Skip to main content

nr6 • 2005 • Het Woord van God is niet gebonden

juni 2005 (19e jaargang nr. 6)

Het Woord van God is niet gebonden
Een bijbelstudie over 2 Timoteüs 2:1-9

Dr. Ab Noordegraaf

Over het lezen en uitleggen van de bijbel gaat het in dit nummer. Over de uitleg van het Boek, waarvan we belijden dat God daarin tot ons spreekt. Het Woord van God, zoals we plegen te zeggen. We kunnen verschillende gestalten van dit Woord onderscheiden. Vooreerst is daar het scheppende Woord van God die door zijn spreken de dingen in het aanzijn roept. Dat is de oergestalte van het Woord. En dit Woord is vlees geworden in Jezus Christus. Woord en Persoon vallen in Hem samen. Hij komt naar ons toe via het getuigenis van evangelisten, apostelen en profeten. Het is door Gods bijzondere zorg op schrift gesteld. En dit schriftgeworden Woord van de Bijbel, die bibliotheek van boeken en boekjes, baant zich een weg door de eeuwen door de dienst van de verkondiging, het lezen en uitleggen van de Schrift. Ook het gepredikte woord is een gestalte van het Woord van God. We dienen die verschillende gestalten te onderscheiden zonder ze van elkaar te scheiden.
In 2 Timoteüs 2 spreekt Paulus over die verkondiging van het evangelie, het woord van God. Dat is een dynamisch gebeuren en in de dynamiek van dit gebeuren zijn mensen betrokken. Het Woord is gegeven aan de gemeente die geroepen is tot horen, bewaren en doorgeven. De apostel schrijft deze brief op een cruciaal moment: de overgang van de apostolische naar de na-apostolische periode, terwijl hij in Rome gevangen zit en de dood voor ogen heeft (2 Tim. 4:6-8). De brief heeft iets van een testament, bestemd voor zijn geestelijke zoon Timoteüs, zijn leerling en medewerker, die voor de opdracht staat in een nieuwe fase leiding te geven aan het gemeenteleven in de bruisende stad Efeze.

Ontvangen en doorgeven

Juist aan Timoteüs zie je hoe mensen in de overdracht van Gods getuigenis een rol spelen: onder meer zijn moeder, zijn grootmoeder en Paulus zelf. Staande in deze traditie is hij geroepen om wat hem toevertrouwd is door te geven aan anderen. Dat moeten betrouwbare mensen zijn. Betrouwbaar in hun omgang met de woorden van God. Maar ook in het doorgeven van dit woord. Doorgeven. Het is een oerbijbels gegeven. Reeds in het Oude Testament is er sprake van een traditiegeschiedenis waarin gebod en belofte van generatie tot generatie worden overgeleverd (Ps 78). En met het apostolisch getuigenis is het niet anders. De successio apostolica is, zo heeft de Reformatie terecht tegenover Rome betoogd, voor alles de overdracht van het apostolisch getuigenis. Het heeft iets van een estafetteloop, waarbij de ene atleet het stokje overgeeft aan de ander. Ook wij hebben het evangelie via mensen ontvangen. Van Ruler kon in dat verband lyrisch spreken over Willibrord, de ‘man op het paard’, door wiens getuigenis het evangelie onze landen bereikte. En het is doorverteld: in kathedralen en dorpskerkjes, door rondreizende predikers en in kloosterscholen. Ik denk ook aan de Reformatie, toen het Woord opnieuw aan het woord kwam en de prediking van het sola gratia, solus Christus velen in de ruimte heeft gezet. Bekende personen, maar ook mensen wier namen niet in de geschiedenisboeken voorkomen en die je toch niet vergeet, omdat ze je de weg naar Christus gewezen hebben: ouders of grootouders, een predikant bij wie je belijdenis deed of eenvoudige vromen die zonder opsmuk getuigden wie de Here Jezus voor hen is. Zo is de christelijke gemeente een schepping van het Woord. Ze is daarom ook kerk onder het Woord. Ze mag er niet over heersen. Ze is ecclesia audiens, horende gemeente en zo pas ecclesia docens, lerende kerk. Want we mogen de schat van het evangelie niet opbergen in een vitrine of kluis. De gemeente is een doorgeefgemeenschap. Opdat een nieuwe generatie Jezus Christus leert kennen, gaat belijden en volgen als de Heer van hun leven.

