Skip to main content

nr6 • 2004 • De gezonde apotheek

juli 2004 (18e jaargang nr. 6)

De gezonde apotheek
Naar aanleiding van 1 Timotheüs 1:3-13

Prof.dr. G.C. den Hertog

Onlangs zag ik op Ameland een viswinkel, die ‘de gezonde apotheek’ heette, en ik realiseerde me dat dat in mijn jeugd een heel gebruikelijke naam was. Ik herinner me diverse viskraampjes en -winkels, die die naam droegen, maar pas toen ik die naam recentelijk weer tegenkwam, realiseerde ik me dat ik hem al een hele tijd niet meer gezien had.

Gezond

Ik heb me even afgevraagd hoe dat komt. Zit er vandaag een luchtje aan het woord ‘gezond’? Het wordt nauwelijks nog in advertenties gebruikt. Het is kennelijk geen term meer, die bij mensen meteen positieve gevoelens naar boven haalt. Zou het zijn, omdat het woord ‘gezond’ gebruikt is in relatie tot ‘ras’ en ‘eigen volk’? Dat lijkt mij niet, want dan kan het inmiddels gerust weer in gebruik genomen worden: extreem-rechtse politieke groeperingen van vandaag bezigen het niet of nauwelijks. Hangt het dan samen met onze wetenschap over alle gif dat in de zeeën is geloosd, dat over onze akkers en weiden is uitgestort, en in de voedselketen terecht gekomen? Misschien, maar ik heb niet de idee dat de consumptie van vis dramatisch is afgenomen. Dat zal het dus óók niet zijn.
Ik kan het mis hebben, maar ik heb het vermoeden dat het woord ‘gezond’ als aanprijzing voor velen iets betuttelends heeft. ‘Eet dit nu maar, want het is goed voor je.’ Nu, dat zullen we zelf dan wel even uitmaken! Laten de reclamemakers daarom het woord ‘gezond’ maar even achterwege? ‘Biologisch’ doet het beter. Het klinkt objectief-wetenschappelijk, en het is niet bevoogdend. En voor bevoogding hebben we iets als een collectieve allergie.  
De uitdrukking ‘gezonde leer’ deelt in deze malaise. Over ervaring mag het gaan in de kerk, maar ‘leer’ gooit geen hoge ogen, en al helemaal niet als die als ‘gezond’ wordt aangeprezen. Dat heeft zijn directe weerslag op die middagdiensten in kerken van gereformeerd belijden, waarin een gedeelte uit de Heidelbergse Catechismus centraal staat. Is het nog wel van deze tijd? Het lijdt geen twijfel, dat het van velen niet meer hoeft.

Leven en leer

Nu is de uitdrukking ‘gezonde leer’ niet een term uit het recente verleden, maar een voluit bijbelse uitdrukking. Dat woord ‘gezond’ komt tamelijk frequent voor in de Pastorale Brieven, dat is: in 1 en 2 Timotheüs en Titus, in combinatie met ‘leer’ (1 Tim. 1,10; 2 Tim. 4,3; Titus 1,9; 2,1), of met ‘woorden’ (1 Tim. 6,3; 2 Tim. 1,13) en ‘prediking’ (Titus 2,8), en op basis daarvan kan er ook sprake van zijn dat men ‘gezond in het geloof’ (Titus 2,2) is.
Om precies te zijn: het woord ‘gezond’ komt in het Nieuwe Testament alléén in de Pastorale Brieven voor. Dat wijst erop, dat het in deze brieven een sleutelbegrip is. Het staat voor: goed, recht, zuiver, onvervalst. Maar is dat nu ook niet precies waar we onze bekomst van hebben - dat er een of andere maatstaf is, aan de hand waarvan de zuiverheid van ons geloof gemeten wordt? Een starre leer, die onveranderlijk wordt doorgegeven, zonder in te gaan op de eigen tijd. Kortom: een Heidelbergse Catechismus van vier  en een halve eeuw geleden...
Eerlijk is eerlijk: er zijn uitleggers, die die ontwikkeling inderdaad herleiden tot de uitdrukking ‘gezonde leer’ in deze Pastorale brieven. Kijk maar naar hoe de apostel die term inzet tegen ‘ketters’, en hoe het een vaststaand criterium is in de vermaningen aan de ambtsdragers. Maar gauw afscheid van nemen dus?

