Skip to main content

30e jaargang nr. 3 (januari 2016)
thema:
Creatief rondom het avondmaal

W.P. Vermeulen
Met de gemeente in gesprek over het Avondmaal
[1]

In mijn inmiddels vorige standplaats, de hervormde gemeenten van Goudriaan en Ottoland, hebben we het op een goed moment aangedurfd: een gemeentebreed gesprek over het Heilig Avondmaal. Spannend was dat wel. Want je kunt ergens wel een aanleiding voor zien, maar wat verwacht je ervan? Gaat het je als gemeente ergens brengen en zo ja, waar? En een belangrijke voorvraag: hoe pak je zoiets op een zinvolle manier aan?

De aanleiding tot dit gesprek was divers. Het begon met een argeloze vraag van mijn kant tijdens een kerkenraadsvergadering: “Wie zou er voor zijn als we vaker avondmaal zouden vieren?”. Een overgrote meerderheid stak - tot mijn verwondering overigens - de hand op. Het resulteerde in een zinnetje in het beleidsplan: de kerkenraad bezint zich de komende jaren op de plaats van de sacramenten in het gemeenteleven. Daarnaast kwamen er signalen op de kerkenraden af die om een reactie vroegen. Een ouder gemeentelid bijvoorbeeld, vroeg per brief toegang tot de Tafel van Christus. Hij heeft geen belijdenis gedaan, terwijl dat wel voorwaarde is. Dat riep in de kerkenraad de vraag op naar het hoe en waarom van deze traditie. Ook ontvingen de pastorale ouderlingen tijdens huisbezoeken geregeld vragen over het gebruik van het (in Ottoland nog in gebruik zijnde) klassieke avondmaalsformulier.
Daarnaast speelde een stuk eigen ervaring en bezinning bij mijzelf. Ervaringen van avondmaalsvieringen in het buitenland bijvoorbeeld, die qua vorm en liturgisch taalgebruik indruk op mij maakten. Kennismaking met bijvoorbeeld het boek Oefenplaatsen (Boekencentrum, 2013) en via dit boek met het werk van Samuel Wells versterkte bij mij de overtuiging dat het sacrament van het Avondmaal in onze traditie ten onrechte een stiefkindje is en juist in een tijd van voortgaande secularisatie (waar onze traditie met haar nogal individualistische en abstracte geloofsbeleving naar mijn overtuiging bovengemiddeld gevoelig voor is) wel eens van moeilijk te overschatten belang zou kunnen zijn. Die combinatie van dingen maakte dat we als kerkenraad de handschoen hebben opgepakt: een gemeentebrede bezinning op (de praktijk van) het Heilig Avondmaal.

Traject
De vraag is dan natuurlijk hoe je zoiets aanpakt. We begonnen in de kerkenraad. De broeder met zijn vraag wachtte nog altijd op een antwoord en dat wilden we serieus aanpakken. Om eerst maar eens boven tafel te krijgen hoe er binnen de kerkenraad over het Avondmaal gedacht werd, maakte ik een kleine enquête (bijlage 1)  waarvan we de uitkomsten met elkaar bespraken.
Na deze sessie binnen de kerkenraad, rees de vraag hoe nu verder. De interne bezinning vonden we in zichzelf al de moeite waard. We hadden een zinnig gesprek dat werkelijk ergens over ging en hadden daarbij elkaar in het hart gekeken. Dat wilden we graag breder in de gemeente op gang brengen. Wel wilden we voorkomen dat er van begin af aan een discussieachtige sfeer zou ontstaan. Daarom kozen we voor een dankbare insteek. Het belangrijkste doel zou zijn: opnieuw ontdekken wat Christus ons in het sacrament van het avondmaal geeft en nog meer wil geven. Vandaaruit zouden we dan kijken naar de huidige praktijk in onze gemeenten. Veranderingen waren niet de opzet, maar werden evenmin op voorhand uitgesloten. Verder wilden we het project zo breed mogelijk ingang laten vinden. We besloten daarom er in de diensten aandacht aan te geven, huiskringmateriaal te ontwikkelen (bijlage 2) voor een drietal avonden, er twee catecheseavonden aan te wijden (bijlage 3) en af te sluiten met een gemeenteavond. Verder kozen we ervoor de enquête waar het hierboven over ging ook uit te zetten onder de gemeenteleden. Als tijdsperiode kozen we de zeven weken voor Pasen, een afgebakende periode die aan het Heilig Avondmaal inhoudelijk nauw verwant is. Om het geheel duidelijk onder ieders aandacht te brengen maakten we een opvallende flyer (bijlage 4) op stevig papier die bij het kerkblad bezorgd werd. Leuk om die in de weken daarna bij diverse mensen thuis op koelkasten en prikborden te zien hangen!

