Skip to main content

32e jaargang nr. 1 (sept. 2017)
thema: Laten wíj bidden!

A.W.J. Theunisse
Heer, leer ons bidden
Lukas 11: 1-13

Was er een vonk overgesprongen? Met eerbied had hij gewacht tot Jezus zijn gebed beëindigd had. Toen zei één van de leerlingen: ‘Heer, leer ons bidden’. 
Allerlei vragen kunnen bovenkomen als het gaat over bidden. Hoe blijf ik geconcentreerd? Bid ik wel genoeg? Zou het wel echt zin hebben? Sommige vragen aan de oppervlakte, andere meer vanuit de diepte. Echt bidden is niet makkelijk. Het kan ook maar zo door teleurstellingen of levensdrukte verzanden... Tot wie kunnen wij ons beter richten met onze vragen over het gebed dan tot Jezus? Heer, leer ons bidden!

Met deze intro is een eerste hermeneutische stap gezet. Een poging tot identificatie tussen jou, als lezer, en de leerling met zijn vraag. De genoemde voorbeeldvragen in verband met het bidden bieden gelegenheden om meegenomen te worden in deze identificatie. Wanneer deze identificatie lukt, komt er verbinding tot stand tussen jou en de tekst. Je herkent de vraag en je bent open voor wat volgt.

Onderwijs over gebed
Met zo’n vraag kun je bij Jezus terecht. Hij is bij uitstek gekomen om de band met God te herstellen. Een indrukwekkend stuk gebedsonderwijs geeft Hij. Het valt uiteen in drie delen. Eerst geeft Hij het ‘Onze Vader’, als een voorbeeldgebed en een model. Vervolgens een gelijkenis van een man die ’s nachts bij zijn vriend om brood komt, waaruit duidelijk wordt dat we zelfs bij nacht en ontij bij de Here mogen aankloppen met onze en andermans noden. Tenslotte de bekende oproepen om te bidden, te zoeken en te kloppen met de beloften van ontvangen, vinden en opengedaan worden, om ons te sterken in vertrouwensvolle volharding van het gebed.

Een volgende hermeneutische keuze is de invalshoek waarmee ik het gebedsonderwijs van Jezus in deze Bijbelstudie ga uitdiepen. Zal ik Jezus’ onderwijs beluisteren vanuit de opgeworpen vragen in mijn inleiding? Of de opbouw en beden van het Onze Vader uitleggen? Onduidelijkheden in de gelijkenis van die-vriend-die-’s-nachts-om-brood-komt proberen op te helderen? Of insteken bij de aansporing tot volharding met de prachtige beloften uit het slot? Er dient zich nog een andere invalshoek aan: de relationele woorden. Zou hier niet opnieuw een horizontversmelting plaats kunnen vinden die ons een diepe ingang biedt in Jezus’ onderwijs, omdat bidden in wezen relationeel is?

Jezus gebruikt intussen opvallend veel relationele woorden en voorbeelden. We horen over een vriend die een vriend op bezoek krijgt, een andere vriend uit bed klopt en onbeschaamd om brood vraagt. En over menselijke vaders en de hemelse Vader in hun verhouding tot hun kinderen en omgekeerd. Om meegenomen te worden in Jezus’ onderwijs is het nodig om te weten wat het is om een vriend te hebben en te zijn. Om een vader te zijn of te hebben (gehad). Om een kind te zijn. Laten we deze drie relaties daarom wat dieper proeven.

Vriend

Je hebt iemand nodig
stil en oprecht
die als het erop aankomt 
voor je bidt of voor je vecht
pas als je iemand hebt
die met je lacht en met je grient
dan pas kun je zeggen
‘k heb een vriend.

