Skip to main content

nr6 • 2005 • Over meditatief bijbellezen

   

juni 2005 (19e jaargang nr. 6)

Lento luidt het tempo
Over meditatief bijbellezen

 
Dr. Wim M.Reedijk

Het overkomt ons allemaal wel eens dat we iets lezen wat er niet staat. We merken het soms niet eens. Een ander moet ons erop wijzen dat we ons vergissen. Als we alleen zijn dan moeten we onszelf corrigeren. Dat gebeurt als het gelezene onbegrijpelijk wordt of vreemd is. Ons bewustzijn geeft dan een weksignaal af. We schrikken zogezegd even op: wat staat daar nu? Dan herlezen we wat we dachten te lezen en ontdekken dat we niet goed gekeken hadden.

Sigmund Freud was zeer geïnteresseerd in zulke Verlesungen, omdat daarin volgens hem zichtbaar wordt hoe ons onbewuste bezig is.i Iets in ons dicteert ons wat we ‘moeten’ lezen al staat er feitelijk wat anders. Door die Verlesungen betrappen we het onbewuste op zijn manier van werken. Freud was vooral gericht op de inhoud van zulke vergissingen. Hij wilde begrijpen waarom ons onbewuste in plaats van het te lezen woord ons nu juist dat andere woord laat lezen. Goedbeschouwd geeft elke leesfout aan dat we nooit geheel onbevooroordeeld aan het lezen zijn. We zetten wat we lezen naar onze hand. Daar zit geen kwade opzet achter, daarvoor gaat het te onbewust. De mate waarin we ons vergissen hebben we echter wel in de hand. Als we onze leessnelheid opvoeren, gaan we vaker de mist in. Willen we echt lezen dan zullen we lento, langzaam of rustig, moeten lezen. Nietzsche noemt dit lento een voornaam tempo.ii Het lento lezen kunnen we ook op de bijbel toepassen. Lento is bij uitstek het tempo van de meditatie. Welke vormen van meditatief lezen er ook zijn, alle gaan uit van de ervaring dat er iets met ons gebeurt wanneer we de bijbel in een rustiger tempo en dus geconcentreerder lezen. Door bewust onze pas in te houden worden we alerter. De tekst krijgt de kans om tot ons te spreken.

Hardop

Een mooie manier om het leestempo te vertragen is om de tekst hardop te lezen. Een emeritus-predikant vertelde me dat hij vlak na de oorlog als kwekeling bij een ouder echtpaar in de kost zat. Anders dan hij van thuis gewend was, lazen deze mensen driemaal daags na elke maaltijd hardop een hoofdstuk uit de bijbel. Omdat hij nu eenmaal voor onderwijzer studeerde, was hij in hun ogen de aangewezen persoon om voortaan na het eten uit de bijbel te lezen. Doordat hij opeens hardop moest lezen, drong wat hij las veel dieper tot hem door, zei hij.
Onze tijd die doorgaat voor jachtig en snel, laat een rustig tempo niet eenvoudig toe. De prikkels om met andere dingen bezig te zijn, zijn groot. Zelfs het lezen aan tafel na de maaltijd staat bij velen onder druk. Er is veel wat onze aandacht opeist. Hoe komen we nu tot de vereiste vertraging waardoor we de bijbel beter gaan lezen? Een eerst stap is om dat verlangen naar concentratie op het lezen te onderkennen en daar ruimte voor te maken. Heel praktisch doen we dat door een vast moment in de dag te kiezen. Misschien is na de maaltijd niet meer het juiste moment. Goed is het als we voor bijbellezen een vaste plek in huis reserveren. Houd het allemaal zo eenvoudig mogelijk: een lege tafel of een kaars is voldoende. Want de geest wordt gauw afgeleid. Afleiding is een van de grootste boosdoeners. Dat wisten ze in de oudheid al.

