nr3 • 2004 • Kroniek. De Europese grondwet
januari 2004 (18e jaargang nr. 3)
Kroniek.
De Europese grondwet
Drs. J. Wienen
In 2003 is er veel gesproken over een Europese grondwet. Een van de discussiepunten was of er ook een verwijzing in moest komen naar God of naar de christelijke geschiedenis van Europa. De lidstaten kunnen het nog niet eens worden, maar de discussie over God in de Europese grondwet roept wel allerlei gedachten op. Is het inderdaad gewenst dat God genoemd wordt in een grondwet? Hoe zou je daar als christen in het Europa van vandaag over kunnen denken?
Referendum
De uitbreiding van de Europese Unie en de keus om de Europese samenwerking steeds meer het karakter te geven van een Unie, maakte het wenselijk om die Unie een basiswet mee te geven. Diverse discussiepunten vroegen de aandacht. In Nederland was er een bijzondere discussie over de vraag of er een referendum moet worden gehouden over de Europese grondwet. Een heel aparte discussie. We hebben in Nederland na de Franse tijd nooit een landelijk referendum gehad, maar dit lijkt de voorstanders van een referendum een goede aanleiding om er mee te beginnen. Een grondwet is heel belangrijk, dus daar dient het volk zich over uit te spreken.
Voor mijn gevoel is het een dwaas spel. Een spel met de invloed die je als klein land hebt en vooral een spel met de kiezer. Een riskant spel, gezien de groeiende weerzin tegen de Europese bureaucratie en de Europese organisatie. Want als de kiezers de euvele moed hebben om het voorstel af te stemmen, dan heeft Nederland een probleem. Vermoedelijk zullen de politici zich dan net zo lang in alle mogelijke bochten wringen om ervoor te zorgen dat Nederland uiteindelijk toch gewoon mee kan doen met de Europese Unie. Over een Nederlands uittreden heb ik nog nooit een van de grote partijen gehoord. Het zou aanbeveling verdienen als bij een besluit over een referendum ook duidelijk wordt gemaakt wat de consequenties zijn die aan de uitslag worden verbonden. Zijn kamer en regering bereid om Nederland te laten uittreden uit de Europese Unie als er een nee komt tegen een grondwet die in andere landen wel wordt aanvaard? Is Nederland, als dat niet het geval is, in staat om de andere lidstaten te dwingen tot wijzigingen in die grondwet als het volk die afwijst? Mag het volk dan ook aangeven wat precies gewijzigd moet worden om de grondwet wel aanvaardbaar te doen zijn? Is het denkbaar het volk voor een tweede referendum over precies dezelfde grondwet een herkansing te geven als bovenstaande vragen allemaal met nee worden beantwoord? Het zou veel logischer zijn om, als er toch een referendum zou moeten worden gehouden over een Europese grondwet, dat dan in heel Europa te doen.
God en de grondwet
Zou God in de Europese grondwet genoemd moeten worden? Het lijkt mooi en logisch om in een Europees basisdocument vanuit de lange christelijke geschiedenis van Europa iets te zeggen over God en die christelijke traditie. Of hoort zoiets eigenlijk niet in een grondwet thuis? De Nederlandse grondwet kent geen verwijzing naar God of het christelijk geloof. Hoezeer in het verleden de bijzondere rol van de godsdienst in onze nationale geschiedenis is gekoesterd, in onze grondwet heeft sinds 1814 geen verwijzing daarnaar gestaan. Alleen in de staatsregeling van de Bataafse Republiek uit 1798 werd in artikel 8 gesteld: “De eerbiedige erkentenis van een albestuurend Opperwezen versterkt de banden der maatschappij en blijft iederen burger ten duursten aanbevolen.” In de grondwetten van het Koninkrijk der Nederlanden stonden wel regelingen over de godsdienst, maar geen verwijzingen naar God of de christelijke geschiedenis. Reeds in de 19e eeuw was er een zakelijke en liberale stroming die aan zo’n verwijzing geen behoefte had. Is het dan niet wat merkwaardig om nu te roepen dat in de Europese grondwet zo’n verwijzing essentieel is? Het Nederlandse voorbeeld maakt duidelijk dat het heel goed denkbaar is een basiswet te hebben die niet spreekt over God. Als dat al zo was in een periode dat het christelijk volksdeel een overgrote meerderheid van de samenleving uitmaakte, hoeveel te meer lijkt het dan voor de hand te liggen dat zo’n verwijzing ontbreekt in een grondwet van een grotendeels geseculariseerde Unie.
