Skip to main content

39e jaargang nr.  3 (mei 2025)
thema: Herbetovering. Om al uw tekens te verstaan

Willem Jan de Hek
Heilige Grond
Spelen met steen, licht en schaduw

Architectuur is spelen met steen, licht en schaduw. Er zijn legio gebouwen die dat heel mooi zichtbaar maken. De Chapel on the Water van de Japanse architect Tadao Ando, bijvoorbeeld. De Therme Vals van de Zwitserse architect Peter Zumthor. Of de Thomaskerk van Karel Sijmons in Amsterdam. Het zijn stuk voor stuk prachtige ruimtes ontstaan, waarin je als vanzelf langzamer gaat lopen, zachter gaat praten en misschien zelfs wel even stilvalt van de verwondering. Ruimtes die je uitnodigen om het spel mee te gaan spelen.
De Chapel on the Water ligt in de natuur van Hokkaido. Deze kapel opent zich naar een stille vijver, met het water als een spiegel naar de hemel. Hier bepalen het licht en de seizoenen het ritme. Steeds ziet de ruimte er weer anders uit. De kapel wordt vooral gebruikt voor bruiloften – vaak zonder religieuze inhoud. En toch roept de plek gevoelens van sacrale rust en van niet-alledaagse schoonheid op. Dat geldt ook voor de Therme Vals. Ook dit complex ligt midden in de natuur, ingebed in het Zwitserse berglandschap. Het is in de kern een zwembad, maar de bezoekers ervaren het gebouw als een tempel voor de zintuigen. Het is er stil. Er is ruimte voor concentratie en voor een zekere devotie. Ontspanning voor lichaam en geest. En dan noemde ik ook nog de Thomaskerk. Die bevindt zich juist in de drukte van stedelijk gebied, op de rand van de Zuidas in Amsterdam. Op zondag wordt het gebouw gebruikt door een protestantse kerkelijke gemeente. Maar ook doordeweeks is de kerk open, als De Thomas, een ‘huis om op verhaal te komen’.
De drie gebouwen lijken in hun architectuur wel wat op elkaar. En zijn er ook verschillen. De kapel en de kerk noemen we heilige grond. De thermen noemen we hooguit helende grond. Waarom eigenlijk? Wat maakt een ruimte werkelijk heilig? Zit hem dat in de architectuur? Heeft het met gebruik te maken? Met wijding? Is het afhankelijk van de context? Op basis waarvan krijgen gebouwen betekenis? En hoe komt het dat juist kerkgebouwen – van gotisch tot modern tot brutalistisch – iets met ons kunnen ‘doen’?

Seculariteit
Dit zijn allemaal vragen die samenhangen met het zoeken naar heilige grond in onze tijd en samenleving. Valt die nog te vinden? Volgens de Britse filosoof Alain de Botton wordt dat steeds moeilijker. Het lijkt erop alsof het heilige verdwijnt. En volgens hem heeft dat alles te maken met de secularisatie én met die hardnekkige moderne nadruk op functionaliteit. In zijn boek Religie voor atheïsten beschrijft De Botton hoe het verdwijnen van religie uit onze samenleving tot een verarming van onze gevoeligheid voor schoonheid heeft geleid. Eeuwenlang was religie immers een krachtige motor achter de esthetische verfijning in kunst en architectuur. In zijn boek zet De Botton de katholieke en protestantse benadering van bouwkunst daarbij scherp tegenover elkaar. Want waar het katholicisme schoonheid nog beschouwde als een morele en spirituele noodzaak, koos het protestantisme voluit voor de soberheid – uit vrees dat al die uiterlijke pracht maar zou afleiden van het Woord. Die esthetische terughoudendheid werkte in de hele westerse cultuur door. Het resultaat: een wereld vol met functionele, vaak zielloze gebouwen die de menselijke geest tekortdoen.
Een vergelijkbare analyse vinden we bij de Amerikaanse socioloog Richard Sennett. In zijn boek Stadsleven laat hij zien hoe het westerse stedenbouwkundige denken – mede onder invloed van die protestantse waarden – steeds meer gedreven werd door efficiëntie en rationaliteit. Daardoor is een kloof ontstaan tussen het fysieke ontwerp van een ruimte en de diepere behoeften van haar gebruikers. Zowel Sennett als De Botton pleiten dan ook voor een herwaardering van architectuur die méér doet dan slechts functioneren. Wat we nodig hebben zijn gebouwen die inspireren, verbinden en vol zijn met betekenis.
Maar is dat niet een kwestie van smaak? Wat de een mooi vindt, vindt de ander toch lelijk? Maakt het uit hoe een gebouw eruitziet? Ja, zeker wel! Volgens Alain de Botton werkt lelijkheid vervreemdend, terwijl schoonheid ons voedt, verheft en troost. Bovendien kan schoonheid een morele werking hebben. Architectuur heeft het vermogen om ons mensen op te voeden, ons tot rust te brengen, ons tot reflectie uit te nodigen. En daarom pleit hij dan ook voor een nieuwe generatie seculiere tempels: nieuwe heilige grond, die menselijke waarden als kalmte, perspectief, vergeving en verbondenheid belichamen.
Het is een aantrekkelijk idee. Maar is schoonheid op zichzelf genoeg om iets tot heilige grond te maken? Kan architectuur ons wel optillen zonder een bron buiten onszelf? En kun je die heilige grond eigenlijk wel ontwerpen?

