Skip to main content

30e jaargang nr. 6 (juli 2016)
thema: Vluchtelingen

M.A. van den Berg
God Zelf gaat als vluchteling met ons mee
Calvijn als ‘asieltheoloog’

Vluchtelingschap is een wezenlijk kenmerk van de reformatorische identiteit in de traditie van Calvijn. Het is de grote verdienste van een van de meest gerenommeerde kenners van de reformatie van de vorige eeuw, Heiko A. Oberman, dat hij ons daarop heeft gewezen.

Anders dan bij Luther, die onder de bescherming stond van zijn landsvorst, en Zwingli, die zijn invloed uitoefende binnen het kader van een autochtone Zwitserse reformatie, was Calvijn levenslang de vluchteling uit Frankrijk net over de grens in Genève. In zijn woord vooraf aan de uitleg van het boek Daniël schrijft Calvijn aan zijn geliefde broeders en zusters in Frankrijk, dat hij nooit meer in Frankrijk zou willen wonen, waar de vrijheid om te leven naar het Evangelie onmogelijk was geworden. Hoe mooi een ieder die het land bezoekt het ook vinden moge – ook toen was het onder vakantiegangers nog immer populaire Frankrijk kennelijk een bijzonder geliefd land om te bezoeken. Toch kunnen we ons niet aan de indruk onttrekken dat hij deze woorden opschrijft, om ook zichzelf te bemoedigen bij alle pijn die hij moet hebben gevoeld, dat hij in Genève toch altijd een vreemdeling is gebleven. Pas vijf jaren voor zijn dood, in 1559, achttien jaar nadat hij voor een tweede termijn terug was gekeerd in de stad van zijn ballingschap, liet hij zich officieel tot burger van Genève maken. Maar zijn hart bleef voor Frankrijk kloppen. Zijn verblijf in het asielzoekerscentrum werd door hem gezien als een roeping om vanuit de veilige haven alles in het werk te stellen om het rijk van Christus in Frankrijk te bevorderen. Deze ‘asielzoeker’ diende de kerk en de samenleving in de stad, die hem zo gastvrij had ontvangen en de ruimte gaf – hoewel ook vaak gepaard met tegenstand. Maar hij keek ook voortdurend over de grenzen naar alle gebieden in Europa vanwaar vluchtelingen vertrokken, omdat de vrijheid om te leven naar het Woord van God in het geding was.
Genève werd voor veel Franse geloofsvluchtelingen wat Emden voor Nederland was. Een plaats dicht bij het geboorteland, waar men in nauw contact kon blijven met de kerken onder het kruis. Vandaar dat het voor de Franse koning een grote ergernis was, dat zoveel invloed van Genève bleef uitgaan in zijn land. Hoewel het – mirabile dictu – ook kon voorkomen dat de Franse regering Calvijn kon vragen om als ambassadeur op te treden bij de gereformeerde Zwitsers. De Zwitserse reformator Bullinger begreep daar niets van! Hoe kon Calvijn de koning dienen die zijn eigen geloofsgenoten in Frankrijk te vuur en zwaard bestreed? Toch was het voor de ‘Realpolitiker’ Calvijn een middel om op zijn beurt de gematigde krachten in Frankrijk te winnen voor een verzachting van de maatregelen tegen de vervolgde kerken.