In Nederland heeft een meerderheid van de Tweede Kamer geen enkele behoefte aan een verwijzing naar God of de christelijke traditie in een Europese grondwet. De Nederlandse inbreng in de discussies wordt echter in deze fase geleverd door de minister-president Balkenende, die juist heeft aangegeven dat hij voor een dergelijke verwijzing is.
Argumenten
Laten we eens wat nader kijken naar de argumenten pro en contra. De hoofdargumenten van de voorstanders zijn
1.dat God als oorsprong en doel van het leven het hoogste gezag is, tegenover Wie alle aardse macht en overheid verantwoording heeft af te leggen en die alle aardse macht en gezag relativeert en
2.dat Europa gevormd is door haar christelijke geschiedenis en dat het onverantwoord en schadelijk zou zijn deze vitale bron van Europese beschaving en humaniteit te negeren of ontkennen.
Daar tegenover staan de hoofdargumenten van tegenstanders.
1. Het is juist typisch Europees om in het kader van de volledige scheiding van kerk en staat in een staatsstuk geen enkele verwijzing naar godsdienstige waarden op te nemen, anders dan de garantie van de vrijheid van godsdienst.
2. Een bijzondere plek voor het christendom zou andere godsdiensten discrimineren. De Fransman Duhamel noemde een christelijke element absurd, “want het sluit Moslims en niet-gelovigen buiten.” Er zijn ondertussen ook vele miljoenen Moslims in Europa, meer dan een miljoen Joden en aanhangers van andere godsdiensten.
3. Het doet geen recht aan het feit dat een groot deel van de Europese bevolking onkerkelijk is en deels negatief staat tegenover de christelijke erfenis van Europa. Dat is, in hun ogen, een erfenis van bijgeloof, geweld, schijnheiligheid, discriminatie en onderdrukking. Daar willen ze juist niets van weten.
4. Mogelijk zal over enige tijd ook Turkije toetreden tot de Europese Unie. Dit land maakte geen deel uit van de christelijke geschiedenis van Europa.
5. De Europese grondwet is een basisregeling voor een staatkundige unie. In zo’n technisch document passen geen historische, theologisch of filosofische elementen.
Deze tegenwerpingen hebben een soort natuurlijke logica. In een basiswet neem je op wat je met elkaar deelt. Het moet voor iedereen onomstreden geldig zijn. De periode dat een land als het ware een godsdienstige basis had, die iedereen veronderstelt te delen, lijkt in Europa achter ons te liggen. Godsdienstoorlogen en de strijd om de vrijheid van godsdienst maken duidelijk dat een overheid geen godsdienst kan opleggen. Discussie over levensbeschouwing roept onenigheid op en heeft geen enkel nut.
Argumenten pro
Voor een christen hebben de argumenten om in een basiswet te verwijzen naar God zeker betekenis. Wie in God gelooft, zal de toegevoegde waarde inzien van een publieke erkenning van God en zijn gezag. Bovendien wordt daardoor tegelijk de betekenis van staat, volk en overheid gerelativeerd, want betrokken op een hoger gezag. Een dergelijke relativering van staat en overheid is een belangrijke waarde op zich. Niet een in grijze oudheid bijna vergeten verleden bewijst dat, maar juist de meest recente geschiedenis van de twintigste eeuw met de verabsolutering van staatsmacht door nationaal-socialisme en communisme en de verabsolutering van ideologieën als nationalisme. Tegelijk voel ik ook wel dat in een verwijzing naar God ook een risico zit. Hoe vaak is in het verleden God niet ingelijfd bij nationale belangen. Voor God en het vaderland zijn miljoenen de dood in gejaagd. Dan is de verwijzing naar God niet een relativering, maar eerder een bijdrage aan verabsolutering van staat en overheid. Het gaat er dus wel om hoe naar God wordt verwezen.