Eenzaamheid

In de eerste eeuwen na Christus waren er velen in Judea, Syrië en Egypte, die uit een groot verlangen om de Heer te volgen niet langer door wereldse beslommeringen wilden worden afgeleid. Zij kozen radicaal voor de eenzaamheid van de woestijn. Deze mensen, die woestijnvaders worden genoemd, probeerden hun leesconcentratie te vergroten. Alleen in een klein onderkomen ver van de bewoonde wereld lazen zij hun bijbel. Andere mensen hielden zij zover mogelijk van zich vandaan. Dit bestaan bracht velen inderdaad tot een intensere omgang met de Heer en zijn Woord. Al was het natuurlijk een illusie te menen dat we helemaal los komen van de wereld. Er is een boeiende uitspraak overgeleverd van abt Antonius, een van de woestijnvaders: ‘Hij die in de eenzaamheid van de woestijn woont, is van drie gevechten verlost: dat met het horen, met spreken, en met het zien. Hij houdt nog maar één gevecht over: dat met het hart.’iii Daarmee sloeg hij de spijker op zijn kop. We kunnen ons nog zo wapenen tegen al die externe storingen, de grootste stoorzender zit toch in onszelf. Lang voor Freud wisten deze woestijnmonniken al hoe het innerlijk van zich doet spreken. Lezen in zelfgekozen afzondering is in de eerste plaats een confrontatie met onszelf. Niet voor niets spreekt abt Antonius van strijd. Wie deze strijd aangaat, doet zelfinzicht op en leert aldus bescheidenheid en bovenal geduld.

Goed proeven

Die woestijnmensen leerden al doende nog meer over de Schrift. Om te begrijpen wat de Heer tegen ons zegt, moeten we niet meer maar minder lezen. Net als manna, het voedsel dat het volk Israël in de woestijn tot zich nam, kunnen we niet meer verzamelen dan wat één dag houdbaar is. In de bede ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’ licht ineens een nieuwe betekenis op. We vragen niet meer dan het hoogstnoodzakelijke Woord voor deze dag, omdat alles wat we meer verzamelen en bewaren onherroepelijk aan bederf onderhevig is. Meer kunnen we niet aan.
Daarnaast doen we de diepste kennis pas op als we niet alleen langzaam lezen, maar vooral ook langdurig en gedurig ons bezinnen op slechts enkele woorden of zinnen. Deze manier van lezen is wel vergeleken met het kauwen op voedsel, en zelfs met het herkauwen waarin koeien zo bedreven zijn. Door goed op de woorden te kauwen geeft het Woord steeds meer van zijn betekenis aan ons prijs. Het Woord bevat alle voedingsstoffen. Het zal zelf zijn werk doen, al zal het mede van de lezer en diens verlangen afhangen hoeveel dit zal opleveren. Wie snel eet, komt stellig aan zijn trekken, maar doet zichzelf ook tekort. Echte fijnproevers nemen de tijd. Zij proeven wat ze eten beter. Goed kauwen leert ons om smaaknuances te ervaren die we met schrokken missen. Zelfs de bitterste woorden worden door lang kauwen uiteindelijk in hun heilzame en voedzame betekenis ontdekt. Precies zoals de profeet Ezechiël de kunst verstond om de boekrol vol ‘klaagliederen en gezucht en gesteun’(2:8) te eten. Toen hij de boekrol op had, bleek de rol zo zoet als honing. Ook aan dit voorbeeld, dat de woestijnvaders kenden, zien we dat zulk lezen niet betekent dat we alleen op zoek moeten gaan naar teksten die óns op het eerste gezicht aanspreken. Neem wat je voorgezet krijgt met dankbaarheid aan en lees zorgvuldig.