Uitwerking
Voor de kerkdiensten koos ik Lukas 22 t/m 24 als kernhoofdstukken en van daaruit werden verschillende thema’s verkend (zie de flyer, bijlage 4). De huiskringen besteedden in diezelfde periode een avond aan de achtergronden van de bij ons gebruikelijke avondmaalsliturgie, een avond aan het lied ‘Avondmaal’ van SELA en een avond aan enkele prikkelende fragmenten uit Van de Beeks boekje ‘Gemeente van Christus’. Een hoogtepunt was ook de tweede catecheseavond, waarvoor we oudere gemeenteleden uitgenodigd hadden om met de tieners in kleine groepen over het avondmaal in gesprek te gaan. De tieners hadden op de eerste avond vragen voorbereid die ze aan de ouderen wilden stellen en dat liep in de meeste gevallen uit op goede, soms zelfs adembenemende gesprekken.
We sloten het project af met een gemeenteavond, getiteld ‘Oogsten en vooruit kijken’ (bijlage 5). Ik had de kringleiders gevraagd om verslagjes te maken van de kringavonden, een oproep waaraan enthousiast gehoor gegeven werd. Samen met de uitgewerkte enquêtes bood dat genoeg materiaal om een gemeenteavond mee te vullen. In een plenaire inleiding koppelde ik terug op in het oog springende zaken in de verslagjes en de enquêtes. Daaruit waren bijvoorbeeld vragen over de rol van het censura morum en de collectebekers op de avondmaalstafel naar voren gekomen. Ook gaven velen aan graag meer avondmaal te willen vieren maar ondertussen op dit punt weinig concrete verandering te verwachten. Een overgrote meerderheid wilde de lijn doop-belijdenis-avondmaal graag vasthouden, maar wel zoeken naar vormen om kinderen bij het avondmaal te betrekken. De tweede helft van de gemeenteavond gingen we daarover in groepjes in gesprek. De deelnemers konden uit verschillende groepsgesprekken kiezen (bijlage 5). Eén groep boog zich over de vraag hoe de lijn doop-belijdenis-avondmaal in de trajecten van geloofsopvoeding in de gemeente praktisch uitgewerkt kan worden. Een andere groep boog zich over de vraag hoe het censura morum (door Van den Brink en Van der Kooi recent in het PKN-synodestuk Brandpunten voor de verkondiging een ‘gedragscode’ genoemd) wellicht opnieuw een plek in het gemeenteleven kan krijgen. Een derde groep boog zich over de avondmaalsliturgie en een vierde groep speurde de avondmaalsformulieren na op zowel onopgeefbare als onverteerbare zinnen. De resultaten werden op grote vellen verzameld en vormden het materiaal waarmee de kerkenraden de komende maanden verder zouden gaan.

En verder…
Hier stopt het verhaal voor zover het een weergave van een waargebeurde gang van zaken was. In de maanden die volgden kreeg ik een beroep, waarvan ik meende het te moeten aannemen. De gesprekken in de kerkenraad gingen die maanden derhalve over andere zaken… In het gedeelte wat nu volgt, kom ik - gebruik makend van suggesties die ik tijdens de genoemde gemeenteavond verzamelde - tot een praktijkvoorstel dat inhoudelijk te verdedigen is vanuit een staan in de gereformeerde traditie en praktisch haalbaar moet zijn in gemeenten die zich tot deze stroming in de kerk rekenen.

