30e jaargang nr. 2 (november 2015)
thema: Echt geloof
A. Markus
Laatst geboekt
Vertel me wie ik ben
“Stel dat ik iemand op straat tegemoet loop die me niet kent en die niets van me weet. Een eerste blik, hopla! Wat pikt hij op? Wat voor indruk krijgt hij van me?” In een nachtelijk telefoongesprek krijgt een rechter in ruste die vraag van een lang vergeten jeugdvriend, Dov Grinstein. De rechter herkent de man aan de telefoon eerst helemaal niet. Pas langzaam komen de herinneringen.
Hij had in zijn lagere schooltijd wiskundebijlessen gevolgd in hetzelfde klasje als Dov en ze liepen samen altijd terug naar huis. Een jongetje dat het was gelukt om hem aan het praten te krijgen en enthousiasme en fantasieën in hem wakker te roepen.
Dov, een klein bebrild mannetje, broodmager, zevenenvijftig jaar, heeft een leven als stand-upcomedian achter de rug. Hij wil dat de rechter een show van hem bezoekt. Al is het maar gedurende een half uurtje. De rechter moet hem dan na afloop vertellen wat het ‘iets’ is dat hij, Dov, heeft. “Het iets dat uit iemand naar buiten komt zonder dat hij het in de hand heeft, dat hij misschien als enige op de wereld heeft.” Dov wil weten wat de uitstraling is van zijn persoonlijkheid, wie hij is, wat hij waard is. “De innerlijke glans. Of de innerlijke duisternis. Het geheim, de trilling van de eenmaligheid. Alles wat zich uitstrekt voorbij de woorden die een mens beschrijven, voorbij de gebeurtenissen die hem zijn overkomen en de dingen die in hem zijn misgegaan en verwrongen.” Dov wil doorgrond worden.
Dov is de hoofdpersoon in de nieuwe roman Komt een paard de kroeg binnen van David Grossman. In de roman zit je samen met de rechter in een zaaltje op een industrieterrein in de kustplaats Netanja, ten noorden van Tel Aviv. Je maakt de show mee van Dov.
De roman is een stand-upcomedy van Dov, waar de herinneringen van de rechter ingevlochten zijn door Grossman. Het is een gewaagde vorm voor een roman. Er zijn geen hoofdstukken, alleen de stand-upcomedy van de eerste tot de laatste bladzijde. Grossman slaagt er in om je als toeschouwer van de show van Dov vast te houden. Er lopen mensen weg uit het publiek. Dov houdt hun aantal bij met een krijtje op het bord van het podium. De grappen van Dov zijn soms heel grappig, soms heel flauw van het type ‘Komt een paard de kroeg binnen…’, maar ook vaak hard en bijtend. Hij maakt ook grappen over toeschouwers uit het publiek die hij genadeloos afbrandt. Hij maakt grimmige grappen over de politieke situatie in Israël. Maar het meest onverdraaglijk is nog wel hoe hij zichzelf afserveert en wegzet op het podium als hij door alle grappen heen zijn hartverscheurende levensverhaal vertelt. Een zonderlinge jongen van zonderlinge ouders, die als clown probeert zijn moeder een glimlach te bezorgen.
Gekend worden
Tijdens de stand-upcomedy ben je als toeschouwer lange tijd in de show van Dov op weg in een hotsende jeep van een jeugdkamp in de woestijn naar de begrafenis van één van zijn ouders. Terwijl hij niet weet of het gaat om z’n vader of om z’n moeder. Door onderweg positieve herinneringen aan hen op te halen probeert hij beiden een kans te bieden om niet de overledene te zijn. Het voelt als verraad als hij aan de één langer denkt dan aan de ander.
Als toeschouwer maak je dat allemaal mee. Het is bijzonder pijnlijk hoe hij zichzelf tijdens de show soms keihard in zijn gezicht slaat als hij het publiek niet aan het lachen krijgt. Het is geen wonder dat er steeds meer mensen weg lopen. Als lezer wil je ook wel weglopen, omdat je je steeds ongemakkelijker begint te voelen, maar je blijft gekluisterd aan je stoel tot de laatste bladzijde.
Wat zou iemand als Dov er nu toe brengen om doorgrond te willen worden? Is het een verlangen naar veroordeling, omdat hij hard over zichzelf oordeelt? Of is het juist een verlangen naar een positieve waardering in de hoop dat de nalatenschap van zijn leven toch iets positiefs is? Ik denk dat er in elk geval het verlangen in schuilgaat om gekend te worden. Dat is een diepmenselijk verlangen. Je zoekt iemand die jou kent en begrijpt, iemand die je kan helpen om jezelf te begrijpen. Vertel me wie ik ben.
“Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben,” schrijft de apostel Paulus in 1 Korinthe 13. Hij weet zich gekend door God. Je wilt gekend zijn en dan het liefst liefdevol gekend zijn, ondanks alles wat er scheef zit bij jezelf. Weten dat je gekend bent is troostvol en het heft je eenzaamheid op. Dat eenzaamheid Dov parten speelt, blijkt ook aan het eind van het boek. Als de show voorbij is en de zaal verlaten, zegt de uitgeputte Dov tegen zijn jeugdvriend de rechter; “Wacht nog even, ga zitten, wees nog even publiek”. Komt een paard de kroeg binnen is een roman die lovende recensies heeft gekregen en mijns inziens terecht.
