Skip to main content

nr1 • 2003 • Kroniek

Oktober 2003 (18e jaargang nr. 1)

Kroniek
Geen reden tot zelfrechtvaardiging

Dr. P. van den Heuvel

Vandaag is Arjen Hilbers thuisgekomen. Er ging geen uur voorbij of zijn naam kwam in de nieuwsberichten ter sprake. Omdat u deze Kroniek ongeveer een maand later onder ogen krijgt, help ik even uw geheugen op te frissen. Want de omloopsnelheid van het nieuws is hoog: wat vandaag als een topic geldt, is morgen vergeten. 

Hilbers

Arjen Hilbers verdween in februari van dit jaar tijdens een avontuurlijke motorvakantie in de Algerijnse Sahara. Na enige tijd werd duidelijk dat hij samen met 31 andere toeristen uit verschillende Europese landen was ontvoerd door leden van een radicaal-islamitische strijdgroep. Er is maandenlang onderhandeld namens de Duitse regering over de vrijlating van deze gijzelaars. Er bestaat een sterk vermoeden dat er miljoenen euro’s losgeld is betaald.
Over dat laatste wil ik het niet hebben. Ik benijd de autoriteiten niet die daarbij (onmenselijk zware) beslissingen moeten nemen, want iedereen beseft dat het betalen van losgeld de basis legt voor de volgende ontvoering. Misdaad loont!
De pers werd bij de terugkeer van Arjen Hilbers op grote afstand gehouden. Op de vraag die een journalist hem uit de verte toeriep: ‘Wat heb je het meeste gemist?’ kwam geen antwoord. De nieuwsberichten hadden ‘geen nieuws’ te berichten.
Omdat er geen nieuws was, werd er dus nieuws gemaakt. Waarmee hielden de media zich bezig op 20 augustus? Met de vraag, of Arjen zelf zou moeten opdraaien voor de kosten. De dagelijkse uitzending van de NCRV radiorubriek Stand.nl. werd eraan gewijd. Daarmee kunnen we het standpunt van ‘het Nederlandse volk’ te weten komen. Meer dan 60% van de luisteraars was inderdaad van mening dat hij zelf moet betalen. Onthullend waren de argumenten die voor deze stelling werden aangedragen. ‘Iedereen weet dat je een risico neemt, als je in zo’n gevaarlijk gebied vakantie houdt. Dan moet je ook zelf maar opdraaien voor de kosten. Je kunt toch niet verwachten dat wij met z’n allen gaan betalen, voor zulke onverantwoorde waaghalzen?’ Argumenten van een dergelijk kaliber gaven de doorslag.

Geen schuld

Daarmee kom ik bij de achterliggende vraag. Wat mij bezig houdt is de vraag wat we aanmoeten met het kwaad in deze wereld. Het antwoord van ‘het Nederlandse volk’ in Stand.nl luidt (kort samengevat): ‘als iemand in de problemen komt door eigen schuld, dan is dat is zijn eigen probleem!’ Daar gaan wij niet voor opdraaien.
Men wil het probleem bij de ander laten, omdat men uitgaat van de gedachte dat het ons niet zou gebeuren. Een vader reageerde: ‘Als het mijn zoon was, zou ik hem sterk afraden om zo’n reis te maken’. Sancta simplicitas! Hij denkt blijkbaar de problemen in deze wereld te voorkomen door goede raad!
Ik heb maar een gedeelte van de uitzending beluisterd, maar ik hoorde niemand zeggen: ‘Wij brengen onszelf dagelijks in de problemen, doordat wij wijze raad in de wind slaan’. Wij kunnen het niet laten om op tweebaanswegen harder dan 80 te rijden, al vallen daar jaarlijks honderden slachtoffers. We kunnen het niet laten om te roken, al staat op ieder pakje dat roken dodelijk is. We slaan het advies van Paulus in de wind om een weinig wijn te drinken, want wat zijn nu vijf glazen per dag? De bijbelse raad van matigheid vindt weinig gehoor, ook onder christenen.
Als het advies van het Nederlandse volk consequent wordt opgevolgd, betekent dat:
*    Iedereen die door het beoefenen van een sport waaraan een risico is verbonden, in het ziekenhuis komt en voor korte of langere tijd niet kan werken, betaalt zelf de ziektekosten en wordt niet doorbetaald. ‘Ik ben nooit gaan skiën en ga niet voor hun kosten opdraaien.’
*    Iedereen die ten gevolge van roken longkanker krijgt, moet de behandeling zelf betalen. ‘Ik ben een niet-roker en wens niet de rekening gepresenteerd te krijgen voor dit onverantwoorde gedrag.’
*    Iedereen die bij een auto-ongeluk betrokken is waarbij een overtreding van de verkeersregels kan worden geconstateerd, verspeelt daarmee de schade uitkering van zijn verzekering. ‘Ik ben niet van plan via mijn verzekeringspremie de kosten van zulke wegpiraten te vergoeden.’
*    Wie door te hard werken een burnout of een hartinfarct krijgt, kan een WAO-uitkering vergeten. De gevaren van werken onder langdurige stress zijn genoegzaam bekend.