Asielzoekersproblematiek
In Genève veroorzaakte de toestroom van internationale geloofsvluchtelingen op den duur ook spanningen. De jonge Calvijn was met enthousiasme binnengehaald toen hij in 1536 met zijn grote theologische gaven de reformatie van Genève mocht helpen vormgeven. Samen met Farel werd hij echter na enkele jaren al weer de stad uitgezet, toen ze een te zelfstandige rol voor de kerk bepleitten. Toch konden ze ‘die Fransman’ niet missen bij de voortgang van de reformatie, zodat ze Calvijn in 1541 weer terug haalden. Een aantal autochtone burgers van Genève die Calvijn met vreugde weer binnenhaalden, kregen daar later echter bijzonder veel spijt van. Ze merkten dat de instroom van Franse refugees het karakter van hun stad dermate veranderde dat de geboren Genevers zich er niet meer echt thuis voelden. De autochtonen-allochtonen problematiek speelde kennelijk erg op. De voormalige vrienden van Calvijn gingen zich tegen hem en zijn Franse kompatriotten keren. Zij noemden zich triomfantelijk ‘les enfants de Genève’, de ware kinderen van Genève, in tegenstelling tot al die vreemde Fransen die politiek en economisch de stad leken over te nemen. Het kwam in 1555 zelfs tot een mislukte opstand tegen de raad van de stad. Een zoon van een van helden van het eerste uur van de reformatie in Genève, die vanwege zijn opstand tegen de stadsraad ter dood veroordeeld was, riep vlak voordat men zijn hoofd van de romp scheidde: ‘vaarwel burgers van Genève, vandaag of morgen zal het gebeuren dat de koning van Frankrijk in Genève de baas zal zijn’. De indruk bestaat dat Calvijn er zelf mede debet aan was dat de Franse vluchtelingengemeenschap niet voldoende thuis raakte in de stad van hun toevlucht. De Franse kring, die hij om zich heen verzamelde en die hem vereerde, werd in zekere zin ook een barrière voor een goede integratie. Genève is ook heden ten dage meer een Franse dan een Zwitserse stad.

Theologisch thema
Belangrijker dan deze biografische ervaring van de vluchtelingenstatus van Calvijn en zijn geloofsverwanten is echter de impact die het levenslang vluchteling zijn heeft gehad op de theologie van de reformator van Genève. De laatste publicatie van de in 2001 overleden Heiko A. Oberman draagt de titel John Calvin and the Reformation of the Refugees (Genève 2009).
Oberman laat zien dat Calvijn als jonge theoloog al oog heeft gehad voor de bijzondere positie van Gods volk in deze wereld als permanente ‘vluchtelingengemeente’ op weg naar de bestemming van Gods beloofde land. Een bijzonder citaat uit Calvijns voorwoord van de Franse Bijbelvertaling van Olivétan (uit 1535, dus voor de uitgave van zijn eerste Institutie, in het jaar dat Calvijns levenslange asielbestaan begon) laat zien dat hij daarbij zelfs God Zelf als een ‘Vluchteling’ typeerde, Die met Zijn volk is meegetrokken. Calvijn zegt letterlijk: ‘God begeleidde ze nacht en dag op hun vlucht, door Zelf als een vluchteling te worden in hun midden’. Calvijn stelt met nadruk dat God Zichzelf heel bijzonder heeft onderscheiden van andere goden der volken, door Zich tot God van een vluchtelingenvolk te maken. Dat besef is Calvijn bijgebleven tot zijn dood toe. Volgens Oberman moeten we dat ook voortdurend bedenken bij alle theologische accenten die we in zijn geschriften vinden, vooral ook bij zijn geloof in Gods verkiezing. Zijn zogenaamde ‘predestinatieleer’ is meer dan een positiekeuze die in het theologisch debat de Calvijnse reformatie karakteriseert. Het is veeleer de overlevingsstrategie van een voortdurend bedreigde minderheid in kerk en samenleving, om in het geloof in Gods voorzienigheid en verkiezing met volle moed te blijven volharden in de roeping om kerk en samenleving te dienen.

Verkiezing als troost
De visie op Calvijns positie als ‘levenslange vluchteling onder de voorzienige leiding van de Allerhoogste’ heeft verrassende consequenties. Die zijn zo belangrijk dat ze ons een totaal ander beeld bezorgen van een geproblematiseerd ‘leerstuk’ dat volgens velen het centrale is in Calvijns geloofsleer: zijn predestinatieleer. Het zogenaamde decretum horribile, waardoor velen die Calvijn zouden willen bewonderen uiteindelijk in huiver toch afscheid van hem nemen, blijkt op een totaal andere manier te functioneren als Calvijns tegenstanders voor waar wilden hebben. De ‘verworpenen’ zijn niet de beklagenswaardige schepselen die door een tyrannieke God zonder genade vertrapt worden, maar integendeel. We moeten bij de reprobi veel meer denken aan de koppige vijanden, die niet rusten tot ze al Gods lieve kinderen de nek om hebben gedraaid. Met andere woorden: voor Calvijn was het geloof in Gods verkiezing in hoge mate een vertroosting voor vervolgde vluchtelingen, die nergens in deze wijde wereld nog een vaste grond konden vinden. De ‘horribele’ situatie waarin Gods kerk als vluchtelingengemeenschap verkeerde, blijkt dus de verklaring te zijn van het feit dat Calvijn zo onverwrikbaar vasthield aan het decretum horribile.