Daarnaast is het in mijn ogen een zaak van historische correctheid om te zien en te erkennen dat veel Europese waarden zijn voortgekomen uit specifiek christelijke inspiratie. De invloed van het christendom op de Europese cultuur is immens. Barmhartigheid, naastenliefde, zieken-, gehandicapten- en armenzorg, ouderdomsvoorzieningen, weeshuizen, scholen en universiteiten, kunst en architectuur, zijn voortgekomen uit of diepgaand beïnvloed door de kerk en christelijke inspiratie. Ook zaken als gewetensvrijheid, mensenrechten en afschaffing van de slavernij zijn in de Europese geschiedenis verbonden met inzet van christenen en christelijke organisaties. Het is zondermeer waar dat er ook duistere bladzijden in de Europese kerkgeschiedenis zijn aan te wijzen. Geloofsdwang en geloofsvervolging, censuur, verrijking van de kerk ten koste van de armen, streven naar wereldlijke macht door de kerk. Maar de overwinning van deze misstanden is niet zozeer op als wel in de kerk behaald. Hoogmoed past christenen niet en het is goed dat de kerk fouten uit het verleden durft toegeven, maar de verkondiging en de doorwerking van het evangelie is zegenrijk en heilzaam geweest voor Europa en de wereld.
Argumenten contra
Toch hebben ook de tegenargumenten wel gewicht. Ik wil ze graag wat nader bezien. Om met de laatste te beginnen. Hoort in een grondwet eigenlijk wel een theologische of filosofische of historische aanduiding? Gaat het niet om een technisch huishoudelijk reglement op staatkundig gebied. Niet voor niets ontbreken dergelijke aanduidingen in de Nederlandse grondwet. Dit argument lijkt doel te treffen, maar blijkt bij nader inzien juist niet effectief. Want het ontwerp voor de Europese grondwet bevat een preambule, die nu juist geheel historisch en filosofisch van aard is. En daarin staat dit ontwerp niet alleen, want zeer vele grondwetten in de wereld bevatten een preambule, een kortere of langere inleiding of een inleidend woord. In vele tientallen grondwetten van de wereld komt al dan niet in een preambule een verwijzing naar God voor. Dat geldt voor vrijwel alle Amerikaanse staten, maar ook vele Afrikaanse, Europese en Aziatische landen en ook voor diverse landen in Oceanië.
Er blijkt in de praktijk vaak behoefte bij de opstellers van grondwetten om hun technische bepalingen van een korte inleiding te voorzien, die vaak een principieel en historisch karakter draagt. Dat geldt ook voor de opstellers van de Europese grondwet.
De preambule in het ontwerp luidt aldus: “In het besef dat Europa als werelddeel een bakermat van beschaving is, dat zijn inwoners, die zich hier sinds mensenheugenis golfsgewijs gevestigd hebben, geleidelijk de waarden hebben ontwikkeld die ten grondslag liggen aan het humanisme: gelijkheid van alle mensen, vrijheid en eerbied voor de rede, geïnspireerd door de culturele, religieuze en humanistische tradities van Europa, waarvan de waarden die immer deel hebben uitgemaakt van zijn erfgoed, de centrale rol van de mens en zijn onschendbare en onvervreemdbare rechten, alsmede de eerbiediging van het recht, in de samenleving hebben verankerd… “
Door het woordje religieus zou volgens de opstellers voldoende recht gedaan worden aan de christelijke traditie van Europa, zonder dat andere godsdiensten zich gediscrimineerd hoeven te voelen. Zo heeft ieder iets, zou je kunnen zeggen. Als ik goed kijk naar de formulering denk ik dat er toch meer aan de hand is. Het lijkt erop dat er bewust gezocht is naar een benadrukking van een seculiere basis van de Europese waarden en tegelijk een zekere weerstand is tegen het spreken over christelijke wortels. De nadruk op het humanisme is mijns inziens ongelukkig. Humanisme heeft in de 19e en 20e eeuw vooral een niet-religieuze levensbeschouwelijke inkleuring gekregen. Dat gebeurt blijkbaar ook in het ontwerp, omdat de humanistische tradities naast de religieuze worden gezet. Alleen al om die reden verdient de term humanisme niet de ereplaats die het in de ontwerp-grondwet heeft gekregen. Liever zou ik spreken over humaniteit. Deze kent zowel christelijke als niet-christelijke bronnen. Andersom is het gebruik van de term religieuze tradities van Europa toch blijkbaar een manier om de christelijke traditie weer te geven, zonder die te hoeven noemen. Welke andere tradities zou men immers op het oog kunnen hebben? Het is pijnlijk dat er blijkbaar gezocht moet worden naar een term die voorkomt dat het woord christelijk gebruikt wordt. Nu er wel behoefte bestaat om een preambule op te nemen en men begrijpt dat dan niet om de bijdrage van het christelijk geloof heen gegaan kan worden, is het een zaak van eerlijkheid om dat dan ook bij de naam te noemen.