Overleveren of verraden

Intussen is dat geen sinecure. Het is niet toevallig dat het Griekse woord voor ‘overleveren’ ook ‘verraden’ kan betekenen. Het is niet onverschillig hoe we lezen, uitleggen en doorgeven. De geschiedenis van de exegese is in al zijn veelkleurigheid een geschiedenis van trial and error, met hoogte- en dieptepunten. De Wirkungsgeschichte vormt een baken in zee. Om maar één voorbeeld te noemen: een verkeerde uitleg van Matteüs 27:25 heeft het antisemitisme door de eeuwen heen bevorderd! Niet elke manier van lezen is legitiem. We kunnen voor onszelf en anderen ook een blokkade opwerpen. Het is niet zo vreemd dat een en andermaal in deze herderlijke brieven wordt opgewekt om het pand te bewaren en te blijven bij de gezonde leer. Altijd weer dreigt het gevaar dat een kerk die ‘bij de tijd’ wil zijn uitverkoop houdt en zich uitlevert aan de tijdgeest. Toen en vandaag. Efeze was in de tijd van Paulus een smeltkroes van religies en levensovertuigingen. Religieus pluralisme is niet alleen iets van de 21 eeuw. En de jonge Timoteüs heeft te maken met leraars, die met hun speculatieve (gnostiserende?) manier van lezen van de Schrift de gelovigen in verwarring brengen en tweedracht zaaien. Naast de binnenkerkelijke gevaren is er de druk van buitenaf. Het Rome waar de apostel gevangen zit, is het Rome van keizer Nero. De dienst aan het evangelie brengt lijden met zich mee. Paulus wordt behandeld als een crimineel. Daarin drukt hij de voetstappen van zijn Heer die immers gekruisigd werd met twee bandieten als escorte.

Kruis en opstanding

In die situatie klinken de woorden van deze brief. Het valt op dat Paulus de zwaarte van de opdracht niet verzwijgt. Je moet van hem geen pakkende reclamefolder verwachten met de suggestie dat theologie studeren of dominee worden zo’n leuke bezigheid is. De beelden die de apostel gebruikt, spreken voor zich. Wie in het kerkenwerk bezig is, is te vergelijken met een soldaat, een kampvechter en een boer. Ze hebben gemeen dat ze volledig door hun taak in beslag worden genomen, zich het een of ander moeten ontzeggen en er voor moeten knokken. Het is lijden en strijden, zwoegen en hard werken! Moet je dus voor een dergelijke taak een soort superman of superwoman zijn? Bepaald niet. Zoals voor een zwakke Paulus de genade van Christus genoeg is (2 Kor. 12:9), zo mag ook Timoteüs zijn kracht putten uit de genade van Christus Jezus. Je bent geen Atlas die de hele wereld of de hele kerk op zijn nek moeten nemen, maar een kwetsbaar mens die door Christus’ gedragen wordt. Timoteüs moet daarom de woorden van Paulus goed overwegen, maar ze zullen pas gepeild worden als de Heer zelf ze voor hem ontsluit en hem inzicht verleent (vers 7). Zicht op je taak, doorzicht en uitzicht is niet iets wat we elkaar aanpraten, maar een genadig geschenk van de Heilige Geest. En deze Geest werpt een mens terug op het woord van God. Maar dat is geen formele grootheid. Het staat op naam van de gekruisigde en opgestane Christus. Formalisering van het Schriftgezag werkt doorgaans niet bevrijdend. De bijbel is geen koran. En we moeten het boek van de Heer niet losmaken van de Heer van het boek. Zo alleen is het Woord een lamp en een licht. Als getuigenis van de heilbrengende Naam. Geen wonder dat de woorden van de apostel uitlopen op een paasappèl: ‘Gedenk Jezus Christus, opgewekt uit de doden’ (vers 8). Dat is het wenkend perspectief. Boeien en gevangenismuren konden niet verhinderen dat het evangelie van de levende Christus zich een weg baant. Onwillekeurig denk ik aan een woord van Herman Bavinck. ‘Christus heeft een kruis gedragen en een dienstknecht is niet meerder dan zijn heer. De Schrift is de dienstmaagd van Christus. Zij deelt in zijn smaad. Zij roept de vijandschap wakker van de zondige mens’ (GD I3, 466). Maar de gekruisigde is opgestaan. De evangelieprediking is een paasgetuigenis. God verbrak, zegt Petrus op de Pinksterdag, de weeën van de dood, omdat het niet mogelijk was dat Christus door hem werd vastgehouden (Hand. 2:24). De Schrift deelt ook in de overwinning van Christus. Zoals boeien en banden Hem niet konden vasthouden, zo is ook het Woord van God niet geboeid. Want de Heer nu is de Geest en waar de Geest des Heren is, is vrijheid ( 2 Kor. 3:17). Het evangelie breekt bevrijdend en reddend door alle beletselen en belemmeringen heen. Het stelt gebonden mensen in de vrijheid. De Geest brengt tot verstaan, wint mensen in en gaat soeverein zijn gang door de geschiedenis. ‘O, Heer, uw onweerstaanbaar woord drijft rusteloos de eeuwen voort, wat mensen ook verzinnen’ (gez. 305 LvK). Paulus zelf is er een levende illustratie van (vgl. ook Filp. 1:12vv). Maar ook de geschiedenis kent vele voorbeelden: Luther na de rijksdag van Worms, de Barmer Thesen in de jaren 30 van de vorige eeuw, de vrijmoedigheid van Beyers Naudé in zijn strijd tegen de apartheid, het geloofsgetuigenis van een Soltzjenitzyn in de Goelag Archipel, enz. Ondanks blokkades, gevangenschap en marteling bleek het evangelie niet gebonden, maar maakte het mensen vrij.

