Skip to main content

30e jaargang nr. 1 (september 2015)
thema: Pionieren: vrucht of vlucht?

Kroniek
Zeurland?

G.C. den Hertog

Schepper & Co van 18 juli jl. had een interview met NOS-correspondent David-Jan Godfroid. Vorig jaar was hij vrijwel dagelijks op televisie met reportages over het neerhalen van de MH 17 en de spanningen tussen Rusland en Oekraïne. Hoe keek hij na al die jaren Oost-Europa tegen Nederland aan? “Nederland is een zeurland”, was zijn antwoord.
‘Kijk maar eens naar het nieuws, er wordt gepiept en gemekkerd over van alles en nog wat dat niet zou deugen, maar we vergeten dat we nog altijd leven in een oase van veiligheid en voorspoed.’
Ik heb geen reacties op die kwalificatie van Godfroid gezien of gehoord, het was ook midden in de vakantietijd. Maar anders was er mogelijk wel enig gezeur over gekomen. Nederland zeurland?! We waren toch altijd gidsland in Europa?! Wat is er met ons aan de hand?

Misschien ‘zeuren’ we wel, omdat ons langzamerhand het gevoel bekruipt dat we de greep op de dingen verliezen en het gevoel hebben in een virtuele werkelijkheid te leven. Straks doen we onze ogen open en merken we dat al dat gruwelijks dat we op ons beeldscherm zien ons hier ook bereikt.
De uitdrukking ‘virtuele werkelijkheid’ gebruik ik, hoewel ik weet dat we er vandaag iets anders mee bedoelen. Je kunt game-verslaafd zijn en zo in de meest gewelddadige computerspellen opgaan dat je het verschil tussen jouw virtuele wereld en de ‘echte wereld’ uit het oog verliest. Van de IS-rebellen wordt wel gezegd dat ze zonder emotie op de meest gruwelijke wijze kunnen moorden, omdat ze door de vele computergames die ze gespeeld hebben afgestompt zijn geraakt en het verschil tussen de echte werkelijkheid en de virtual reality uit het oog hebben verloren. Het neemt niet weg dat ze in de harde strijd die ze voeren het verschil tussen echte en virtuele wapens inmiddels wel aan den lijve hebben ondervonden.
Ik bedoel maar: virtueel en echt liggen dichter bij elkaar dan ons lief is. Wat is er aan de hand en wat kunnen we eraan doen?

