Skip to main content

nr2 • 2005 • Wie ben ik? Mag ik er zijn?

december 2005 (20e jaargang nr. 2)

Wie ben ik? Mag ik er zijn?
Een gesproken column op de lezersdag


Prof.dr. G.C. den Hertog

Het zal altijd wel een lastig probleem blijven om er achter te komen wie we nu echt zijn. We spiegelen ons met het oog daarop aan anderen. Dan ‘spiegelen we ons zacht’, zegt het spreekwoord, maar dat kon in de praktijk nog wel eens tegenvallen. Bij het wegvallen van een samenhangend wereldbeeld, met heldere lijnen die voor de enkeling als reling door het leven kunnen fungeren, doet zich de behoefte aan identificatie alleen maar des te meer gevoelen. Wie ben ik? Mag ik er zijn? Als ik - zoals dat vandaag heet - dicht bij mijzelf blijf, lijkt het dan ook nog ergens op?

Om te weten wie we zijn treden mensen op in tv-programma’s, waarin wij hen en zij zichzelf,  tegenkomen als iemand die het goed maakt met zijn familie, of na verwijdering in het huwelijk zijn vrouw verwent met een verrassingsetentje. Het was helemaal geweldig, maar zou ik het zelf ook bedacht hebben? Of hebben de programmamakers mij boven mezelf uitgetild? In andere programma’s zien mensen zichzelf nog eens terug zoals ze waren in de periode van ziekte en overlijden van hun man of dochter. ‘Geweldig was je,’ zeggen je buren en collega’s. Maar was ik dat? Of werd ik - goeddeels onbewust - geleefd, gestuurd, geprogrammeerd? Nog een mogelijkheid: ik ga (eindelijk?) trouwen, en de televisie stelt me in staat er een groot feest van te maken. De keerzijde is dat ik me er wel voortdurend van bewust ben dat straks Nederland meekijkt, in elk geval mijn oude klasgenoten, de mensen van mijn sportclub. Je houdt je in, of je zegt meer dan je anders gedaan zou hebben.
Diep van binnen werkt er een mechanisme om die rol te gaan spelen. Als dat gevoel ook maar even bij je om de hoek kijkt, is het voldoende om te niet langer te doen weten wie je nu echt bent, wat je nu echt voelt. Vervreemding dus. Wat voel ik nu echt? Ik bekijk mezelf in de spiegel van de emotie-tv. Wie ben ik? Kan ik nog ooit tegen iemand zeggen, dat ik ook nog heel anders was, ben of kan zijn? Of kan ik voortaan alleen maar die mens zijn, zoals anderen die in dat programma gezien hebben?

Het calvinisme

De God van Calvijn, om een term te gebruiken die de reformator van Genève alsnog in zijn graf zou doen rondwentelen, zou van die vraag naar echte beleving niets afweten, en ons ook niet verder kunnen helpen. Zijn God zou een afstandelijke, kille, op de ratio gerichte God zijn. Daarom is het leven bij Calvijn ook tekort gekomen. Nu, dát kon nog wel eens meevallen. De reformator heeft namelijk toch wel gelééfd, al is het misschien niet in de zin die de emotiecultuur daaronder verstaat. Hij heeft zijn tijd niet alleen mee gevormd, maar hij heeft het leven ook ondergaan, en er zelfs aan geleden. Hij heeft zijn geliefde Frankrijk moeten verlaten, en Farel heeft hem haast moeten dwingen om in Genève te komen werken. Maar hij werd er ook weer aan de dijk gezet. Het was niet alles botertje tot de boom. Laat het geen emotiecultuur geweest zijn, emotie was er volop.
Het is niet het beeld van de reformator dat ons bij is gebleven. Calvijn moet iemand geweest zijn die voortdurend keek alsof hij net een citroen at of een lepel levertraan slikte. ‘Voor je gezondheid’, ‘voor je bestwil’, maar dat is niet - dat is nooit - voor je plezier. Dat heeft een calvinist niet. ‘Het mag zeker niet van je geloof’ is wat mensen vandaag van hem denken te weten. Nee, de calvinist was alleen maar bezig om zijn verkiezing niet te verspelen, en daarom investeerden zijn volgelingen hun zuur verdiende geld meteen weer in de zaak. Aards slijk. Je wilt de eeuwigheid toch niet verspelen? Echt waar, dit is calvinisme! Dacht u van niet? Lees dan eens wat het heeft voortgebracht in Jan Siebelink, Knielen op een bed violen! Ben je voorgoed genezen.

Schuilen bij God

Dat is het beeld van Calvijn, en van zijn God. Nee, ik wil niet beweren dat de reformator een goedlachs type is geweest, of ook een Bourgondische levensgenieter. Met Luther voel ik me - eerlijk gezegd - wat meer verwant. Maar was Calvijn echt een mens zonder passie? Wat deed het hem gegrepen te zijn door het Evangelie? H.A. Oberman heeft er de aandacht voor gevraagd dat Calvijn bij het lezen in de Bijbel telkens als het ware ópveert, wanneer er sprake is van God als toevlucht. Het raakte hem, vluchteling als hij was. Verkiezing was voor hem óók dat je een vaderland hebt, een zekerheid - die je op aarde mist. Er is volgens Oberman geen sprake van dat de reformator zich ten doel stelde ‘de deuren van Gods raadskamer open te wrikken’1 om zo door te dringen tot Gods wezen. Zonder het zich misschien bewust te zijn geweest, vielen Calvijn die passages in de Bijbel op waarin we lezen dat David schuilt bij zijn God. We kunnen de reformator betrappen als iemand die zichzelf laat zien in de manier waarop hij de Bijbel leest. Persoonlijk. Zijn emotie is er. Die brengt hem bij de Bijbel, bij God. Daar komt het eruit.

Vandaag zus, morgen zo

‘Wie ben ik?’ Vraagt Bonhoeffer in de gevangenis. ‘De mensen zeggen van me dat ik zo rustig en zelfbewust uit mijn cel stap. Ben ik dat werkelijk? Ben ik niet vandaag zus, en morgen zo? Een eenzaam vragen drijft de spot met me. Wie ik ook ben, Gij kent me, de uwe ben ik, o God.’ Het is de beweging wég van hoe de mensen me zien, naar de vastheid en toevlucht in God, in de Schrift, die straks misschien ook de redding vormt voor onze emotiecultuur.
Er zit meer passie in de God van Calvijn dan we gedacht hadden, en die passie gaat ook ergens voor anker. Misschien doen we er goed aan nog eens te kijken hóe en waar de reformator zijn houvast zoekt en vindt. Het alternatief is immers niet aanlokkelijk: meegesleurd te worden door emoties, en te eindigen in een diepe vervreemding van mijzelf.
Zeg eerlijk: is het niet een bevrijdend perspectief wat we over de schouder van Calvijn kijkend zagen: jezelf terugvinden, terugkrijgen, echt helemaal, nieuw in Christus?