Skip to main content

nr1 • 2005 • Zijn we een domineeskerk geworden?

oktober 2005 (20e jaargang nr. 1)

Zijn we een domineeskerk geworden?

Dominees schrijven elkaar (3)

Dr. L. Westland en drs. W.F. Schormans


Een predikant die bijna aan het einde van zijn dienstjaren is en een predikant in zijn eerste gemeente schrijven elkaar. Over de preek, over het werk in de gemeente, over het leven in de pastorie. Wat kom je tegen, wat verheugt, irriteert of verbijstert je. U mag zich in de discussie mengen, hun adressen staan achter in dit nummer.


Beste Giel,
 
Het is goed om de rollen eens om te keren. Nu ik de vragen en jij de antwoorden! Of dat voor jou gemakkelijker is, denk ik niet. Vragen stellen over het predikantschap en wat er bij komt, dat houdt niet op, maar antwoorden geven, dat valt niet mee. Ik heb in de vorige twee brieven jouw vragen misschien wel te algemeen beantwoord. Dan krijg je gemakkelijk van die dooddoeners. Op de manier van: Ja, zo is het wel, maar ik kan er niets mee… Als ik nu aan jou een paar vragen mag doorge­ven, moet ik uitkijken niet te veel bij jou  neer te leggen. En misschien kijk je er wel van op: zijn dat voor hem na al die jaren nog dingen waar hij mee zit? Nu dat in ieder geval!

Eerst over de positie van de predikant. Nog altijd is onze kerk een domineeskerk. Dat is bij de overgang van de Ned. Herv. Kerk naar de Protestantse Kerk niet veranderd. Ik merk
dat steeds en kom er niet vanaf. En misschien moet dat dan maar zo blijven. Hoe zie jij dat? Ik geef maar een paar voor­beelden. Je bent bijeen met een werkgroep om een kerkdienst voor te berei­den. Allerlei suggesties worden gedaan. Er is wat verschil in gedachten Dan de vraag in mijn richting: Wat vindt u ervan? Moet ik dan met mijn benadering de doorslag geven? Of in de vergadering van de wijkkerkenraad. In verband met het beleid zijn we daar bezig met de vraag naar de identiteit van de gemeente. Er is weinig inbreng in de vergadering en dan moet ik weer het gesprek stimuleren met vragen als: Hoe belangrijk vindt u de traditie van de reformatie, de belijdenis? Vindt u niet dat het verschil maakt of je…? Kortom: de dominee is dominerend. Wat denk je: kan het anders, moet het anders? Lukt het jou om niet dominerend te zijn?

Een tweede kwestie die me bezig houdt. Hoe zit het met mijn charisma om in de gemeente voor te gaan. Er zijn in de gemeen­te verwachtingen! Daaraan voldoe ik maar ten dele. Ik heb het idee dat ik altijd stilzwijgend beoordeeld word. Ik span mij in om regelmatig twee diensten voor te bereiden. Maar in plaats van de avonddienst te bezoeken gaan gemeenteleden een kringavond beleggen, of bezoeken ze een andere bijeenkomst met hun favoriet. Nu ken ik dat verschijnsel al vanaf de Betuwe en West-Brabant in de jaren zeventig. Dus lijd ik daar niet zo onder, ik wind me er niet over op, ik lig er ook niet van wakker. Ik weet ook wel, dat ik dit niet zo maar verander en dat ik beperkt ben in mijn bezig zijn. Maar toch, leuk vind ik het niet. En ik zou willen dat het anders ging. Wil ik dan te veel, overschat ik mijn charisma? Want ik heb toch het diepe besef dat de Here God mij in deze gemeente geroepen heeft om als dienaar van het Woord te werken. Giel, misschien denk jij nu wel: als hij na 35 jaar daar nog mee zit, wat moet ik daar dan van zeggen, na een korte werkperiode! Toch heb je er vast wel een gedachte over, hoe dat zit met het charisma van de dominee, en de reactie van de gemeente.