Het is duidelijk: de probleemgevallen zijn altijd de anderen! Ik kijk wel uit. Mij overkomt zoiets niet. En als het mij wel overkomt, is het niet mijn eigen schuld. Kon ik er wat aan doen? De verkeerssituatie was onoverzichtelijk: kan de gemeente er niet op aangesproken worden? Toen ik met roken begon, wist ik nog niet dat het zo gevaarlijk was: kunnen we geen claim neerleggen bij de sigaretten fabrikanten?
De eerste oplossing om het probleem van het kwaad in deze wereld overzichtelijk te maken is: wijs iemand anders als de schuldige aan. Dan hoef ik niet toe te komen aan de vraag, hoe het moet met mijn eigen schuld. Die heb ik namelijk niet (althans nooit gezien).

Moslim geweld

De kranten van 20 augustus worden gedomineerd door twee andere berichten, waarin het kwaad in deze wereld zich manifesteert op een schaal die ieder voorstellingsvermogen te boven gaat. Het zijn twee berichten van dood en geweld.
In Bagdad is een zware autobom ontploft. Met één klap werd het hoofdkwartier van de Verenigde Naties in puin gelegd. Het aantal doden loopt in de tientallen. Een van hen is Sergio Vieira de Mello, die zich er als leider van de VN-missie in Irak juist voor inzette dat de Irakezen zelf bij de toekomst van hun land betrokken worden.
Op dezelfde dag viel er in Jeruzalem een groot aantal doden en gewonden bij een zelfmoordaanslag. Enkele dagen later haalde een kleurenfoto van een vriendelijk uitziende man, met twee kinderen op zijn arm, de voorpagina’s. Het onderschrift luidde: ‘Een dag voor hij zichzelf en twintig anderen opblies in een bus in Jeruzalem, liet Raed Mesk nog een familieportret maken. De 29-jarige Palestijn, imam in Hebron, had een dochtertje van twee en een zoontje van drie. “Ik dank God dat mijn man een martelaar is geworden”, aldus zijn weduwe die vijf maanden zwanger is’.

Daarmee is de tweede oplossing getekend om het probleem om het kwaad in deze wereld te lijf te gaan: te vuur en te zwaard. Het kwaad moet met middelen van overmacht en geweld worden beteugeld. In veel gevallen wordt deze keuze voor het tegengeweld gerechtvaardigd met religieuze argumenten. “Ik dank God dat mijn man een martelaar is geworden”, is daar een verbijsterend voorbeeld van.
De afgelopen jaren hebben laten zien dat in de islamitische wereld het gebruik van geweld door terreurgroepen hand over hand is toegenomen. Behalve genoemde voorbeelden uit Irak en Israël, denken we natuurlijk direct aan de aanslag op de Twin Towers in New York. Maar de lijst is veel langer: Nairobi, Bombay, Jemen, Afghanistan, Tsjetsjenië, Bali, Jakarta, enz. enz.
Ik zeg daarmee niet dat de Islam als zodanig een gewelddadige religie is, maar er is dikwijls veel begrip voor het gebruik van geweld. Ik lees niet dat de islamitische wereld daartegen massaal in opstand komt en deze vorm van geweld als volstrekt onaanvaardbaar veroordeelt.

Israëlisch geweld

Ook in het huidige beleid van de staat Israël wordt vrijwel automatisch de keuze voor tegengeweld gemaakt. Sinds de harde lijn aan de macht is, die beloofde eens en voorgoed een einde te maken aan de onveiligheid van de Israëlische bevolking en aan de permanente dreiging van aanslagen, is sprake van een voortdurende toename van wederzijds geweld. Het aantal slachtoffers (aan twee kanten) is groter dan ooit. ‘Oog om oog, en tand om tand’ lijkt het uitgangspunt te zijn van de Israëlische politiek.
Overigens blijft er zelfs in deze tijd een tegenstroom aanwezig, in de ‘Vrede nu’ beweging. Er zijn in Israël altijd groeperingen die van mening zijn (en in praktijk brengen) dat de vrede niet bereikt wordt door (nog) meer geweld, maar door toenadering te zoeken, door te investeren in vertrouwen en begrip. In de escalatie van geweld krijgen de vredesbewegingen het steeds moeilijker hun boodschap uit te dragen.

Tot zover kunnen we als toeschouwers op veilige afstand ons opwinden of verbijsterd het hoofd schudden over anderen. Toch kunnen we de vraag niet ontlopen, waar het christendom staat in deze problematiek. Het antwoord op deze vraag is niet eenduidig.

Christelijk geweld

Bijna veertig jaar geleden kocht ik bij De Slegte een boek dat veel indruk op mij maakte: ‘De zondeval van het christendom’ (4e druk, 1953). De schrijver van deze ‘studie over christendom, staat en oorlog’ was prof.dr. G.J. Heering. Hij doet daarin een beroep op het christelijk geweten: hij verwijt de kerk – midden in de koude oorlog – veel te meegaand te zijn, dat ze te weinig protest aantekent tegen militaristische tendensen in de samenleving. De kerk is haar vreemdelingschap op aarde vergeten. Wij allen hebben schuld te belijden en boete te doen, te gehoorzamen en te vertrouwen. De sterkste machten in wereld en leven zijn tenslotte niet geweld en wapenen, maar geloof en geweten. En de reddende daad is niet de atoombom, maar het christelijk offer.
Hij beschrijft de visie van Tertullianus (omstreeks 200 na Christus). Geen christen-schrijver van de oude tijd heeft zich zo scherp tegen het militarisme gekeerd als deze kerkvader, die zelf de zoon van een officier was. ‘Is het geoorloofd, met het zwaard om te gaan, terwijl toch de Heer verklaard heeft, dat door het zwaard zal omkomen wie het zwaard grijpt? Zal de zoon des vredes oorlog mogen voeren, terwijl hem zelfs het procederen verboden is? Zal hij mogen binden, kerkeren, folteren en executeren, terwijl hij niet eens geleden onrecht mag vergelden?’ Hij is van mening dat een soldaat die christen wordt, uit het leger behoort te treden. ‘De eed op het goddelijke en het menselijke vaandel, het veldteken van Christus en het veldteken van de duivel, het legerkamp van het licht en het legerkamp van de duivel verdragen elkaar niet’. Tertullianus wijst het beroep op Jozua en anderen uit het Oude Testament die oorlog hebben gevoerd, af. ‘De Heer heeft later door Petrus te ontwapenen, iedere soldaat van zijn rusting ontdaan. Elke uniform is bij ons verboden, die het merkteken is van een ongeoorloofd beroep’.
In het voetspoor van Tertullianus wijst ook Heering een beroep op het Oude Testament af. In de wreedheden die David bedreef ‘spreekt niet God, hier spreekt een nog barbaarse tijd met een nog ruwe opvatting van God en zijn wil.’. Een verdediging van de oorlog met een beroep op ‘de oorlogen des Heren’ versperren de weg tot de ware bijbelkennis en tot het christelijk geloof. We moeten ons richten op wat in het Oude Testament op Christus wijst, zoals de beloften van het vrederijk waarvan Jesaja spreekt. Dan worden de zwaarden omgesmeed tot spaden en speren tot sikkels. dan zal het ene volk niet meer het zwaard opheffen tegen het andere volk en zullen beide de oorlog niet meer leren.
Het oorspronkelijke christendom wijst de oorlog als middel tot vrede af. Pas in de 4e eeuw na Christus kwam het tot een ommekeer (door Heering als ‘de zondeval van het christendom’ aangeduid). In 314 kondigde het concilie van Arles af: ‘zij die in vrede de wapenen wegwerpen, zullen van de communie uitgesloten worden’. Eeuwenlang behoorde een christen soldaat het leger vaarwel te zeggen. Nu gebeurt het omgekeerde: wie uit het leger treedt, wordt geëxcommuniceerd! Het gebruik van geweld is sinds de 4e eeuw door het christendom aanvaard als een bruikbaar instrument. Er is zelfs één belijdenisgeschrift waarin het recht van de overheid om oorlog te voeren met zoveel woorden wordt beleden! ‘Om vroomheid, gerechtigheid en vrede te handhaven, mag de overheid wettig, nu onder het Nieuwe Testament, oorlog voeren in rechtvaardige en noodzakelijke gelegenheden’ (Westminster confessie 1647, art 23). Daartegenover zijn er alle eeuwen door ook groeperingen geweest die zich bleven verzetten tegen gebruik van geweld, bijvoorbeeld de Quakers in de 17e en ‘Kerk en Vrede’ in de 20e eeuw.