Laten we toch even preciezer kijken, alvorens deze rigoureuze stap te doen. De eerste keer dat we de term ‘gezond’ tegenkomen, in 1 Timotheüs 1,10, staat de uitdrukking in een ethisch kader. In de verzen die eraan voorafgaan wordt de tweede tafel van de Tien Geboden samengevat, en de opsomming daarvan wordt kortweg afgesloten met: ‘en wat er verder allemaal ingaat tegen de gezonde leer’.
Dat houdt in, dat de ‘gezonde leer’ direct het leven raakt, onmiddellijk. Het gaat in het christen-zijn dan niet maar om consequenties die je trekt uit je geloof, maar die toch van het ‘eigenlijke’, van de ‘kern’, kunnen worden onderscheiden - zodat bij een verkeerd leven het geloof zelf nog min of meer onaangetast blijft. Nee, het is één op één: tot de ‘gezonde leer’, in overeenstemming met het Evangelie, behoort een bepaald leven. Dat ligt er helemaal in besloten. Het is ermee gegeven. Genade is niet los verkrijgbaar, dat wil zeggen zonder de daadwerkelijke vernieuwende werking van het Evangelie. En die vernieuwing is niet onbepaald, maar is niets anders dan het aandoen van de nieuwe mens, die naar de wil van God geschapen is in waarachtige gerechtigheid en heiligheid (Ef. 4,24).
De commentaren stellen voor de verklaring van de uitdrukking ‘gezonde leer’ vaak, dat je aan het gebruik ervan in de late brieven van het Nieuwe Testament kunt aflezen, dat het Evangelie rationeel benaderd wordt. Daar is iets van waar, maar zeker is in elk geval óók, dat het niet om een vorm van redeneren gaat die losstaat van het leven. De ‘gezonde leer’ wordt duidelijk als een levende en effectieve afweer tegen allerlei vormen van ethisch wangedrag in het veld gebracht.

Dwars op het leven

Misschien is dat wel voor vandaag het meest aanstootgevende. Als er één ding is, dat we onder geen voorwaarde willen, dan is het wel dat iemand ons de wet voorschrijft. Ik heb dat hierboven een soort collectieve allergie genoemd. Alleen al de idee, dat we het goede niet uit onszelf putten, is  onverdraaglijk en onverteerbaar. We kunnen wel degelijk zelf bepalen, wat een goed leven is.
Inmiddels zijn er wel barstjes zichtbaar in die zekerheid. We hebben de lat al wat lager gelegd, maar nog is het niet zó dat iedereen spontaan het goede doet. De eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat het ethisch principe vandaag dat van het ‘hedonisme’ is:  ‘vergeet vooral niet te genieten’. Het is wel het elfde gebod genoemd: ‘Gij zult genieten’. Er zit trouwens ook meer dwang onder dan ons lief is. Het komt in de buurt van: ‘geniet of ik schiet!’.
Als daar dan de ‘gezonde leer’ tegenover geplaatst wordt, horen we daar - terecht - in, dat we het allemaal niet zo goed weten - en dat het bovendien ontbreekt aan kracht om wat goed is dan ook te doen. Nou ja, zeg!
In 1 Timotheüs 1,10 brengt Paulus de leer van ‘het Evangelie van de heerlijkheid van de zalige God’ met het oog hierop ter sprake. Die ‘gezonde leer’ staat dwars op het je ongeremd uitleven. Het is niet een statisch geheel van waarheden, een zaak van het verstand alleen. Nee, het is helemaal betrokken op het leven. Maar - het staat er dwars op. Waar de apostel spreekt over de ‘gezonde leer’ heeft hij het over de verkondiging, die betrokken is op hoe mensen vandaag in elkaar zitten. Het Evangelie van Jezus Christus wordt daarin op een levende manier uitgelegd, met de inhoud in alle hoekigheid betrokken op waar de mensen vandaag zitten.
Zo is en blijft het - leer. Gezonde leer. Zoals de apostel ook kan spreken over ‘gezonde woorden’ en ‘gezonde prediking’. Bij ‘leer’ denkt de apostel dus aan een levend woord, dat als verkondiging van Jezus Christus tot mij komt. Het gaat er levend en beweeglijk aan toe. Juist de variëteit in bewoordingen - leer, prediking, woord - laat dat zien. Tegelijk is het een afgrendeling in de richting van wat niet in overeenstemming met het Evangelie is. Maar die afgrenzing is niet formeel, niet en starre en onveranderlijke norm. Nee, het is de levende verkondiging van Jezus Christus. En het gaat er daarom om, dat we de gemeente geen liflafjes en lieverkoekjes voorzetten, maar zeggen waar het op staat.

