarom besloot Kees om bij de kinderen te beginnen en stichtte in 1926 De Werkplaats, waar de kinderen zelf bepaalden wat ze wel en niet deden. Alles ging in overleg. Kees’ hoofd en hart liepen over van de ideeën, maar de uitvoering stokte nogal eens. Hooghiemstra is historica én journalist en die combinatie levert vaak boeiende biografieën op. Zo ook dit boek, dat een gang is door een aantal tijdperken: van het negentiende-eeuwse Alkmaar (waar Boekes wortels lagen) naar het indrustriële Engeland (van de Cadbury’s) - van de Eerste Wereldoorlog naar de roerige jaren twintig - en van de Tweede Wereldoorlog naar de naoorlogse tijd.
Mij intrigeerde vooral het feit dat iemand die ooit zendeling was zijn geloof geheel kon verliezen. Boekes dochter Candia, vertelde aan de biograaf van haar vader: ‘Alles waar hij ooit in geloofd had scheen hem totaal waardeloos. Hij had gefaald als schoolleider en was tekortgeschoten als vader.’ Alles was voor niks geweest. Toch werd zijn crematie – hij overleed in 1966 op 81-jarige leeftijd – afgesloten met het slotkoor uit Bachs Hohe Messe: Lam Gods, dat wegneemt de zonde der wereld, ontferm U over ons. Toen beginnende dementie en leukemie Kees’ laatste levensjaren teisterden was de muziek nog het enige. De veelzijdige Boeke was ook componist en violist. Wellicht was de keuze voor dit stuk van Bach die van zijn vrouw Betty, die hem overleefde en nooit aan wanhoop of twijfel ten prooi was gevallen.
Het is buitengewoon knap dat de auteur uit een geweldige overvloed van archiefmateriaal zichzelf heeft weten te beperken bij het schrijven van deze zeer leesbare en interessante biografie.
Naar aanleiding van:
Douglas Smith, Verloren adel, Balans Amsterdam 2012, 560 blz.
T.C. Boyle, San Miguel, Anthos Amerstdam 2012, 386 blz.
Daniela Hooghiemstra, De geest in dit huis is liefderijk, Arbeiderspers, Utrecht 2013, 420 blz.
Marja Brak was tot voor kort eindredacteur van Kontekstueel. Mailadres: