Skip to main content

nr3 • 2004 • Laatst geboekt

januari 2004 (18e jaargang nr. 3)

Laatst geboekt

Arie F. de Fijter

Rudolph ‘Rudy’ Giuliani is de voormalige burgemeester van New York. Hij werd wereldwijd bekend door zijn krachtige optreden op en na 11 september 2001, toen de Twin Towers door een terroristische aanslag ineenstortten en duizenden mensen de dood vonden. Giuliani bleek een standvastige en doortastende leider. De gewone Amerikaan scandeerde zijn naam. Time Magazine riep hem uit tot Persoon van het Jaar.

Giuliani

In 2002 schreef Rudy Giuliani een inspirerend boek: Leiderschap. De ex-burgemeester, van Italiaanse afkomst maar toch typisch Amerikaans, bespreekt daarin zijn leiderschapsregels en managementprincipes. Het vertrekpunt van het boek is 11 september 2001. Giuliani beschrijft op indringende wijze het verloop van de gebeurtenissen nadat de twee vliegtuigen zich in de Twin Towers hadden geboord. Als in het hart van Lower Manhattan twee enorme gebouwen instorten, waar tienduizenden mensen werken, wat moet je dan als leider doen? Wat kun je doen?
Giuliani laat zien hoe hij –met zijn naaste medewerkers- optrad in de crisis die deze aanslagen in New York teweeg bracht. Van daaruit kijkt hij naar zijn carrière. Hij begon als griffier. Vervolgens werd hij officier van Justitie, werkte bij het ministerie van Justitie onder Reagan. In New York was hij twee volledige ambtstermijnen burgemeester: van 1993 tot 31 december 2001. Wie een leidinggevende functie heeft of ambieert moet dit persoonlijke boek over leiderschap beslist lezen.
Dit boek sleept je mee. Giuliani laat je geloven dat leiderschap veel meer is dan: ‘ de boel draaiende houden’. Het geeft inzicht in hoe Amerikaanse leiders optreden. En je kijkt op een andere manier naar George Bush. Giuliani was en is een aanhanger van Bush. Hij prijst het optreden van Bush tijdens zijn bezoek aan New York, op 12 september 2001. Hij steunde Bush in zijn campagne voor het gouverneurschap van de staat Texas. Giuliani deed actief mee in Bush’ campagne voor het presidentschap. Alles was er aan gelegen schrijft hij, dat Bush zou winnen, en niet Al Gore. Hoe je ook denkt over Bush en over het buitenlandbeleid van zijn Republikeinse medestanders: Giuliani laat zien dat zijn belastingverlagingen en aanpak van criminaliteit in het Democraten-gezinde New York daadwerkelijk verbetering van de stad opleverde.

Hybels

Giuliani’s leiderschap en management doen denken aan het  ‘kerk-management’ in het Willow Creek van Bill Hybels. Hybels is eigenlijk net zo’n leider als Giuliani: beiden hebben ze een enorm positieve instelling en het geloof dat goede doelen echt verwezenlijkt kunnen worden als je maar op een doordachte en doortastende wijze optreedt, met duidelijke principes, sterke overtuigingen en talentvolle mensen om je heen. Hybels vertelt in zijn boekje Rediscovering Church samen met zijn vrouw Lynne over het ontstaan van Willow Creek Community Church. Hoe werd hij de leider van die ‘succesvolle kerk’? En waarom hebben veel kerken in onze tijd zo’n magere uitstraling en gebrek aan groei? Veel kerken, oppert Hybels, zijn onduidelijk en onzeker over wat nu eigenlijk het doel van hun kerk-zijn is. In het begin van het boek kijkt  Hybels terug op de kerk van zijn jeugd. Het leek erop, schrijft hij, dat onze gemeente zich tot doel gesteld had  ‘kerkdiensten te houden’. Maar er was niet echt sprake van groei. Ja, de auto’s van de gemeenteleden werden steeds groter en luxer. Eerst stonden er eenvoudige wagens. Maar na verloop van jaren werden dat dure Mercedessen en BMW’s. Want de bedrijven waar mijn gemeenteleden werkten, ja die groeiden als kool. Maar de kerk wist naast de natuurlijke aanwas nauwelijks nieuwe leden te trekken. Net als Giuliani durft Hybels hoge doelen te stellen. Onder zijn charismatische leiderschap organiseerde de Willow Creek Community Church zijn eerste bijeenkomsten in een oud theater, om uiteindelijk uit te  groeien tot een professionele ‘megakerk’ met duizenden leden.

Giuliani was een succesvolle burgemeester. Vooral op het gebied van openbare veiligheid, onderwijs en jeugdzorg maakte New York onder zijn leiding een grote opbloei door. De hoofdstukken van zijn boek zijn stuk voor stuk praktische leiderschapsregels: ‘Omring jezelf met geweldige mensen’, ‘Ontwikkel sterke overtuigingen’, ’Loyaliteit: de belangrijkste deugd’, ’Ga niet opzij voor bullebakken’, ’Beloof weinig: geef veel’.
Giuliani’s ideeën over leiderschap zijn to-the-point. Zijn hoofdstukken zijn een uitnodiging om bij jezelf na te gaan hoe je denkt over leiderschap: over hoe jij het zou doen. En ook al is de Nederlandse polder met zijn eeuwenoude protestantse kerken echt geen Amerikaanse staat of stad: toch vraag je onwillekeurig af bij het lezen of Giuliani’s ideeën over leiderschap zouden werken in Nederlandse kerken. En het Amerikaanse managementmodel, zoals Hybels het toepast in zijn kerk, zou dat functioneren in Nederland?  

Vojnovitsj

In Monumentale propaganda van Vladimir Vojnovitsj (geboren 1932) gaat het ook over leiderschap. Beter gezegd: het is een indrukwekkende roman over de teloorgang van het communistische leiderschap. Het is een verhaal dat met eigenaardige Russische humor vertelt hoe Lenin, Stalin en Chroestsjov in het leven van de gewone Rus en Russin werden verheerlijkt, om vervolgens door hun opvolger van de sokkel te worden gestoten. Dit boek gaat over leiderschap in een heel ander spectrum dan de wereld van de American Dream. Vojnovitsj zet met zijn boek een satire neer van het leven onder het communisme en zoomt vooral in op de persoonlijkheidscultus die om de verschillende communistische leider werd heen geweven.

De roman begint in 1956. De hoofdpersoon van de roman is Aglaja Revkina, een vereerster van Stalin en initiatiefneemster tot het plaatsen van een standbeeld van Stalin op het centrale stadsplein van Dolgov, de stad waar de roman zich afspeelt. Aglaja maakt mee dat haar held eerst wordt vereerd, vervolgens onder kritiek komt te staan. Want het Politbureau heeft kanttekeningen geplaatst bij Stalin’s optreden, ook al blijft hij een vooraanstaand personage binnen de partij. Maar het standbeeld van Stalin dreigt op de schroothoop te eindigen. Aglaja is woedend en doet er alles aan om Stalin in ere te houden. Dit wordt zeer concreet voor haar. Het standbeeld van Stalin op het stadsplein wordt verwijderd, maar Aglaja neemt het in huis en plaatst het in haar kamer. Zo wordt Aglaja een symbool voor de oude communistische garde, die ondanks alle machtswisselingen tot aan het einde van het communistische tijdperk vasthoudt aan ‘de oude waarden’.

Vojnovitsj zet nog een aantal types neer om het leven van de gewone burger onder het communistische bewind te kenschetsen. Want in zijn boek probeert elke Rus op eigen wijze te overleven. Zo  presenteert Vojnovitsj een schrijver, genaamd Sjoebkin die één roman schreef maar zich genoodzaakt ziet zijn werk steeds aan te passen aan de heersende partijopvatting. Als literator zit hij in de gevarenhoek. Om verbanning te omzeilen is zijn roman eerst stalinistisch, vervolgens opnieuw gemodelleerd naar de opvattingen van Chroestsjov en dan Breznjev. Naast deze schrijver zet Vojnovitsj het type van de Admiraal neer, die zich steeds aan de werkelijkheid probeert te onttrekken in een filosofische wereld.
De roman van Vojnovitsj doet van alles met je. Door de satirische toon kun je lachen om de lotgevallen van de Russen die hij beschrijft, ook al is hun leefwereld er een van zeer beperkte mogelijkheden en vooral van moeilijkheden. Vojnovitsj kraakt de communistische mythes.

Maar tegelijkertijd past hij ervoor om enig andere samenlevingsvorm te verheerlijken. De roman eindigt in het postcommunistische tijdperk. In de epiloog schetst Vojnovitsj een tweegesprek over de toekomst van Rusland. Dit gesprek spitst zich toe op de leider van de nieuwe orde: een dierentuin waar de kooien weliswaar zijn geopend, maar de directeur is vertrokken. Er is een nieuwe leider nodig, zegt de een tegen de ander. Maar hoe zal hij eruit zien? De één heeft weinig hoop: het volk is naïef, het zal een nieuwe leider weer achterna lopen, ook als deze hen de vrijheid ontneemt: … ˋNog niet zo lang geleden leefden wij onder een vreselijk totalitair systeem. Wij hadden geen vrijheid. We konden de boeken die we wilden lezen niet lezen, men verhinderde ons in God te geloven, men verbood ons de regering te bekritiseren… Wij kozen uit één kandidaat één afgevaardigde, en iedereen droomde over de vrijheid. En nu is die vrijheid er, maar ze bevalt ons niet. En zeer velen willen terug naar de oude orde, men droomt zelfs over Stalin.’  Vojnovitsj schetst - met zijn rauwe humor - het dilemma van Rusland na het communisme: hoe moet het nu verder? Met de typische humor van Vojnovitsj lach je mee over de lotgevallen van zijn personages. Tegelijkertijd besef je dat de wereld die hij neerzet eigenlijk een heel trieste wereld is.

Het communistische bewind verhinderde en / of bemoeilijkte het de Russen in God te geloven. Dat blijkt ook wel: nergens in deze Russische roman is geloof of religie een antwoord, of een weg in het bestaan van alledag. Daarmee is de Russische wereld van Vojnovitsj een hele andere dan die van Dostojevski. Een debat over God en het kwaad zoals de gebroeders Karamazov voeren vind je bij Vojnovitsj niet. Voor Aglaja is er maar één religie: de verering en verzorging van Stalin. God is geen factor.

Harm Visser

Harm Visser presenteert in zijn boek Leven zonder God elf interviews over ongeloof. Hij is in gesprek met min of meer bekende Nederlanders voor wie God ook geen factor is. Hij interviewde onder andere  Herman Philipse, Rudy Kousbroek en Ronald Plasterk. Nederlandse ongelovigen dus, die eigenlijk wel trots zijn op hun ‘heidense’ status. Ze geven de religie er van langs. En Harm Visser, zelf ook ongelovig, lijkt er wel wat aan gelegen te liggen de elf ongelovigen wat a-religieuze, maar ook anti-religieuze uitspraken te ontlokken.

De bundel van Harm Visser is om koud van te worden. Zijn interviews laten zien dat  duidelijk gepropageerd atheïsme iets angstaanjagends heeft. Het is opvallend dat de verschillende geïnterviewden, zij het in wat andere bewoordingen, allemaal het zelfde willen zeggen: dat met alle gelovigen en alle religies iets grondig mis is: wie gelooft is niet normaal. In niet mis te verstane bewoordingen wordt dit aan Visser verteld. Gelovigen, christenen zijn dom, idioot, hebben een gebrek aan ethiek, zijn barbaars. Religie is brandstof voor agressiviteit, de Drie-eenheid is een belediging. Hafid Bouazza (een Marokkaanse ongelovige) concludeert: “…noem me liever ongelovige: Oftewel: brandstof voor de hel.”

In het boek van Visser komen de oude bezwaren tegen godsdienst naar voren: godsdienst is projectie; godsdienst is een wegvluchten uit de rauwe werkelijkheid; godsdienst leidt tot fundamentalisme; godsdienst is gemaakt om mensen in het gareel te houden.
In de interviews wordt weinig gezegd over Jezus. Alleen Max Pam en Matthijs van Boxsel zeggen iets over Hem. De opmerkingen die ze maken zijn eigenlijk te grof om te herhalen. Max Pam spot met het centraal stellen van het lijden van Christus. En Vincent Icke (NRC-collumnist) is er van overtuigd dat Jezus een geesteszieke was met waanideeën. Door zulke uitspraken roept deze bundel verontwaardiging op. Bij alle discussie over respect voor de (oorsprong van) de Nederlandse cultuur, vraag je je af welke Nederlanders het meest een inburgeringcursus nodig hebben.
De geïnterviewden plaatsen enerzijds vooral op het rationele vlak grote vraagtekens bij geloof en religie. Aan de andere kant gaan ze haast irrationeel tekeer. Het exemplaar van dit boek dat ik kocht in de ramsj was een misdruk waarin enkele interviews wegvielen en één interview twee keer werd afgedrukt. Het boek maakte hierdoor een sprong van pagina 128 naar 161. Eerlijk gezegd was ik er niet rouwig om. Wie de interviews van Visser leest heeft van al die honende taal snel genoeg.