Tegenstrijdige geluiden

Wat mij opvalt in de vele persberichten is dat de stemmen, die zich baseren op een christelijke overtuiging, zo tegengesteld zijn. Ruwweg kunnen ze verdeeld worden in twee ‘kampen’ (om ook maar eens een oorlogsterm te gebruiken).

1. De machtigen
Zij die de macht bezitten en beschikken over een krachtig geweldsapparaat (leger), zijn geneigd zich op God te beroepen. Niet iedereen gaat daarbij zover als de essayist Robert Lemm die de oorlog goddelijk noemt ‘omdat de oorlog een uitboeting kan zijn van ongestrafte overtredingen. Oorlog zorgt voor een noodzakelijke zuivering, een nuttig snoeien van de levensboom. De wereld is een permanent altaar van bloed. Daar valt niets aan te veranderen [--].Vrede is een droom [--]. Laten we nu maar aanvaarden dat oorlog en lijden de wezenstrekken zijn van de wereld en de menselijke natuur. Er zit niets anders op dan dat te aanvaarden en op die manier wijs te worden’ (Trouw, 5 augustus 2003).
Het christendom heeft inderdaad een lange traditie waarin het gebruik van geweld werd gerechtvaardigd: de kruistochten waren buitensporig gewelddadig. Maar ook uit latere eeuwen zijn de nodige voorbeelden te noemen: slavernij en kolonisatie, heksenvervolgingen en inquisitie, godsdienstoorlogen en geloofsvervolgingen.
We beginnen al bijna gewend te raken aan de oorlogszuchtige uitspraken van president George W. Bush met zijn onafscheidelijke glimlach. Dikwijls klinken er religieuze motieven in door, bijvoorbeeld als hij spreekt over ‘the axes of evil’ (de as van het kwaad).
‘God is met de Amerikanen’, zo blijkt uit een berichtje in Visie (9 augustus 2003). Volgens de Amerikaanse legerpredikant Kenneth Stone heeft ‘Gods adem’ de Amerikaanse soldaten beschermd tegen de landmijnen. Door een zware zandstorm van drie dagen kwamen de troepen vast te zitten op weg naar Bagdad. Toen de storm voorbij was leek het of Gods adem over Irak had geblazen. Opeens waren honderden landmijnen zichtbaar die op de weg lagen. Als deze storm er niet was geweest, waren er veel slachtoffers gevallen. Tot zover Visie. Ik teken daarbij aan dat de Verenigde Staten weigeren het verdrag tegen landmijnen te ondertekenen. Ze mogen die van God blijkbaar wel neerleggen voor anderen.