Wat de frequentie van avondmaal vieren betreft, pleit ik voor een maandelijkse viering. Dat is een frequentie die in delen van de Lutherse Kerk in Duitsland en bijvoorbeeld ook de Eglise Reformée in Frankrijk ook gebruikelijk is. Mijn idee is dat een wekelijkse viering van gemeenten in onze traditie teveel gevraagd is. De bezwaren daartegen zijn enerzijds praktisch (een punt waar, zo weten wij, Calvijn mutatis mutandis ook al tegenaan liep) en zitten anderzijds ook dieper. Het heeft denk ik ook gewoon met het protestantse DNA te maken. De wekelijkse viering is wellicht toch voorbehouden aan kerken die in een meer sacramentele traditie staan. De maandelijkse frequentie is ten opzichte van de huidige vier (vijf) keer al een substantiële verbetering en rekent tegelijk enigszins met het bezwaar van ‘hoe-vaker-hoe-minder-bijzonder’. Hoewel ik inhoudelijk van dit bezwaar niet zeer onder de indruk ben, zijn het naar mijn ervaring niet de meest oppervlakkige gemeenteleden die het naar voren brengen.

Een maandelijkse frequentie heeft hoe dan ook repercussies voor de vorm. In veel gemeenten die nu (nog) een tafelviering kennen, betekent avondmaal vieren per definitie een (heel) lange dienst. Bezwaren hiertegen kunnen niet zonder meer als oppervlakkig worden afgedaan. Ik pleit daarom voor een gecombineerde vorm van tafel en kring. De tafelviering straalt rust en waardigheid uit en bergt kostbare reminiscenties aan Christus’ laatste avondmaal, de tafel van Psalm 23 en het tot rust komen als voorproefje van de eeuwige rust (Hebr. 4) in zich. De vorm in de staande kring benadrukt weer meer het op weg gaan dat hoort bij de herinnering aan de uittocht uit Egypte en schept tegelijk - meer nog dan de viering aan een vaak (zeer) lange, rechthoekige tafel - een vorm van gemeenschap. Dat laatste ontbreekt ook bij de lopende viering. Het doorgeven door de banken acht ik persoonlijk in dit verband het meest ongelukkig verschijnsel, omdat behalve alle hierboven geschetste symboliek ook nog het opstaan en naar voren komen als concrete daad van gehoorzaamheid teloorgaat. De (kleine) tafel met daarop de avondmaalsbenodigdheden, eromheen een aantal stoelen voor in eerste instantie wat oudere gemeenteleden en daaromheen een halfopen staande kring evoceert een rijkdom aan symboliek en maakt het mogelijk dat (veel) meer mensen tegelijk aan de viering deelnemen, hetgeen een belangrijk bezwaar tegen de tafelviering wegneemt.

Een hogere avondmaalsfrequentie stelt ook vragen aan het avondmaalsformulier. In Goudriaan gebruikten wij het formulier uit het liturgisch katern dat enkele jaren geleden op initiatief van de Confessionele Vereniging en het Confessioneel Gereformeerd Beraad op de markt werd gebracht (maar naar mijn indruk als gevolg van een zeer gebrekkige publiciteit weinig ingang heeft gevonden). Dit formulier, geënt op het klassieke, maar veel korter en kernachtiger, zou in principe kunnen voldoen in een avondmaalsviering zoals hierboven beschreven. Ook De maaltijd van de HEER – orde B (Dienstboek een proeve – Schrift, maaltijd & gebed, pag. 172-180) voldoet in grote lijnen. Gereformeerd denkende christenen hebben altijd de voorkeur gegeven aan formulieren boven tafelgebeden, vanwege het belang dat zij hechtten aan het didactische.[3] Voor dat element lijkt mij nog altijd veel te zeggen. Het didactische heeft echter ook een grens. Niet alles kan en hoeft uitentreuren te worden uitgelegd en bovendien hebben wij andere fronten dan men in de zestiende eeuw had. Zelf ervaar ik dat sterk bij het sursum corda. Tegen de achtergrond van een sterk geritualiseerde avondmaalspraktijk kan ik begrijpen dat men ervoor wil waken ‘…bij de uiterlijke tekenen van brood en wijn te blijven hangen’. Maar als ik die woorden nu lees, treedt er een bevreemding op omdat ik nu net zo blij ben een uiterlijk teken te hebben! Om die bevreemding enigszins te maskeren, zeg ik dan meestal: “Laat door de tekenen van brood en wijn je hart omhoog brengen naar de hemel waar Christus is… enz”, maar dit beschouw ik als een verlegenheidsoplossing.