Een derde punt. Dat gaat over de geestelijke begeleiding in het pastoraat. Telkens weer ontmoet ik gemeenteleden in zoveel wisselende omstandigheden. Allerlei crisissituaties: bij de uitslag van medisch onderzoek, verlies van een gelief­de, scheiding, problemen ouders-kinderen, werkloosheid e.d. Ik luister naar hen, probeer hun moeiten te delen en ik wil hen helpen om hun leven te zien als gedragen door God en zijn liefde in Christus. Dat laatste komt soms direct aan de orde. Soms helemaal niet. Het is zo wisselend: de ene keer klinken de woorden van het Evangelie tot in het hart en kun je samen bidden. En een andere keer proef ik de weerstand tegen het geloof en tegen God. Door al die ontmoetingen probeer ik gemeenteleden geestelijk te ondersteunen, hen te begeleiden op hun levensweg vanuit het geloof. Dat wordt van mij verwacht binnen de gemeente, ook dat is mijn roeping. Maar vaak klinken woorden en gebeden zo automatisch, vaak lijkt mijn aanwezigheid een ritueel dat voltrokken en ondergaan wordt. Geen geestelijke begeleiding, denk ik dan. Of toch wel, omdat ik er ben als de dominee? Hoe zie jij dat, hoe sta jij daarin?

Hartelijke groet,

Bert Westland


Dag Bert,


Inderdaad interessant om de rollen eens om te wisselen. Het verbaast me niet dat het ambt ook nog steeds bij jou vragen oproept! Je bent als predikant voortdurend als persoon in het geding en daarom is het nodig vragen te blijven stellen bij je eigen functioneren en bij het functioneren van de kerk waarin je geroepen bent. Men zegt wel eens dat je als predikant geen ander instrument hebt dan jezelf en dat is waar. Daarom vind ik het ambt ook zo prachtig - je bent er met huid en haar bij betrokken - en tegelijk ook zo intensief - altijd ben ik zelf ook in het geding. Als laatstejaars student theologie had ik net als de meeste van mijn medestudenten een vrij negatieve kijk op het ambt en de kerk ontwikkeld. Ik zag al het schrikbeeld voor me van vergeten te worden ergens in een klein dorpje, aan de rand van de beschaafde wereld, in een beroep dat zo wordt geproblematiseerd dat je wel gek lijkt te moeten zijn om er überhaupt nog aan te beginnen. Er wordt wat dat betreft wat afgetobd onder theologische studenten. Haast tot mijn verbazing kwam ik er achter dat het predikantschap niet alleen relevant, maar ook buitengewoon mooi werk is. Dat die kerk niet een zinkend schip, maar een levende gemeenschap van mensen is die zich met hart en ziel daarvoor inzetten. Kom dan ook niet aan de kerk, want zij is in al haar gebrokenheid een schat van grote waarde. Als ik zie wat een offers mensen zich getroost hebben hier in Nijkerkerveen om een kerk te bouwen, als ik de liefde van mensen voor de gemeente zie, de onderlinge betrokkenheid, dan is het een voorrecht in zo'n kring te mogen werken.

Tegelijk is er soms ook huiver. In mijn vorige brief had ik het er over dat ik soms vlak voor een dienst denk: laat alsjeblieft een ander het doen. Op zulke momenten word je soms opeens bepaald bij de hoogheid van het ambt. Even denk je dan: wie ben ik dat ik het waag te spreken tot deze mensen in Gods naam? Mensen die soms door diepten heen gaan waar ik nooit ben geweest. Die heilige huiver heeft ook te maken heeft met de geestelijke spanning die preken met zich meebrengt. Wie zich begeeft in het krachtenveld van de Geest krijgt vroeg of laat met aanvechtingen te maken. Het menselijke, al te menselijke en het goddelijke lopen dan op een vreemde manier door elkaar, ijdelheid vergezelt oprechte vroomheid, twijfel gaat hand in hand met een diep vertrouwen. 

Wat betreft de domineeskerk, en de positie die je inneemt in de gemeente: ik ervaar hetzelfde als jij. Ook ik neem als dominee een centrale plaats in in de gemeente. Je vraagt of het mij lukt niet dominerend te zijn. Eerlijk gezegd, dat weet ik niet zo. Mijn stem weegt zwaar en eigenlijk vind ik dat ook wel prettig. Het geeft me de ruimte om mijn eigen lijn te volgen en mezelf te ontwikkelen. Ik hoef niet uitgebreid te lobbyen om iets er door te krijgen, en ik word ook niet zomaar terug gefloten. Ik ervaar dat eerder als een blijk van vertrouwen dan als onwil van anderen om ook verantwoordelijkheid te nemen. Het is inderdaad wel zo dat mensen daardoor geneigd zijn eerst naar de predikant te kijken. Dat geeft een bepaalde macht en daarom probeer ik me bewust niet met alles te bemoeien of over mee te praten. Ik ben primair voor de Woordverkondiging, de catechese en het pastoraat en al het andere daar zijn in eerste instantie anderen voor. Ik ben bijvoorbeeld geen voorzitter van de kerkenraad, ik bemoei me ook niet met de jeugdcommissie, kerkvoogdelijke zaken of de organisatie van de verkoopdag. Ik ben me er ook van bewust dat het ene ambt niet mag heersen over het andere en daarom hecht ik aan samenspraak met de kerkenraad en wil ik mijn stem ook niet doorslaggevend laten zijn bij belangrijke beslissingen. Ik ben immers een voorbijganger, de gemeente blijft.