Kwaad als ‘theologische constructie’
In Trouw van 25 juli komt in een serie over ‘Het Kwaad’ de Engelse filosoof Simon Critchley aan het woord. De eerste vraag die aan hem gesteld wordt is, ‘hoe het met de moraliteit in de wereld gesteld is’. Hij antwoordt met één woord, dat hij vier keer herhaalt: ‘Slecht, slecht, slecht, slecht’. Hij is zo vriendelijk het ook uit te leggen: “De meeste mensen zijn cynische, ironische wezens geworden, die zich machteloos voelen tegenover alles wat er misloopt in hun wereld.” Er ontbreekt pijnlijk een samenhangende visie op wat goed en kwaad is, wat waarde heeft en inzet verdient.
Anders dan je na zo’n begin zou verwachten, wil Critchley er niet aan dat er mensen zijn die uit pure slechtheid er op uit zijn om anderen kwaad te doen. Iets als het ‘pure Kwaad’ is “een theologisch idee en de mensheid is beter af zonder dat idee”. We noemen immers iets ‘Kwaad’ als we besloten hebben om het niet te begrijpen. Maar het gáát juist om het begrijpen. Critchley vindt in de film Shoah van Claude Lanzmann juist heel sterk dat, als een voormalig SS-er die in Auschwitz heeft gewerkt, spijt betuigt over zijn daden, Lanzma­nn reageert dat hij dat niet hoeft te horen, maar alleen wil weten hoe het daar in Auschwitz in zijn werk ging. Hij vraagt maar door en door: hoeveel treinen kwamen per dag aan, wie deden de deuren open, waar stond iedereen tijdens het selectieproces, wat gebeurde er als het gas in de gaskamers werd gegooid, enz. Als je zo’n benadering kiest krijg je volgens Critchley “een veel rijker en empirisch begrip van het proces, dat is diepgaand interessant”.
Maar IS dan? Al die mensen die gedood worden, Yezidi’s, moslims van het ‘verkeerde’ soort, christenen, een onthoofding als die van de archeoloog Khaled Assaad in Palmyra? Dat is toch kwaad van een huiveringwekkend gehalte? Volgens Critchley is IS een direct gevolg van de invasie in Irak, zoals Osama bin Laden de aanval op de Twin Towers ‘verklaarde’ vanuit wat hij als jongen op televisie gezien had, namelijk hoe vanaf Amerikaanse schepen raketten werden afgeschoten die zich boorden in flats in Beiroet. Niks intrinsiek kwaad in de mensen zelf. We zijn volgens Critchley toe aan een revolutie in het denken. Het is eigenlijk heel eenvoudig: “Mensen in de juiste omstandigheden zorgen voor elkaar.” Maar wij in het westen zijn bang. Daarom zetten we de grenzen niet open. We kunnen het rustig doen: de Bulgaren en Roemenen zijn toch óók niet massaal gekomen?!
Misschien moeten we niet meteen onze schouders ophalen over deze benadering. Critchley heeft wel gelijk dat het belangrijk is om te kijken hoe het ‘werkt’. Maar ik versta Lanzmann toch anders dan hij. Lanzmann was niet puur geïnteresseerd in de logistieke of technische kant van de Sjoa, maar hij begreep drommels goed dat je door – zoals die SS-er – te zeggen dat je spijt hebt en niet precies wist wat er gebeurde, je eronderuit kunt proberen te draaien. Dat Lanzmann de SS-er liet vertellen hoe het in zijn werk ging, was om hem te laten merken dat hij er zo niet mee weg zou komen. Dat de SS-er zei dat hij niet precies wist wat gebeurde, dat was precies het probleem. Het is een bekend mechanisme: wegduiken voor je verantwoordelijkheid en ontkennen dat jij het was.

Weten is begrijpen?
Het interview met Critchley las ik toen ik net bezig was in een boek over ‘bevindelijk gereformeerden’ en het nationaalsocialisme. De schrijver is een jonge historicus, E.G. Bosma, van huis uit Gereformeerd Vrijgemaakt, maar inmiddels lid van de Gereformeerde Gemeente in Rijssen en ook raadslid voor de SGP. Hij promoveerde dit voorjaar op de studie Oude waarheid en nieuwe orde. Bevindelijk gereformeerden en het nationaalsocialisme 1920-1950. Het is een lijvige pil, 600 bladzijden tekst en dan nog de nodige bijlagen (Labarum Academic / De Banier, Apeldoorn 2015).
Ik was erg benieuwd wat ik te lezen zou krijgen. Het beeld dat ik had was toch dat de ‘bevindelijk gereformeerden’ vooral lijdelijk waren onder ‘het oordeel van God’, maar zich er tegelijk zelfs haast enigszins masochistisch in koesterden en in feite vaak collaboreerden met de bezetter. Dat beeld blijkt niet te kloppen. De ‘bevindelijk gereformeerden’ lopen niet significant uit de pas in vergelijking met de Nederlandse bevolking in haar geheel: de meesten probeerden het leven voort te zetten en lieten zich zo weinig mogelijk met politiek in. Men ‘accommodeerde’ zich aan de nieuwe omstandigheden, maar collaboratie werd het slechts in een enkel geval. Er kwam zelfs verzet onder hen voor, meer dan collaboratie. Ds G.H. Kersten werd naarmate de oorlog vorderde kritischer ten opzicht van Nazi-Duitsland en het blijft schimmig waarom hij na de oorlog uit de Tweede Kamer geweerd werd.
Vóór de oorlog had men in de diverse bevindelijk-gereformeerde kerken de ideologie van het nationaalsocialisme afgewezen en in de pers ook bestreden. Uitzonderingen waren er ook, maar ze bevestigden ook nu de regel. Dat men tijdens de Tweede Wereldoorlog zich ‘accommodeerde’ hing samen met de kijk die men had op hoe het zo ver had kunnen komen. Op dit punt was er ook consistentie in houding vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog: men had een sombere visie op de westerse wereld en zag de oorlog als oordeel Gods. Dat men moeite had in verzet te komen hing samen met dit theologisch kader. Als God oordeelt, moet je je daar dan niet onder voegen? Dat sommigen het ‘kussen’ van ‘de roede’ invulden als voor henzelf comfortabele collaboratie met de bezetter is een feit, maar dat geldt niet voor deze bevolkingsgroep als geheel. Hoe dan ook, dat men ‘accommodeerde’ hoefde geen afbreuk te doen aan de bezwaren die men koesterde ten opzichte van het nationaalsocialisme als ideologie.
Bij het lezen van deze studie moest ik aan Critchley denken met zijn devies: probeer het te begrijpen. Een eyeopener was voor mij dat één van de factoren die meespeelden in de sympathie voor Duitsland bij de ‘bevindelijk gereformeerden’ de verontwaardiging was over de vernedering en de onhaalbare herstelbetalingen die de geallieerden in de verdragen van Versailles aan Duitsland oplegden. Dat kan ik goed begrijpen en dat is ook iets om voor ogen te houden: anderen knechten en vernederen is geen goede politiek en je loopt grote kans dat je het eens met rente moet terugbetalen.
Maar al is weten begrijpen, het blijft staan dat er in de jaren dertig in de bevindelijk-gereformeerde pers veel over politiek werd geschreven (kom daar vandaag nog eens om!), maar dan vanuit een theologie die grote woorden meende te kunnen spreken over Gods weg en zijn oordelen die het af liet weten als het aankwam op wat de elementaire en systematische schending van menselijkheid voor reactie van hen vroeg. In onze kerkbladen – en in Kontekstueel! – doen we het zonder ‘grote verhalen’ met weidse perspectieven. Maar voltrekt zich niet onder ons wat in Spreuken 29:18 staat, namelijk dat waar het visioen ontbreekt, het volk verwildert?