Met alle heiligen

Bijbellezen in een pluralistische samenleving en een plurale kerk is niet zonder risico’s. Het is niet eenvoudig je weg te vinden tussen de verwarring van het relativisme en de verstarring van een orthodox fundamentalisme. Soms denk je: zoveel hoofden, zoveel zinnen, zoveel leeswijzen! En heeft niet elke ketter zijn letter? Het maakt het geding om de waarheid er niet eenvoudiger op. Voor je er erg in hebt geeft je toe aan de zuigkracht van de scepsis, dat de waarheid onvindbaar is. Moeten we daar maar in berusten? Of krampachtig vasthouden aan onze door de traditie geijkte manier van lezen en ons afsluiten van wat elders gezegd wordt? Vanuit dit bijbelgedeelte zou ik dat willen weerspreken. Met J. Veenhof zeg ik: ‘Wat hebben we thans te doen? Met gespitste oren luisteren naar wat het woord in zijn vrije gang nu tot de gemeente zegt, zodat wij ontdekken op welke wijze God ons thans in de vrijheid wil stellen’ (Postille 37). We behoeven niet krampachtig om te gaan met de veelheid van leeswijzen. Want de Geest spreekt alle talen. Ieder hoort en leest in zijn eigen taal en referentiekader. We mogen over kerkmuren heen luisteren naar elkaar, samen lezen om zo ‘met alle heiligen’ (Ef. 3) de dimensies van de liefde van Christus te verstaan. Want we verstaan elkaar pas echt in de belijdenis van de gekruisigde en opgestane Christus. En soms zullen we elkaar tot de orde van het evangelie van het kruis en de opstanding moeten roepen. Elkaar hebben op te wekken ‘bij de les’ - Calvijn zou zeggen: de hemelse leer - te blijven. Maar we behoeven dat niet te doen als advocaten. Jezus noemt ons zijn getuigen (Hand. 1:8). En de getuige wijst van zichzelf af naar zijn Heer, is enkel gebonden aan het Woord. Dat Woord van God is zelf niet gebonden! We ontdekken het telkens weer met vreugde en verwondering op de weg van het gelovig en gehoorzaam luisteren.

Dr. A. Noordegraaf was docent praktische theologie bij de universiteit te Utrecht vanwege de Protestantse Kerk in Nederland (sinds 2000 emeritus)