Ontwerpkracht
Wat we nodig hebben is architectuur die verder reikt dan puur functioneel bouwen. In De architectuur van het geluk stelt Alain de Botton dat gebouwen op subtiele maar diepgaande manieren met ons communiceren. Architectuur is niet alleen een kwestie van techniek of esthetiek, maar ook een vorm van ‘spreken’, waarin gevoelens, ideeën en waarden tot uitdrukking komen. Zonder dat we het altijd beseffen, zijn we voortdurend in gesprek met onze omgeving. De gebouwen die het decor van ons bestaan vormen, beïnvloeden ons denken, voelen en welzijn – via hun verhoudingen, materialiteit, lichtval en ritme. Een goed ontworpen ruimte kan vreugde oproepen, een slecht ontworpen ruimte juist somberte of onrust. Inderdaad: architectuur gaat niet alleen over steen, maar ook over licht, schaduw, stilte en de menselijke ervaring, en over spelen met de elementen.
De Nederlandse hoogleraar psychologie Hans Alma bouwt hierop voort. In haar boek Het verlangen naar zin verkent zij de rol van kunst, religie en natuur in de hedendaagse zoektocht naar zingeving en spiritualiteit. Ze vertelt over haar eigen ervaringen in de oude kerken van Noord-Italië, waar de architectuur, beeldcultuur en sfeer diepe indruk maken. Tegelijkertijd stelt ze de vraag: hoe resoneren zulke ruimtes nog met mensen zonder christelijke achtergrond? Begrijpen zij deze ‘taal’ nog wel? En verplaatst de ervaring van zingeving zich niet naar andere plekken – naar de natuur, bijvoorbeeld? Alma pleit voor een nieuwe manier van waarnemen: weg van tegenstellingen als seculier-religieus of geest-materie, en meer gericht op resonantie-relaties. Mensen worden eenvoudigweg geraakt in dialoog met de wereld, die niet neutraal is, maar een eigen stem heeft. Dit vraagt om aandacht, ontvankelijkheid en zorg — voor mens, natuur en samenleving.
Het meest opvallende aan de (naar eigen zeggen) niet-religieuze mens is misschien wel dat die mens diep vanbinnen nog steeds heel religieus lijkt te zijn. Dat zien we op allerlei manieren. Soms op heel alledaagse momenten: tijdens het vieren van een verjaardag of tijdens het bezoeken van een plek met bijzondere persoonlijke betekenis. De filosoof Charles Taylor heeft het in dit kader over de ‘subtielere talen’ als pogingen om toegang te krijgen tot de transcendente dimensie van religie, zonder zich te hoeven verbinden aan allerlei traditionele leerstellingen, dogma’s of praktijken.
En precies daar ligt volgens mij een uitgelezen kans voor het kerkgebouw. Neem de Thomaskerk in Amsterdam, op een steenworp afstand van de Zuidas. Het is heel logisch dat deze kerk op allerlei manier zoekt naar mogelijkheden om juist ook het gebouw ter beschikking te stellen aan de zinzoeker. Die het misschien op het eerste gezicht perfect voor elkaar heeft, maar vanbinnen toch een leegte ervaart. Het is voor de kerk steeds moeilijker om deze zinzoekers puur op cognitief niveau te bereiken. Ze moet zich op het hartsniveau tot hen verhouden. En een van de wegen naar het hart is nog altijd de weg van de schoonheid.