Als herinneringen pijn doen…
De Tweede Wereldoorlog was deze zomer ook stevig in het nieuws, soms op de voorpagina’s (zal premier Abe excuses aanbieden?), maar meestal in de vorm van herinneringen. Mij viel op dat er zoveel gevraagd wordt om eindelijk excuses of verontschuldigingen aan te bieden, van de Nederlandse regering aan de joden die weggevoerd zijn met medeweten en zelfs medewerking van Hollandse politiemensen, maar ook van Mitsubishi aan de krijgsgevangen die tijden de oorlog onder erbarmelijke omstandigheden in hun fabrieken werkten en noem maar op. Overlevenden van Hiroshima en Nagasaki kwamen uitvoeriger aan het woord dan ik me kan herinneren. Premier Abe heeft geen verontschuldigingen uitgesproken voor wat zijn volk anderen heeft aangedaan. Eerlijk gezegd snapte ik wel dat hij het niet deed. Zijn voorgangers hebben het al diverse keren namens Japan gedaan en het moet geen verplicht nummer worden. Zijn argument dat het contraproductief is om een nieuwe generatie op te zadelen met onrecht van ver vóór hun tijd snijdt ook hout.
Dat neemt niet weg, de Tweede Wereldoorlog blijft schrijnen. Op 4 mei gaan we niet de herdenking wat algemener trekken, maakte ik uit een kort berichtje in de media op, het zal blijven gaan om de Tweede Wereldoorlog. Andere oorlogen en vredesmissies naar conflictgebieden krijgen niet dezelfde aandacht als de gevallenen tijdens 1940-1945. Daar is iets gebeurd dat we niet uit ons collectieve geheugen mogen laten wegglijden. En we moeten het verschil tussen de ene dode en de andere niet vergeten. Op 4 mei moet er in Amsterdam toch maar geen gedicht worden voorgelezen over een verre oom die aan het Oostfront is gevallen en in Vorden moeten ze op 4 mei ook maar niet meteen langs de graven van de Duitse soldaten lopen.
Natuurlijk, die Duitse jongens waren ook slachtoffers, althans voor een deel. Maar er wás verschil, het nationaalsocialisme was een volstrekt verworden ideologie, er was systematische uitroeiing met een management volgens het boekje, goed werd in kwaad omgelogen, en omgekeerd probeerde men kwaad tot goed te verheffen. Daar tegenover was er de inzet voor de vervolgden en verdrukten, met gevaar voor eigen leven. Bij de herdenking op 4 mei zal dit altijd helder moeten zijn. Herdenken wil toch zeggen: verantwoordelijkheid voor onze geschiedenis op ons nemen. Leren uit het verleden. Zonder grote woorden laten zien dat je begrepen hebt wat er is misgegaan. En – wat er ook in ons huist.