Dan blijven de argumenten over die refereren aan de gevoelens van anders-gelovigen. Bij een noemen van God in de grondwet is het overigens maar de vraag of anders-gelovigen daar moeite mee zouden hebben. In godsdienstig zeer verdeelde landen als Nigeria, Indonesië en Suriname wordt in de grondwet wel verwezen naar God. Lastiger is het als het gaat om atheïsten, die aanstoot nemen aan een dergelijke verwijzing. In zekere zin is dat een democratische keus. Wanneer in meerderheid een dergelijke verwijzing zinvol wordt geacht, kan een minderheid daar vrede mee hebben. Er wordt niet van mensen gevergd dat zij persoonlijk geloven.
Een verwijzing naar de historische betekenis van het christendom in Europa zou zeker niet mogen leiden tot problemen. Ook als je een bepaald geloof niet deelt hoef je nog niet blind te zijn voor de betekenis die dit geloof heeft gehad en nog heeft in de Europese geschiedenis. Wel is er een zeker risico dat mensen met een andere godsdienst het gevoel hebben dat zij in Europa niet dezelfde plaats innemen. In historische zin is dat ook zo, maar om te voorkomen dat daarmee ook een gevoel kan ontstaan dat de vrijheid om een ander geloof te belijden beperkt is, kan er expliciet naast de zogenoemde waarden van het humanisme: gelijkheid, vrijheid en eerbied voor de rede, ook respect voor ieders geloof en overtuiging als waarde worden benoemd. Wie in kranten, tijdschriften en via internet kennis neemt van de wijze waarop sommigen de christelijke invloed als achterlijk en duister menen te moeten bestrijden, schrikt van de felle en soms zelfs haatdragende formuleringen. Ik denk dat het zaak is daartegen in op te komen voor het evangelie van Jezus Christus, hoezeer dat voor anderen ook dwaasheid of ergernis is.
In Europa met haar grootse christelijke verleden spreekt het niet meer vanzelf om de cultuurvormende kracht van het evangelie te erkennen. Het lijkt welhaast ondenkbaar dat een Europese grondwet de bewoordingen zou overnemen die in de preambule van de grondwet van de Europese lidstaat Ierland staan: “In de naam van de Allerheiligste Drieëenheid, van wie alle gezag is en tot wie, als ons uiteindelijke doel, alle daden van mensen en staten moeten leiden, Wij, het volk van Eire … nederig al onze verplichtingen tegenover onze goddelijke Heer, Jezus Christus, erkennend, die onze vaderen ondersteunde door eeuwen van beproeving … “ En ook de bewoordingen van de grondwet van Grenada zullen in Europa geen kans meer maken: “Het volk van Grenada heeft bevestigd dat zijn natie is gefundeerd op principes die het vaderschap en oppergezag van God en de verplichtingen van de mens tegenover zijn naaste erkennen. Omdat de spirituele ontwikkeling van het hoogste belang is voor het menselijk bestaan en tevens de hoogste uitdrukking ervan, erkent het dat het zijn hoogste aspiratie is dat doel te dienen met al zijn kracht en hulpbronnen. Het gelooft krachtig in de waardigheid van de menselijke waarden en dat alle mensen door de Schepper zijn begiftigd met gelijke en onvervreemdbare rechten, verstand en geweten.”
In de huidige situatie in Europa zou ik willen bepleiten om de bewoordingen van de Duitse grondwet (ook een lidstaat van de Europese Unie) over te nemen. Deze grondwet, tot stand gekomen na de duistere periode van de Nazi-dictatuur, begint aldus: “In het bewustzijn van zijn verantwoordelijkheid voor God en de mensen … heeft het Duitse volk zich deze grondwet gegeven.” Wanneer in de huidige preambule vervolgens het woord humanisme wordt veranderd in humaniteit en religieuze in christelijke, dan zal de voorgestelde tekst voor mensen van vele overtuigingen aan waarde winnen.
Paus
Het is overigens interessant om na te gaan waar deze discussie eigenlijk vandaan komt. Wie heeft voorgesteld om in de Europese grondwet over God te spreken? Die vraag is eenvoudig te beantwoorden: De paus. De paus heeft al vele jaren lang telkens gewezen op de geestelijke wortels van de Europese cultuur en er bij de Europese Unie op aangedrongen daar oog voor te hebben. Paus Johannes Paulus II is een bijzonder figuur in onze tijd. Ondanks tal van standpunten die volkomen haaks staan op de heersende cultuur in de westelijke wereld en ondanks zijn lichamelijke aftakeling heeft hij een enorme uitstraling.