Wie nemen er deel aan de avondmaalsviering? De discussie over toelating van kinderen aan het avondmaal kent verschillende kanten. Het recht van kindercommunie is recent nog weer bepleit door Van de Beek in zijn Gemeente van Christus (2013). Hoewel ik zijn gedachtegang in principe kan meemaken, zou ik toch een ander pleidooi willen houden. Avondmaal vieren betekent namelijk ook (hernieuwde) verantwoordelijkheid willen en durven nemen voor je eigen leven met Christus en zijn gemeente. Daarbij hoort wat mij betreft ook een moment van persoonlijke toewijding (geloofsbelijdenis). Juist in een tijd als de onze waar de vrijblijvendheid met betrekking tot geloof en kerk ook onder christenen schrikbarende vormen aanneemt, is het nodig hier een dwars geluid te laten horen. Over het moment waarop de geloofsbelijdenis kan plaatsvinden zijn geen algemene richtlijnen te geven. Alle zeilen mogen worden bijgezet om de gemeente het besef bij te brengen dat het doen van belijdenis in de goede zin van het woord hoort bij het ‘gewone christelijke leven’ (namelijk als antwoord op de van God toegezegde genade in de doop) en geen extraatje is voor heel serieuze mensen. Dat vergt een grondige bezinning op het geloofsopvoedingstraject dat we in de gemeente voor ons zien. De trits doop-belijdenis-avondmaal is daarin wat mij betreft leidend. Laat alle catechese (weer) expliciet belijdenis- en avondmaalscatechese zijn. Ik zie uit naar methoden die catechisanten stap voor stap voorbereiden op hun belijdenis en deelname aan het avondmaal. Methodes die vanuit de notie van het ‘gedenken’ rode lijnen uit de Bijbel naar boven halen en kinderen hun verleden, hun heden en hun toekomst vanuit kruis en opstanding leren doordenken. Methodes die vanuit het avondmaal noties belichten als verootmoediging, gemeenschap, verwondering, dankbaarheid, offerbereidheid enz. enz. Er is zoveel te ontdekken! En tot die tijd? Laat kinderen die nog geen belijdenis gedaan hebben met hun ouders mee naar voren komen en geef ze als voorganger een zegen. Dit gebruik, dat ik ken uit de Anglicaanse en Oud-Katholieke kerk, heb ik zelf met mijn eigen kinderen als zeer betekenisvol ervaren. Je haalt kinderen weg uit hun ten onrechte volstrekt passieve rol (zoals ik van één van de tieners eens hoorde: ”Het is net of je vader met de WII aan het spelen is, terwijl jij alleen mag toekijken”) en biedt een overtuigend alternatief voor wie aan kindercommunie liever niet begint.

Tenslotte
Tussen droom en daad plegen nogal eens wetten in de weg te staan en praktische bezwaren. In deze bijdrage heb ik geprobeerd voor wat betreft een aantal praktische bezwaren een mijns inziens begaanbare weg te wijzen. Of er desondanks toch nog wetten in de weg staan, zal ieder die hiermee aan de slag gaat in zijn of haar context vanzelf merken. Hopelijk zijn die wetten geen krachten wier hoogste doel het is vast te houden aan wat nu eenmaal altijd zo geweest is. Zulke krampachtigheid is net als onbereflecteerde veranderingsdrang een teken van wereldgelijkvormigheid. Terwijl het in het Avondmaal nu juist om de gelijkvormigheid aan Christus te doen was.

Ds. Wim Vermeulen is missionair predikant (PKN) van de wijkgemeente Jacobikerk te Utrecht. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.


[1] Dit artikel is een uitbreiding van een columnachtige bijdrage die eerder verscheen in HW/Confessioneel.

[3] Daarnaast roepen sommige tafelgebeden in bijv. Dienstboek – een proeve (1998) inhoudelijke bezwaren op.