Calvijn

“Wanneer wij geen enkel geestelijk voedsel hebben, kan dat ons weinig schelen; wij teren weg in onze armoede zonder de kwaal te voelen. Maar daarin ziet men evenzo de onschatbare goedheid van onze God, dat Hij zich nog altijd verwaardigt tot ons te spreken.”. Zo zet Calvijn zijn preek in over Jesaja 55:1-2a. Deze preek in een mooi boekje uitgegeven in 2002 is een ontroerende oproep van de reformator aan iedereen om dat geestelijke voedsel van God te ontvangen dat écht onze dorst lest.
Calvijn hield deze preek ergens tussen mei en augustus van het jaar 1559, als onderdeel van een collectie van 243(!) preken over Jesaja 24-66, en is in 1995 in de bibliotheek van de Franse protestantse kerk in Londen ontdekt door Calvijn-kenner Max Engammare. Calvijn wilde de tekst uit Jesaja direct actueel maken voor zijn hoorders. Wij vinden in zijn preek daarom niets over de historische context waarin Jesaja’s profetie geklonken heeft.

Calvijn neemt zijn hoorders / lezers heel serieus. Hij gebruikt zoveel mogelijk beelden uit het dagelijkse leven om dichtbij te komen. De tekst uit Jesaja 55 geeft daar natuurlijk volop de gelegenheid voor. Calvijn vergelijkt in zijn preek voortdurend het ‘gewone’ eten en drinken met het ‘geestelijke’ eten en drinken. Hij zegt: wat is het toch vreemd dat wij mensen zo bezig kunnen zijn met ons levensonderhoud, maar daarbij het levensonderhoud van onze ziel verwaarlozen. Wij denken dat we toch zullen moeten eten en drinken om in leven te blijven, maar het doel waarvoor we eigenlijk geschapen zijn, ‘namelijk om als pelgrims door de wereld te gaan teneinde te komen tot die erfenis die ons daarboven bereid is’, dat doel dat vergeten we. Wat zijn wij mensen toch dwazen, zien we Calvijn hoofdschuddend schrijven: ‘als we ook maar een greintje van een evenwichtig oordeel in ons hadden, zou tijdens ons eten en drinken ongetwijfeld dit in onze gedachten opkomen: ‘Welnu, ik besteed er alle zorg aan om voor mijn lichaam voedsel te zoeken. Maar mijn ziel – is zij niet veel kostbaarder?’

Calvijns preek is een voortdurende oproep om de verzadiging, de vervulling van ons leven bij God te zoeken. En daarbij spreekt Calvijn de mensen aan op hun verantwoordelijkheid. Als wij geestelijke honger hebben: dat wil zeggen: als wij ondanks alles wat wij hebben toch nog ons leven ervaren als onvervuld, als een woestijn, dan moeten we eerst bij onszelf zoeken naar de oorzaken.

Calvijns boek is als een verfrissend glas water, dat het leven in het perspectief plaatst van Gods plannen met ons. Dat is nog eens wat anders dan wat de Marokkaanse ongelovige Hafid Bouazza te melden heeft.

Naar aanleiding van:
Rudolph W. Giuliani, Leiderschap, Het Spectrum, Utrecht 2002
Lynne en Bill Hybels, Rediscovering Church: The Story and Vision of Willow Creek Community Church, Zondervan Publishing House, 1997.
Vladimir Vojnovitsj, Monumentale propaganda, Meulenhoff, Amsterdam 2000
Harm Visser, Leven zonder God – Elf interviews over ongeloof, L.J. Veen, Amsterdam 2003
Johannes Calvijn, De geestelijke honger, De Groot Goudriaan, Kampen 2002