Rust

Johannes Cassianus, tijdgenoot van kerkvader Augustinus, trok als jonge monnik met een vriend door Egypte en leefde lange tijd onder de woestijnvaders. Hij tekende vele jaren later hun lessen op ten behoeve van zijn medebroeders in Zuid-Frankrijk. In een van die lessen, Collatio XIV om precies te zijn, vertelt abt (‘vader’) Nesteros aan Cassianus wat er allemaal komt kijken als we de Schrift goed willen lezen. Rust en stilte springen in die beschrijving naar voren. Hoe hard we ook met de overdenking van het Woord bezig zijn geweest, de diepste inzichten vallen ons toe als we in het holst van de nacht, ‘als in een diepe slaap’, op bed liggen. Niet dat we niet ons uiterste best moeten doen om de betekenis voor ons heil te achterhalen, maar we moeten beseffen dat het Woord aan onze overijverige greep kan ontglippen. Een houding van biddende ontvankelijkheid, van geduld en wachten, is noodzakelijk. Het diepste inzicht vraagt Gods tijd. En tot die tijd rest ons niets anders dan het Woord al overdenkend, zoals Maria, goed in het hart te bergen.
Prachtig is Cassianus’ vergelijking van de lezer met een vat. Zoals wijn in het vat gegoten wordt om te rijpen, zo moeten ook de woorden van de Schrift in de lezer bewaard worden. De lezer als een vat klinkt op het eerste gezicht niet zo verheven en zelfs te passief, maar iedereen weet dat voor het proces van rijpen de kwaliteit van het vat een factor van belang is. Gemakkelijk immers, zegt Nesteros, bederft een ondeugdelijk vat de wijn die het bevat. Bij Nesteros, en eigenlijk bij al deze ervaren bijbellezers, zien we hoe goed zij wisten dat we als lezer het Woord kunnen vertroebelen. Het Woord vraagt lezers die respectvol, biddend en deugdzaam zijn. Dat laatste is minstens zo belangrijk. Wie niet zuiver leeft, kan niet zuiver lezen, meenden de woestijnvaders. Leven en lezen hangen onlosmakelijk met elkaar samen.

Letter en Geest

De concentratie op de dagelijkse praktijk, de deugdzame omgang met de medemens, is daarmee evenzeer tot een voorwaarde voor het verstaan van de Schrift. Het is daarom dat de woestijnvaders begrepen dat het opzoeken van de stilte en de eenzaamheid nooit gemotiveerd mocht zijn uit afkeer van onze medemens. Wie dat doet, zelfs vanuit het nobele motief om voor Gods aangezicht zuiver te zijn, heeft niet begrepen dat de bijbel God en medemens samenbrengt. Bovendien ontdekten zij ook dat om de bijbel goed te lezen we baat hebben bij de hulp van leermeesters of beter gezegd leesmeesters; mensen die voorleven hoe we de Schrift kunnen lezen. Zulke leermeesters mogen in de ogen van de wereld vaak maar simpele mensen lijken, schijn bedriegt, zeiden zij. Net als het Woord moeten we er de tijd voor nemen om voorbij de buitenkant te kijken tot in het hart. Hier liggen duidelijke overeenkomsten met de bevindelijke geloofstraditie. In bijbelse taal heet dit de Geest zoeken en niet de Letter, zonder die twee tegen elkaar uit te spelen. De Geest schaamt zich nu eenmaal niet om zich te hullen in de Letter. Stellig is de protestantse verknochtheid aan het lezen van de bijbel een bevestiging van de samenhang tussen Letter en Geest.
Er bestaan mooie boeken over deze beproefde vorm van lezen, het zogenaamde meditatieve bijbellezen. In de eindnoot bij deze zin vindt u enkele goed te verkrijgen publicaties die u zeker, en veel diepzinniger dan ik hier kan, zullen inspireren om net zo te gaan lezen.iv Maar tot die tijd is het goed om dit lezen maar gewoon in alle eenvoud te proberen. Neem er de tijd voor. Lento, weet u nog? Zoek een rustige plek in huis en begin er vandaag nog mee.

Dr. W.M. Reedijk is predikant in Boxtel (PKN)