2. De zwakken
Tegenover deze geluiden klinken ook heel andere stemmen, die van de slachtoffers. In juli vond bij Jakarta (Indonesië) een conferentie plaats van het International Reformed Theological Institute (IRTI), met als thema ‘Christelijk geloof en geweld’. In het weekblad ‘Het goede leven’ heeft Willem-Jan de Wit verslag gedaan. Diepgaande theologische vragen kwamen daar aan de orde. ‘Kan geweld door God gewild zijn? Hoe zit het met het gebruik van geweld in naam van God in het Oude Testament? Hoe dacht Calvijn over het recht van opstand? Prof. dr. A. van de Beek verwees naar Irenaeus: er is in God geen geweld. Christenen behoren vreedzaam, pacifist te zijn.
De Molukse theoloog Steve Gaspersz liet zien hoe op de Molukken met het vraagstuk wordt geworsteld. Men komt tot vier verschillende antwoorden:
1.    Men identificeert zich met Israël. Als men breekt met de afgoderij zal men temidden van de vijandige volken worden gezegend.
2.    Men ziet zich als het uitverkoren volk, dat zichzelf zuiver moet bewaren. Geen gesprek met de moslims!
3.    Het geweld is een oordeel van God om ons tot een zuiverder geloof te brengen. Geweld als beproeving en loutering van het geloof.
4.    Men beschouwt zich als het leger van God, dat de valse godsdiensten moet uitroeien. Een (christelijke!) heilige oorlog. 

Waar staan we zelf?

Waar staat de gereformeerde gezindte in ons land? Ik heb de indruk dat er een natuurlijke neiging is naar rechts. Velen zijn geneigd George W. Bush en de zijnen op zijn minst het voordeel van de twijfel te geven. De kritische brieven van de SoW-kerken aan minister-president Balkenende en de verklaring van Europese kerkleiders (Berlijn verklaring februari 2003) hebben niet veel bijval gevonden in de gereformeerde gezindte. In deze verklaringen werd de mogelijkheid van geweld overigens niet in alle gevallen afgewezen. De SoW-kerken betreurden de oorlog en ‘blijven pleiten voor een optimale beperking van militaire middelen’ en ‘voor een beleid waarin elke mogelijkheid om het geweld in te tomen en te beëindigen wordt benut [--]. Met elkaar ervaren we de macht van de zonde, en daarin tegelijk ook onze onmacht om het kwaad te keren. Dat zit dieper in ons hele wezen dan wij ons veelal bewust zijn. Het is miljoenen mensen die bedoelen het goede te zoeken niet gelukt een begaanbare weg naar vrede te vinden.’
Theo Boer (docent christelijke ethiek aan de kerkelijke opleiding te Utrecht) heeft in april in het Nederlands Theologisch Tijdschrift de leer van de rechtvaardige oorlog van stal gehaald. Dat zeg ik natuurlijk helemaal verkeerd. Hij laat in dat artikel zien dat deze eeuwenoude leer uit de tijd van Ambrosius en Augustinus (400 na Christus) nog steeds van betekenis is. Zijn conclusie is dat we ‘de theorie van de rechtvaardige oorlog (kunnen) opvatten als een strategisch-politieke vertaling van het pacifisme van Jezus: het liefdesgebod toegepast op de complexiteiten van nationale en internationale conflicten’. Hij gaat uit van de regel van de geweldloosheid. De idee van een kruisvaart tegen het kwaad met door God gesanctioneerd geweld, wijst hij af. De grondhouding van een christen is die van het pacifisme: het gebruik van geweld is intrinsiek verkeerd. Oorlog is altijd een kwaad. In het minst slechte geval is de theorie van de rechtvaardige oorlog een gewaagde en gewetensvolle poging om het kwaad in de wereld in toom te houden, desnoods door zelf te zondigen en de eigen onschuld te verliezen.

Daarmee is de cirkel rond. We kunnen onze handen niet in onschuld wassen. We zijn niet klaar met de schuld op anderen te leggen. We houden de handen ook niet schoon door het kwaad in deze wereld op zijn beloop te laten. We kunnen onszelf evenmin rechtvaardigen door een plechtige verklaring dat wij de goede zaak voorstaan.
Deze Kroniek is niet veel meer dan een samenraapsel van opvattingen en meningen die elkaar dikwijls tegenspreken. Dat illustreert precies hoe ik me dikwijls voel. Heen en weer geslingerd en machteloos. Verscheurd door tegenstrijdige gevoelens. Gevangen in een verscheurde wereld.
God mag ons bewaren voor zelfgenoegzaamheid en triomfalisme. Er is geen reden om onszelf te rechtvaardigen. Zelfs als wij geroepen zijn het kwaad te bestrijden, weten we dat het woont in ons eigen hart.