Skip to main content

nr2 • 2005 • Mijn familie en vrienden zijn vrij als ik werk

december 2005 (20e jaargang nr. 2)

Mijn familie en vrienden zijn vrij als ik werk
Dominees schrijven elkaar (4)


Dr. L Westland en drs. W.F. Schormans

Een predikant die bijna aan het einde van zijn dienstjaren is en een predikant in zijn eerste gemeente schrijven elkaar. Over de preek, over het werk in de gemeente, over altijd beschikbaar moeten zijn en toch op tijd kunnen stoppen. Wat kom je als dominee niet allemaal tegen. Wat verheugt, irriteert of verbijstert je.

Beste Giel,

Opnieuw een brief van mij. We raken over ons werk niet uitgepraat. Maar ik denk ook wel eens: Je kunt er wel over praten met elkaar, maar je moet het toch zelf doen. Tegelijk weet ik dat ik er voor moet oppassen geen individu­alist te worden, alsof ik het wel zonder de ander kan. Het tegendeel is waar. Ontmoeting en gesprek, onderlinge bezinning verrijkt je visie en je handelen. Daarom verder met onze briefwisseling! Een tweetal punten wil ik vragenderwijs aan je voorleggen. Eerst over de dominee en de diversiteit van opvattingen en vervolgens over de dominee te midden van het vele werk.

We weten dat er een diversiteit van meningen onder gemeen­teleden is. Er is altijd verschil van inzicht over van alles en nog wat. Over te zingen liederen, of persoonlijke predi­king, over relaties, over de viering van het H. Avondmaal, over de praktijk van de kinderdoop, enz... Zelf heb je ook een opvatting, waarvoor je staat. In de gemeente en in de kerken­raad botsen de meningen soms, en daar zit je dan tussen. Als je je eigen visie verwoordt, weet je dat je er op aangekeken wordt. We hadden het in een vorige brief over de dominerende dominee. Maar soms lijkt het het beste om helemaal niets zeggen, op het gevaar af dat sommigen je een slappeling vinden, een grijze muis...

Ik heb ook ervaren dat na breed overleg over kwesties er toch eens een beslissing genomen moet worden, en dat niet iedereen het dan wil aanvaarden, en uit de kerkenraad of zelfs uit de gemeente weggaat. Moeten we dat dan als onontkoombaar aanvaarden? Of niet, en nog meer tijd investeren in de eenheid van visie? Maar dat kan ook zo vermoeiend zijn. Hoe reageer jij daarop? Hoe sta je temidden van de verschillen van inzicht?

Dan over de dominee en het vele werk. Door de jaren heen is er de spanning geweest tussen de claim van de gemeente(leden) en de persoonlijke omstandigheden. Toen ik naar de Betuwe trok, begon ik enthousiast en was ervan overtuigd om zoveel mogelijk te investeren in de gemeen­te. Eigenlijk was niets te veel. En dat ging door toen bij ons de kinderen geboren werden, het werd voortgezet in West-Brabant en nog geïntensiveerd in de periode dat we in Amersfoort woonden en ik bij de IZB mijn werk had. Het is (een) soort werkblindheid die over je ligt. Je ziet het werk, en verder niet zo veel. En dat alles dan ook gemotiveerd vanuit de dienst aan de Heer. En in de gemeente of de organisatie waarbij je werkt, vinden ze het prachtig. Als er maar veel gebeurt... De mensen om je heen zijn vooral gericht op de voortgang van het werk. Als alles maar gebeurt. Of je het uithoudt, of je het aan kunt, hoe het met je gezin gaat, daar wordt niet naar gevraagd. Je moet het zelf maar zien en regelen.
En dat is dan de vraag of dat echt zo is! En of je als domi­nee moet opgaan in dat eindeloze werk. Of je altijd maar beschikbaar moet zijn. Is dat Gods bedoeling met je leven? Je hebt toch ook je vrouw, je kinderen, je vrienden. Als ik daar nu op terugkijk, denk ik nu: ik had het toch wel anders moeten doen en hoe zou Giel dat ondervinden? Pas begonnen, enthousi­ast aan de gang, lukt het wel om tijd voor jezelf te houden, voor elkaar in het gezin en om vriendschapsrelaties te onder­houden? Deze vragen staan dan tegenover dat diep in mij gewortel­de besef dat het gaat om het offer van je leven. En die moei­lijke regel: Maak mijn uren en mijn tijd tot uw lof en dienst bereid... Giel, herken jij deze spanning? Ik ben benieuwd naar je reactie. Met een hartelijk groet,
                            