Resonantie
Dit sluit natuurlijk nauw aan bij wat de Duitse socioloog Hartmut Rosa resonantie noemt. In zijn boek Onbeschikbaarheid stelt Rosa dat mensen niet losstaan van de wereld, maar ermee verbonden zijn via resonantie-relaties: situaties waarin we geraakt worden, reageren, getransformeerd worden – en erkennen dat deze ervaring niet maakbaar of afdwingbaar is. Je kunt resonantie niet ontwerpen, maar je kunt er wel ruimte voor scheppen.
En is dat niet precies wat gebeurt op heilige grond? Het kerkgebouw biedt een plek voor ontvankelijkheid voor Gods Geest. Een ruimte waar resonantie kan ontstaan – door liturgie, verkondiging, gemeenschap, muziek, ritueel en stilte. Soms gaan zelfs de stenen spreken. Soms ontstaat zomaar het spel van licht en schaduw. Iedereen die weleens tijdens de eredienst zag hoe het zonlicht plotseling door de ramen van een kerkgebouw viel, weet het: de architectuur doet volop mee in de beleving. Alsof de heilige grond je uitnodigt. Dat is misschien wel een belangrijk kenmerk: dat dit soort ruimtes niet eens zozeer spreken, maar veeleer wachten op antwoord.
Een kerkgebouw is meer dan een stapel stenen. Het decor voor de liturgie doet helemaal mee – of het nu gaat om een eeuwenoude gotische kathedraal, of een modernistische kerk uit de jaren zeventig. Elke goed ontworpen ruimte heeft de potentie om het spel van steen, licht en schaduw te laten gebeuren. In een tijd van ‘herbetovering’ heeft de kerk met haar gebouwen natuurlijk goud in handen. If you have it, flaunt it, zeggen de Amerikanen. Begraaf je talent niet diep in de grond. Steek het niet onder stoelen of banken. Besteed er aandacht, creativiteit en waar nodig ook de middelen aan.
De kerk heeft een traditie voort te zetten: om religie in te zetten voor schoonheid. Dat vraagt om een blijvende investering in onze gebouwen. En dat vraagt ook om het royaal delen van deze heilige grond met anderen. Als mensen die verder geen band met de kerk hebben de vraag stellen of ze in de kerk begraven mogen worden, zeggen we ja. Hetzelfde geldt voor een huwelijk, een ledenvergadering of de buurtmaaltijd op Burendag. Waarom? Omdat we schoonheid willen delen, omdat we hopen dat er iets gaat resoneren – ook al weten we dat het heilige per definitie onbeschikbaar is, om met Hartmut Rosa te spreken. God is niet ‘in’ een ruimte te vangen, maar toch kan een ruimte doordrenkt raken van zijn aanwezigheid. Daarom is de kerk ook niet huiverig om ín het gebouw steeds weer iets van het verhaal van Christus te vertellen. Via gebedskaarten, exposities, een kaarsentafel, een kruis aan de muur of in de tuin. Architectuur is spelen met steen, licht en schaduw. En met het kruis als watermerk gaat dat spel zelfs nog een stap verder, mondt het uit in spelen met de Geest.

Links naar de afbeeldingen:
https://www.archdaily.com/97455/ad-classics-church-on-the-water-tadao-ando
https://www.archdaily.com/13358/the-therme-vals
https://zuidas.nl/blog/2020/12/28/binnenkijken-bij-monument-de-thomaskerk/

W.J. de Hek is theoloog en architect. Hij is als predikant verbonden aan de Jacobikerk te Utrecht en het platform ViaJacobi en is promovendus aan de Protestantse Theologische Universiteit.
Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

  • Raadplegingen: 8