Volgens mij wordt onze kerk steeds meer een domineeskerk. Dat is denk ik meer een sociologisch dan een theologisch verschijnsel. Mensen krijgen het steeds drukker, de maatschappij wordt complexer en veeleisender en daardoor komt het ambt ook onder steeds meer druk te staan. Het ambt seculariseert met ons mee: het is niet meer zo dat als de Heer roept al het andere moet wijken. Het wordt een van de vele activiteiten die ook een plaats in de agenda moeten krijgen. Dat lijkt haast wel een generatiegebonden fenomeen. Ik heb de indruk dat met het wisselen van de generaties er veel kerkelijke kennis en traditie verloren gaat. Steeds minder gemeenteleden en dus ook ambtsdragers weten van de kerkelijke hoed en de rand, en kennen de kerkelijke etiquette en mores. Dat is geen onwil, maar heeft, zo schat ik, alles te maken met de veranderende plaats van de kerk in de samenleving: van het centrum naar de rand. Nieuwe ambtsdragers moeten vaak helemaal worden ingeleid in het kerkelijke bedrijf (wat is een kerkorde, wat is een classis, welke stromingen zijn er in de kerk etc.), de predikant wordt daarmee vaker de continuerende factor. En hoe 'zwakker' de kerkenraad, hoe machtiger de predikant. Dan kan het gebeuren dat een gemeente opeens van kleur verschiet als er een andere predikant komt. Kortom, ik heb de indruk dat ik als predikant nu meer coach en begeleid dan toen jij begon, er is simpelweg minder kennis. Dat hoeft geen ramp te zijn, maar het verandert de kerk wel.

Wat je schrijft over charisma heeft daar ook mee te maken, denk ik. Er wordt qua uitstraling nu meer van een predikant verwacht dan vroeger. Niet meer de gezamenlijke traditie, maar de predikant wordt steeds meer de identiteitsbepalende factor in een gemeente is mijn indruk. Zijn vermogen om te boeien of niet te boeien bepaalt in de beleving van veel mensen het succes van de gemeente. Ik herken het gevoel beoordeeld te worden. Dat gaf me aanvankelijk - ik schreef het al in mijn eerste brief - veel druk. Het gevoel: ik ben verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van deze gemeente. Het ijs van de gemeente is dun geworden en het kan zo maar breken. Inmiddels ben ik er wel achter dat het zo niet werkt. Niet ik, maar God houdt zijn gemeente in stand. En als mensen niet in de kerk komen, dan vind ik dat vreselijk, maar dan is dat ten laatste niet mijn maar hun probleem. Als ik mij druk moet gaan maken om mijn charisma dan kan ik beter politicus worden of bij de tv gaan werken. Waar ik mij druk om moet maken is of ik gewetensvol de Schriften uitleg en het evangelie verkondig. Of ik zo dicht bij de bron leef dat het evangelie van Jezus Christus ook in mijn leven gestalte krijgt zodat ik aan anderen daarvan kan meedelen. Voor de rest is het zijn zaak. Dat is een 'heilige' onverschilligheid die ik wens te hebben. Ik geloof wel dat charisma belangrijk is, maar dan toch niet alleen als een persoonlijke, natuurlijke kwaliteit, maar vooral als een genadegave van God (dus in de nieuwtestamentische zin van het woord). De Geest deelt aan de gemeente zijn gaven uit. Ook aan zijn voorgangers en aan ons de taak ons die gaven bewust te worden en daar mee te werken. Ik denk trouwens wel dat je aan charisma kan werken, niet alleen door een presentatiecursus te volgen, maar vooral door de gemeente voor te gaan in de stille omgang met God en zijn woord. Bert, alle goeds in Elburg en tot schrijfs!

Een hartelijke groet,
Giel Schormans

Dr. Bert Westland (1944) is predikant van de hervormde gemeente te Elburg.
Drs. Giel Schormans (1974) is predikant van de hervormde Eben-Haëzerkerk te Nijkerkerveen.