Bert Westland


Dag Bert,

Het is een gevoelig punt dat je aansnijdt: hoe ga ik om met de veelheid aan taken? Lukt het me om daarin evenwicht te bewaren? Tja, wat zal ik daar nou op antwoorden? Ik kan je natuurlijk een sociaal wenselijk antwoord geven, over de zegeningen van het predikantschap, over de offers die het vraagt, maar ook over het veelvoudige dat je er voor terug krijgt. Daar zou ook een kern van waarheid in zitten. Er zijn veel zegeningen in dit werk gelegen en je krijgt er ook veel voor terug. Maar ik wil mijn werk niet romantiseren, want vaak is het ook gewoon ploeteren. Een collega zei eens tegen me: ˋHet is een prachtberoep en het is soms een rotberoep.’ En daar zit wel wat in. Want het is een vak dat ook veel van mij vraagt, van mijzelf en daarmee ook van mijn gezin. Vanwege de waaier aan taken: preek schrijven, catechese, bijbelkringen, vergaderingen, kerkblad, administratie, correspondentie, classis, studeren, toerusting, recepties, bruiloften, begrafenissen en last but not least het pastoraat. Het werk is nooit af. Er blijft veel liggen en dat is soms frustrerend. Het pastoraat is vaak het eerste dat in de verdrukking komt, want dat is zo'n beetje het enige waar je gemakkelijk mee kunt schuiven. En dat geeft een schuldgevoel. ˋIk zou hier nog heen moeten en daar,’ bij ieder fietstochtje door het dorp, ieder bezoekje aan de supermarkt kun je herinnerd worden aan je schapen die bezocht moe(s)ten worden. Maar ja, je hebt ook die andere taken en je gezin en je vrienden en je racefiets. Er is niemand die tegen je zegt: zo is het genoeg. Dat kan ook niet want niemand weet wat je precies doet of gedaan hebt die week, het meeste werk gebeurt achter de schermen. Ik zal zelf moeten zeggen: 'nu is het genoeg'. En dat is niet eenvoudig, want er is altijd nog wel iets dat gedaan moet worden, of verbeterd kan worden. Er gaat een enorme zuigkracht uit van dit werk. Vrije tijd is schaars en je hebt het altijd op momenten dat andere mensen werken. Bijna iedere avond ben ik weg. Je vrije tijd moet je dus overdag nemen. Ik vind dat vervelend, want echt vrije tijd heb je daardoor niet. Het is meer uitstel van werk. Het is daardoor ook lastig contacten te onderhouden. Want mijn vrienden en familie zijn vrij als ik werk: de avonden, de weekenden, Kerst, Pasen, Pinksteren.

Predikant zijn is voor mij dan ook een oefening in het leren omgaan met loyaliteitsconflicten. Er is de loyaliteit aan de gemeente, maar er is ook de loyaliteit aan je vrienden en familie en het allerbelangrijkste: je gezin, ook daar heb ik een roeping. Je vraagt me hoe ik het evenwicht hou tussen die twee: privé en werk. Dat evenwicht is regelmatig ver te zoeken. Dit werk komt enorm je huis binnen, ook je privé-sfeer. En niet zozeer omdat je soms verdrietige of aangrijpende dingen meemaakt in je werk. Nee, je woont midden in je werk en dat vind ik zwaar. Mijn huis is toch min of meer mijn kantoor. Met één stap ben ik vanuit de studeerkamer in de woonkamer en andersom. Die twee dingen lopen dan ook regelmatig in elkaar over. Als de telefoon gaat rinkelt hij ook op de slaapkamer en in de woonkamer. In je privé-domein ben je niet vrij. Je kunt er steeds gestoord worden, door mensen die bellen, maar ook door mensen die aan de deur komen. Je bent altijd bereikbaar, simpelweg omdat mensen weten waar je woont. Voortdurend komt het werk dus bij je binnen. In huis kom je je werk tegen, maar ook op straat, in de winkel, in het bos, op de fiets. Je komt mensen tegen van wie jij de dominee bent, die op je letten, die iets van je verwachten. Of niet, maar hoe dan ook ben je een publiek figuur. Kortom, soms vind ik het een zwaar beroep, niet meer van deze tijd (letterlijk trouwens, want als ik de prognoses goed begrepen heb is over 15 jaar het aantal predikantsplaatsen in onze kerk gehalveerd). Als dan een vriend in zijn lease auto onze oprit opdraait schiet het wel eens door me heen: 'Had ik ook maar iets gestudeerd dat had geresulteerd in een baan met vaste tijden, vrije weekenden, een eigen huis, een carrièreplanning en heerlijk iedere dag in de file afstand nemen van je werk zodat je er helemaal kunt zijn voor je gezin, in plaats van dit geploeter in de gemeente.’ (ook voor een dominee geldt dus: het gras is elders altijd groener. Maar als ik dan in de Autokampioen de LOI reclame ter hand neem om te kijken waarin ik me zal laten omscholen, dan is er toch altijd iets dat me weerhoudt. Het besef dat ik niet zomaar dit werk doe, dat ik geroepen ben. Als dat besef weer doorbreekt, dan krijg ik een bepaalde vrijheid. Ik sta in dienst van de Héér, ik ben geroepen dienaar van het Woord te zijn, ik ben niet geroepen om een slaaf van mijn agenda te worden. Dat helpt. Het helpt ook om voor een activiteit me af te vragen: 'Voor wie ga ik dit nou écht doen, voor de Heer of voor de mensen?’ Ga ik op huisbezoek omdat ik geloof dat Hij mij daar roept, of doe ik het omdat ik weet dat er daarna instemmend zal worden doorverteld dat de dominee ook is geweest? Organiseer ik een bijbelkring omdat het nodig is voor de opbouw van de gemeente, of doe ik het omdat de agenda in het kerkblad dan zo lekker gevuld is? Als ik het voor de mensen doe, dan is het ijdel, doe ik het voor God, dan ben ik ten diepste onafhankelijk. Dan is ook niet alles meer nodig. Want de Heer roept me ook op andere plaatsen, in mijn gezin, mijn vriendenkring, mijn familie en ook op de racefiets om te genieten van zijn goede schepping. Het is zijn kerk en daarom kan ik soms best eens even afstand nemen.

Giel Schormans

Drs. Giel Schormans (1974) is predikant van de hervormde Eben-Haëzerkerk in Nijkerkerveen
Dr. Bert Westland (1944) is predikant van de hervormde gemeente van Elburg