Niet levensvreemd

Dwars is de leer. Maar niet levensvreemd. Dat ligt ook uitgedrukt in het woord ‘gezond’. Als dat zoveel wil zeggen als ‘goed, recht, zuiver, onvervalst’, dan ligt daarin toch besloten, dat deze leer het leven niet afknelt en fnuikt, maar veeleer tot bloei brengt.
Dit is ermee bedoeld: het leven volgens het Evangelie is niet vreemd is aan deze wereld, maar het ‘past’ erop, als een stekker in een stopcontact. Deze wereld is erop ‘gebouwd’ dat mensen recht en gerechtigheid doen, trouw liefhebben en ootmoedig met de Here, hun God wandelen. Het Evangelie is niet een aan deze wereld wezensvreemd element, maar Gods geboden doen het leven opbloeien. De wereld en wij erbij zijn erop gemáákt.
‘Niet gelijkvormig aan deze wereld’ (Rom. 12,1) is iets anders dan irrelevant, nergens op slaand. De dwarsheid van de leer is er precies om het leven tot zijn ware bestemming te brengen. Dat lijkt me een grote uitdaging voor de christelijke gemeente in deze tijd. Intern: geloven we dit zelf ook echt? En: ervaren we het ook op deze manier, zodat we het anderen kunnen uitleggen? Die vraag moet de gemeente zichzelf stellen, omwille van de levende verbondenheid met het Evangelie.
Maar deze vraag is van niet minder belang voor onze tijd. Het is niet goed voor de mensen, het dient uiteindelijk het leven niet, als ze zich vrijwel ongeremd kunnen uitleven. Er geschiedt niet minder dan een ramp als de christelijke leer in een reuk van wereldvreemdheid staat. Deze wereld heeft recht op de ‘gezonde leer’, dat is dus: op een gemeente, die die leer met woord en daad uitdraagt, zonder de illusie te koesteren van alle kanten bijval te oogsten.
Paulus althans begrijpt heel goed waarom mensen vooral dat ongezonds kiezen: ze verdragen de ‘gezonde leer’ niet meer. Die ligt te zwaar op de maag. Daarin gaat het over een sterven aan jezelf en een nieuw leven, dat alleen in Jezus Christus ligt. Het is altijd weer kauwen en slikken, terwijl de praatjes voor de vaak zo naar binnen glijden...  Maar tegen onze kinderen zeggen we al: van snoepjes word je niet groot. Je moet boterhammen met kaas eten. Dat is gezond. En - nog lekker ook. Wees eerlijk - wat smaakt uiteindelijk beter dan het evangelie van Jezus Christus, recht toe, recht aan?! Het evangelie is betrouwbaar, heilzaam, en je wordt er ‘gezond in het geloof, de liefde en de volharding’ (Titus 2,2) van. Dus: als de ‘leer’ of de ‘woorden’ gezond zijn, máken ze de mens ook gezond - en gezond wil niet maar zeggen dat je je er goed bij voelt, maar dat je gezond bent op die punten, waar het op áánkomt: ‘in geloof, liefde en volharding’.

Ten slotte

Voor mij is het ‘gezonde’ van de Heidelbergse Catechismus ook daarin gelegen, dat glashelder beleden wordt, dat mijn heil buiten mijzelf ligt, in Jezus Christus, en dat God de Heilige Geest mij eigen maakt wat ik in Hem al heb. Daar knapt een mens van op, als deze dingen je uitgelegd worden op een manier, dat je merkt dat die ander wéét waar hij het over heeft. Alles zit erin. Het is een uitgekiend geheel van voedingsstoffen, mineralen, vitaminen, enz. Je moet er alleen wel wat van maken, en laten zien wat het allemaal voor vandaag betekent. We zouden misschien enige campagne kunnen gaan voeren, met die reclameleus (ik weet niet meer waarvoor) van jaren geleden: ‘fijn dat lekker ook gezond kan zijn’!