Vanuit de omgang tussen vrienden leert Jezus ons over de omgang met God. Te plat? Wie zal dat tegen Jezus zeggen? En trouwens, wie dit plat noemt, heeft die werkelijk ervaringskennis van een vriendschap als Toon Hermans beschrijft? Gezegend ben je met zulke vrienden! Zulke diepe vriendschappen liggen meestal niet dik bezaaid. In de nood leer je ze kennen.
Is menselijke vriendschap trouwens niet te zien als een afspiegeling van Gods goedertierenheid, waarmee Hij ons Zijn vriendschap biedt (Ps. 103:5, berijming 1773)? Die goedertierenheid, die vlees en bloed heeft aangenomen in Hem, Die zich niet schaamt ons zijn broeders of zusters te noemen… - dat gelijke niveau van een vriendschap.
Moet ik daarom bij deze klassieker ook altijd aan de Heer Jezus zelf denken? Zijn gevecht voor ons tegen zonde, ziekte, duivel en dood. Zijn voorbede voor ons op een berg, in de hof en tot in eeuwigheid verhoogd aan Vaders rechterhand. Zijn lach op de bruiloft te Kana. Zijn tranen bij het graf van Lazarus. Ik hoor het er allemaal in doorklinken.
Als bij een vriend mag je inderdaad bij Hem in je nacht en met je ontij binnenvallen. Onbeschaamd. Met vrijmoedigheid. Om brood – of welke basisbehoefte ook van het bestaan. Daar zijn vrienden voor. Niet om afstandelijk te gebruiken, maar om op de verbondenheid terug te vallen.

Vader
Als u bidt, zeg: Vader! Wat een aanspraak. Het oude Israël mocht het al een enkele keer in de nood uitroepen (Jes. 64:8). Jezus, onze Broeder, betrekt ons werkelijk in de unieke, intieme omgang van de Zoon met zijn Vader. Ongekend!
En er is eenvoudig vergelijkingsmateriaal, aldus Jezus. Zelfs menselijke vaders geven toch goede gaven aan hun kinderen? Geen schorpioen voor een ei. Laat je gedachten maar eens een half uurtje door je eigen kinderherinneringen of vaderschapspraktijk wandelen… Zelfs u die slecht bent… Inderdaad, geen vader is volmaakt. En meer dan ooit weten we ook van de krassen die slecht vaderschap in het godsbeeld van een kind kan kerven. Toch blijft het een weergaloze openbaring van de Zoon: God als Vader. Geschapen, gekend, gedragen, geleid, gewogen, gevonden, terecht gebracht en zoveel meer, door God…, de Vader.

Kind
Abba, Vader – gloedvolle aanspraak door de Zoon. En door allen die door de Geest van de Zoon mee zijn gaan roepen. De kinderen, die door hun bidden en in hun bidden de beloofde Geest van de genade en de gebeden meteen in uitvoering ontvangen. Een intense roep. Geen spoor van vanzelfsprekendheid. Wat vanzelf spreekt is nietszeggend, zonder spirit, zonder urgentie.
Diezelfde Geest wederbaart ons als kinderen Gods, heiligt ons in een levenslange omvorming. Waar anders zo intensief als tijdens het gebed? Liggen daar misschien tegelijk onze diepste moeiten met bidden verscholen? Want wie God als Vader aanroept doet dat niet vanuit een bepaald religieus segment van zijn bestaan, waar de zaken in een min of meer overzichtelijke orde gerangschikt liggen en zich in een voorspelbare richting zullen ontwikkelen. Nee, in het gebed wordt mijn totale bestaan, bewust, onbewust en onderbewust – dieper dan ik mijzelf ooit ken – door de Geest betrokken in deze onpeilbare vriendschap, in dit kindschap dat dood en Leven tegelijk brengt. De vraag of ik een meer rationele bidder ben of misschien meer emotioneel is nietszeggend. Met de Abba-roep neemt de Geest van de verheerlijkte Christus mijn totale bestaan – ratio-, emo-, en wat er verder nog kan zijn – op in Zijn verzuchtingen om de finale openbaring van Zijn heerlijkheid.

Oremus
Alleen: Hoe blijven we in contact met deze diepe verlangens die de Geest in ons wekt, zonder dat ze meteen door hedonistische overvloed dichtgesmeerd worden? Hoe blijven we tijd en rust houden om werkelijk bij de Vader weer op adem te komen? Hoe zullen we ontkomen aan de wurggreep van de biddeloosheid, die de vriendschap smoort en in de ontkenning of minachting van de Vader ons kind-zijn naar het leven staat?
Oremus! Laten wij bidden. Om het bidden gaandeweg dieper te leren. Hem dieper te leren kennen. En onszelf. Want ieder die de Naam van de Heer aanroept, zal behouden worden.

Ds. Adriaan Theunisse is hervormd predikant (PKN) te Beekbergen.
Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.


  • Hits: 5084