Dodelijk stilzwijgen
Op een heel andere manier komt de vraag ‘Wie ben ik?’ aan de orde in de debuutroman Dodelijk stilzwijgen van Erik Harinck. Hoewel literair van een ander kaliber dan het boek van Grossman, is het een bijzonder boek om te lezen. Het beschrijft de geestelijke tocht die Victor aflegt. Victor werkt in het middelbaar onderwijs op een christelijke school op de Veluwe en hoort bij een orthodoxe gemeente. Voor hem als homo is er plaats in zijn kerkelijke omgeving en op zijn school als hij zich wat betreft zijn geaardheid onder de radar houdt en zich conformeert aan de gezamenlijke opvatting dat een relatie in zijn geval uitgesloten is. Zijn vraag is of die ruimte er ook nog is als hij met een andere lezing van de Bijbel komt en wel een relatie aangaat. Een vraag waarop een antwoord komt, omdat Victor een man ontmoet met wie een relatie ontstaat.
Victor worstelt met de vraag wie hij is, in de ogen van zijn ouders, van de leerlingen op zijn school, van de directie, van de mensen in zijn gemeente, en ook in de ogen van God. Moet hij zich als homo zien als een product van de zondeval, iemand die, in tegenstelling tot hetero’s, dus eigenlijk niet in Gods schepping thuishoort, omdat God in de goede schepping mensen als man en vrouw had geschapen en aan elkaar had gegeven? Niet dat de mensen in zijn omgeving zo expliciet zeggen dat hij eigenlijk niet thuishoort in Gods schepping, maar het lijkt toch wel een onontkoombare conclusie die uit hun standpunt voortvloeit.
De zoektocht van Victor maak je als lezer voor een groot deel mee in de gesprekken die hij heeft met zijn bekenden, zijn ouderling, zijn vriend. In die gesprekken passeren heel wat hermeneutische en Bijbelstheologische uiteenzettingen het voetlicht (Uiteenzettingen die in de roman soms wel een wat belerende indruk maken). De roman is opgebouwd als terugblik, een jaar nadat de korte relatie tot een abrupt einde komt door de onverwachte dood van de vriend van Victor. Het boek begint met de broer van Victors vriend, die een jaar na het overlijden aanbelt en komt vragen hoe en waarom zijn broer is gestorven. Was de dood van zijn broer nu een ongeluk of iets anders? Aan het eind van de roman wordt daar meer over duidelijk.
Wat er voor mij in dit boek uitspringt is de worsteling die Victor heeft met wie hij nu is, in andermans ogen, in zijn eigen ogen en vooral ook in Gods ogen. Dat laatste is voor een (gelovig) mens misschien ook wel de meest basale vraag die er is: mag ik er zijn in Gods ogen? Mag ik er zijn met mijn geaardheid, helemaal zoals ik ben? Als mens kun je pas leven als die vraag met ‘ja’ beantwoord wordt. Ja, ik mag er zijn, ik ben schepsel van God en in Jezus Christus zijn kind. Dat kleurt je identiteit tot in de diepste vezels van je bestaan. In Christus vind je wie je bent.
Identiteit in Christus
Dat brengt me op nog een ander boek, geen roman, maar een boek dat je kunt gebruiken voor gemeenteopbouw: Oefenen in discipelschap. De gemeente als groeiplaats van het goede leven. Het is een bundel met artikelen die op elkaar voortbouwen, onder redactie van James Kennedy en Pieter Vos. In dit boek komt naar voren dat er meer valt te zeggen over het antwoord op ‘Vertel me wie ik ben’. Het antwoord op die vraag is een geschenk, een antwoord van Godswege. In Christus vind ik mijn identiteit als Gods kind, in Christus ben ik deel van een nieuwe schepping. Maar in Oefenen in discipelschap wordt betoogd dat de identiteit die je in Christus ontvangt ook een identiteit is die je beoefent. Christen zijn is iets dat je beoefent.
In kerkelijk Nederland is een bezinningsproces op gang gekomen over de vraag hoe je christen bent. Na een (cultuur)periode van vrijheid en vrijblijvendheid, groeit de behoefte aan aanwijzingen voor een duidelijke christelijke levensstijl, zonder daarbij in moralisme of opgelegde eenvormigheid te verzanden. Dit boek presenteert in deze zoektocht een derde weg tussen de uitersten van vrijblijvendheid en moralisme: christelijk leven heeft alles te maken met de vorming van een christelijk karakter. Er worden twee accenten gelegd. Allereerst is navolging, christelijk leven iets is dat geoefend en beoefend moet worden door deugden te oefenen. In de tweede plaats wordt onderstreept dat dit oefenen en beoefenen alleen goed kan in een christelijke gemeenschap, om het ook van daaruit verder uit te leven.
Het lijkt me dat de inzet van deze bundel bij deugden, navolging in de juiste kaders plaatst. Het sluit aan bij de apostolische inzet dat de identiteit die een christen heeft in Christus, een geschenk is en ook een roeping. Het is ook de roeping om telkens te zijn wie je in Christus bent. Dat is geen zelfverbeteringsprogramma, maar dagelijks leven van Gods Geest, die zijn vrucht in je karakter laat groeien en voordurend inspireert om karaktereigenschappen te (be)oefenen die passen bij Christus. Niet als individueel gebeuren, maar als een manier van leven in de gemeenschap van volgelingen van Jezus. Je identiteit deel je met je medevolgelingen, herken je in de gemeenschap, vormt zich in de gemeenschap onder de invloed van de Geest.
Dr. Arjan Markus is predikant (PKN) te Rotterdam-Delfshaven en redacteur van Kontekstueel. Mailadres:
Naar aanleiding van:
David Grossman, Komt een paard de kroeg binnen, Amsterdam 2015, 250 blz.
Erik Harinck, Dodelijk stilzwijgen, Boekscout.nl 2014, 278 blz.
James Kennedy, Pieter Vos (red.), Oefenen in discipelschap. De gemeente als groeiplaats van het goede leven, Zoetermeer 2015, 128 blz.