Een van de bijzonderheden van de paus is dat hij in een cultuurperiode waarin veel christenen een groot pessimisme voelen, aan de ene kant een zeer kritische analyse geeft van de Europese cultuur, maar anderzijds met grote overtuiging het christelijk geloof als essentieel voor de Europese toekomst beklemtoont. In het document De kerk in Europa spreekt de paus over een crisis in de Europese cultuur: onzekerheid, desoriëntatie, vrees voor de toekomst, fragmentatie van sociale verbanden (gezin, solidariteit) en vooral vervreemding van de christelijke wortels. Hij spreekt over “het verlies van hoop door een visie op de mens zonder God en zonder Christus, de mens als het absolute middelpunt van alle zijn.” De paus ziet als gevolgen onder meer moreel relativisme en pragmatisme en cynisch hedonisme bij de inrichting van het dagelijks leven. Een nieuwe cultuur ontstaat, sterk beïnvloed door de massamedia, waarvan de inhoud en de aard dikwijls in strijd zijn met het Evangelie en met de waardigheid van de menselijke persoon. Er dreigt als het ware een loskoppeling van Europa van haar christelijke wortels. (Ecclesia in Europa I, 7-9)
Naast dit pessimistische beeld staan tekenen van hoop. Het herkrijgen van de geestelijke vrijheid in Oost-Europa, de grotere nadruk op de geestelijke zending van de kerk, de grotere plaats van de vrouw in de kerk, het ontstaan van nieuwe kerkelijke gemeenschappen en bewegingen en de oecumene. Voor de volken ziet de paus tekenen van hoop in verzoening tussen landen en volken, de bereidheid aan één Europa te bouwen, groei van democratie en vrijheid in Europa. (I, 11-17) Maar alleen in Jezus Christus is er voor Europa werkelijk hoop, want “alleen in Hem vinden mensheid, geschiedenis en kosmos hun definitieve positieve betekenis en volle verwerkelijking." (I, 20) In dit stuk doet de paus nogmaals een beroep op de opstellers van de toekomstige Europese grondwet, “opdat daarin een verwijzing naar het godsdienstige en in het bijzonder het christelijke erfgoed wordt opgenomen.” (VI, 114)
Het is niet zo vreemd dat de katholieke kerk bijzondere aandacht heeft voor het project van de Europese eenwording en voor de christelijke cultuur als wezenlijk element daarin. In zekere zin is het besef van een Europese eenheid sterk geworteld in de geschiedenis van de katholieke kerk. De middeleeuwen vormde een periode waarin (West- en Midden-)Europa een bepaalde eenheid ging vormen, waarvan de geestelijke macht van de paus en de kerk de belichaming was. De reformatie en de opkomst van de nationale staten in de 16e eeuw maakten een einde aan deze droom van Europese eenheid. Sterker dan de in nationaal verdeelde kerken uiteengevallen protestanten ervaart de katholieke kerk de Europese eenwording als een uitdaging voor de kerk om naast alle materiële motieven, ook spirituele motieven en aandachtspunten in te brengen.
Sommige antipapisten raken geprikkeld door dergelijke pleidooien van de paus. Zij horen oude katholieke pretenties. Europa moet een katholiek Europa zijn. Ze voelen het protestantse bloed sneller stromen. Geen overheersing door Rome. Voor mijn gevoel hebben deze reacties weinig meer met de realiteit te maken. Ze gaan geheel voorbij aan de inhoud van de pauselijke bijdragen, die gaan over Christus en over de waarden van het evangelie en niet over de institutionele macht van de (katholieke) kerk, en ze gaan voorbij aan het front van de ontwikkeling van de Europese cultuur. Zowel in de katholieke kerk als in Europa is er veel gebeurd. De katholieke kerk heeft haar pretenties van wereldlijke macht afgelegd en in de Europese cultuur is na renaissance, verlichting, revolutie en secularisatie de echte vraag of Christus nog relevant is voor de mens en de samenleving van vandaag. Eerlijk gezegd hoor ik met vreugde de stem van de paus in het seculiere Europa. Niet een pessimistisch navelstaren over de eigen problemen, maar het spreken over christelijke hoop en inspiratie in de wereld en cultuur van vandaag. Juist ook in Europa, dat zo door de christelijke geschiedenis is gevormd.