Margarethe Kühnapfel
Dat laatste maakt het mogelijk oog te hebben voor het lijden van ‘de ander’. Ik noemde al even de ervaringsverhalen over de Tweede Wereldoorlog die naar boven komen en nog verteld moeten worden. Er is kennelijk het nodige verdrongen, mensen hebben het in zichzelf opgepot, de omgeving wilde niet luisteren, het moet er nu uit. Het kan nu nog – net.
Er kunnen ook verhalen verteld worden die lange tijd niet ‘politiek correct’ geweest zijn. Zelf heb ik deze zomer een boekje gelezen van een vrouw, over wie ik op internet of waar dan ook niets kan vinden: Margarethe Kühnapfel. Ze is vlak vóór de oorlog getrouwd met Siegfried Kühnapfel, die op 15 maart 1913 in Rastenburg (Oost-Pruisen) geboren werd. Hij was dominee van de Bekennende Kirche, en heeft als jong student enkele keren hardhandig met de Gestapo kennis gemaakt en gevangen gezeten. In de Tweede Wereldoorlog moest hij zijn jonge vrouw en pas geboren tweeling achterlaten, is zoek geraakt bij Stalingrad en voor het laatst gezien in het krijgsgevangenenkamp Jelaguga in het voorjaar van 1943. Zijn vrouw Margarethe had weliswaar niet theologie gestudeerd, maar wel een kerkelijke opleiding achter de rug. Toen hij – en vele andere, vrijwel allemaal jonge predikanten van de Bekennende Kirche – in dienst moest, was er geen vervanging. De predikantsvrouwen sprongen vaak in, hoewel ze geen officieel kerkelijk ambt hadden. In het boekje dat ze na de oorlog schreef lees je alleen terloops over deze dingen, zoals ook over het verdriet over het verlies van haar tweeling.
Toen kwamen de Russen. Waar Margarethe woonde – Oost-Pruisen – bereikten ze voor het eerst Duits grondgebied, nadat ze duizenden kilometers lang hadden gezien wat de Duitsers hadden aangericht. Frau, komm!, is de titel van een boek over wat er met jonge en oude vrouwen, met meisjes zelfs, allemaal is gebeurd. Die titel spreekt voor zichzelf. Dat doet ook de titel van het boek van Margarethe Kühnapfel, dat in 1951 uitkwam en vele malen werd herdrukt, tot in 1996 toe: Auch in der Hölle bist Du da. Not und Gnade meiner Russenjahre. God was er ook in de hel, zegt ze met Psalm 16. Ze is zelf ook verkracht, maar daar schrijft ze nauwelijks over. Ze schrijft over het werkkamp, de kolchoz, waar ze met vele andere vrouwen onder erbarmelijke omstandigheden een jaar lang heeft verkeerd, over de wonderlijke nabijheid en troost van Christus, die ze heeft ondervonden, en hoe de afgebeulde vrouwen ’s avonds bij haar kwamen en haar vroegen om met hen te lezen en te bidden. Ze schrijft met schaamte over hoe ze na haar vlucht in Königsberg leefde, afgestompt, geestelijk dor en murw, en over hoe God haar daar heeft opgezocht en getroost. Ik weet verder niets over haar, maar ik weet wel dat ik deze zomer een heel bijzonder boek heb gelezen, over een werkelijkheid van vertwijfeling én troost.
Misschien, dacht ik, zijn we het besef van wat Gods troost en nabijheid in zulke omstandigheden kan inhouden kwijtgeraakt en daarom een ‘zeurland’ geworden…

Prof. dr. Gerard den Hertog doceert systematische theologie aan de Theologische Universiteit van Apeldoorn.
Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.