Volgens Oberman is het een ‘mythe’ die door Froment, een ambtsbroeder van Calvijn in Genève, in het leven is geroepen dat God de stad Genève verkoren had om ‘een toevlucht van gelovigen te zijn, een schild en bolwerk tegenover de vijanden van de waarheid’. Er is uiteraard een kern van waarheid in om Genève als een veilige haven voor geloofsvluchtelingen te zien, als we maar niet vergeten dat het ook een vernauwing kan zijn van wat Calvijn werkelijk bedoelde als we het daarbij laten. ‘Wij hebben geen andere toevlucht dan alleen in Gods voorzienigheid’, is een kernwoord uit Calvijns verkondiging en bevinding. Hij denkt daarbij uiteindelijk niet aan de veilige muren van een stad, zelfs niet van Genève, maar aan de zekerheid, die een levenslange vluchtelingenkerk buiten de muren, in Frankrijk en waar ook maar in Gods wereld, mag geloven en verwachten van de toekomst van Gods eeuwige stad. Het blijft voor Gods kerk tot haar wezen behoren dat ze vluchtelingenkerk zal zijn totdat Gods heerlijkheid de aarde zal vervullen zoals de wateren de bodem der zee. Dan zullen we pas echt in ons Vaderland aangekomen zijn!

Veel vluchtelingen zijn later in hun toevluchtsoord toch weer gezeten burgers geworden. Ze hebben de theologische schatten van Calvijns leer en prediking gekoesterd en bewaard, zegt Oberman, maar toch in hun gesettelde bestaan, de kracht en de troost ervan verloren. Men nam de leer van Calvijn wel in zich op, maar tegelijk verloor deze kennis de existentiële ervaring van de vluchtelingengemeente, en raakte daarbij verstrikt in gereformeerde scholastiek. ‘De Rots der eeuwen veranderde in een struikelblok’. Er valt hier ongetwijfeld nog wat meer - ook kritisch - te zeggen. Toch is Obermans originele benadering van deze ‘theologie van de vluchtelingen’ meer dan waard om overwogen te worden. Niet alleen om historisch gezien recht te doen aan de reformator van Genève, maar zeker ook om zijn geloofsgoed ook voor vandaag - nu de kerk geen triomf meer heeft en de wereld vol van vluchtelingen is - een nieuwe actualiteit te geven. Zou dit vluchtelingenperspectief een van de redenen kunnen zijn waarom Calvijns leer in landen als bijvoorbeeld Korea en China zo in trek is? En zou het de eens zo gevestigde kerk in de westerse wereld kunnen helpen om opnieuw een heilzame vluchtelingengemeente te worden?
Richard Lefèvre schreef op 3 mei 1554 zijn laatste brief aan Calvijn vanuit de gevangenis van Lyon, aan de vooravond van zijn martelaarsdood. Zijn woorden zijn ter afsluiting een ontroerend en indrukwekkend getuigenis van wat een ‘vluchtelingengeloof’ betekent: ‘Ik schrijf dit om u te laten weten dat ik Pinksteren hoop te vieren in het hemelse Koninkrijk … Als ik niet eerder geroepen wordt zal ik op de vooravond van Pinksteren de roepstem gehoorzamen van onze goede Heere en Meester, als Hij zegt: ‘Kom in gezegende van Mijn Vaderen beërf het Koninkrijk dat u bereid was van voor de grondlegging der wereld’. ... Ik dank u meest nederig voor Gods genade die ik door u ontvangen heb... ‘Wie kan ons scheiden van de liefde Gods?’

Dr. Machiel A. van den Berg is predikant te Zoetermeer (PKN). Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 


 

  • Hits: 3477