Protestantse Kerk in Nederland
Wat dat betreft kunnen wij als protestanten in Nederland ons wel afvragen wat onze bijdrage eigenlijk is in de ontwikkelingen en discussies in de moderne samenleving. Diepgaand verdeeld, vooral bezig met binnenkerkelijke zorgen, discussies en strijd. De moeizame besluitvorming om te komen tot een Protestantse Kerk in Nederland roept daarbij dubbele gevoelens op. Aan de ene kant is het een historisch moment dat de twee grote Europese reformatorische stromingen, de Gereformeerde en de Lutherse, in Nederland samen verdergaan in één kerkverband. Aan de andere kant is het nogal wat als bijna een derde van de Hervormde synode tegen deze fusie stemt en vele tientallen gemeenten zich van de fusiekerk af willen scheiden.
Er zijn veel bezwaren geuit tegen de belijdende grondslag van deze fusiekerk. Deze bezwaren kwamen vooral van de zijde van Hervormde gemeenten met een gereformeerde signatuur. Na 12 december heb ik nog eens gekeken naar de formuleringen in de nieuwe kerkorde. Het is duidelijk dat ze sterk naar voorbeeld van de Hervormde Kerkorde zijn geformuleerd. Eigenlijk is het enige punt, dat blijkbaar nog voor sommigen onoverkomelijke bezwaren oplevert, de benoeming van de twee Lutherse belijdenisgeschriften. Hoewel ik wel begrijp dat mensen in de controverses tussen reformatorische christenen in de 16e eeuw heel bewust en beslist willen kiezen voor de gereformeerde belijdenis als de meest adequate verwoording van het geloof van de kerk, verbaas ik mij toch over de felheid waarmee sommigen op deze belijdenisgeschriften reageren. Er zijn predikanten die met ontroering kunnen spreken over Luther en zijn geschriften, maar die blijkbaar zijn persoonlijke verwoording van het geloof als leugen verwerpen. Mensen kunnen soms wonderlijk redeneren. Ik sprak eens een predikant die over confessionele collega’s sprak als mensen die een ander evangelie leren, maar die met tranen in de ogen sprak over de diepe geestelijke verbondenheid met baptistenpredikanten in Oost-Europa. Nu de kerkorde in ordinantie 1 zelf ook aangeeft dat hervormde en gereformeerde gemeenten zich in het bijzonder verbonden weten met de gereformeerde belijdenis en de kerk en andere gemeenten dat ook erkennen en respecteren is het de vraag of men kan volhouden dat een kerk die de Lutherse belijdenisgeschriften een wettige plaats geeft geen ware kerk meer kan zijn.
Maar levert deze fusie nu tegelijk een of meer nieuwe scheuren op? Het zou wel bijzonder tragisch zijn als dat gebeurt. Ik zie om mij heen hoe gemeenten en families verscheurd dreigen te worden door een nieuwe scheuring in de kerk. Ik hoop dat uiteindelijk velen van de bezwaarden vast zullen houden aan het hervormde kerkbesef dat vele generaties orthodoxe gelovigen hebben vastgehouden in perioden van grote verwarring, dwaling en afscheiding: de kerk verlaat je niet, tenzij je niet meer de vrijheid hebt God naar zijn woord te dienen, en dan verlaat je haar ook niet, maar wordt je eruit gezet, omdat de waarheid er niet geleerd mag worden. Ze zijn er gebleven met Jan Rap en z’n maat, terwijl broeders en zusters zich afscheidden en gingen doleren en hun eigen kerken stichtten. En kijk nou, nu komen hun nakomelingen terug, samen met de nakomelingen van de Lutheranen die zelfs in de vervolgingen van de 16e eeuw niet met de vermaledijde Calvinisten samen wilden gaan, nu komen de nakomelingen terug en zeggen: laten we toch maar samen verder gaan. Dit is niet het moment om het Hervormde kerkbegrip alsnog te verzaken.
Ik hoop en bid dat de inspanningen van degenen die trachten breuken te voorkomen gezegend worden. Maar ik denk ook dat het zaak is de oriëntatie van de kerkelijke discussies wezenlijk te gaan veranderen. Van al die eindeloze interne discussies naar twee wezenlijke opgaven voor de kerk vandaag die veel met elkaar te maken hebben: In de eerste plaats het zoeken naar inspiratie ook voor kinderen en jongeren in deze tijd. Er vindt een culturele revolutie plaats die voor traditionele gemeenten (en dat zijn bijna alle protestantse gemeenten) het steeds moeilijker maakt om kinderen en jongeren enthousiast te betrekken bij het gemeenteleven. En in de tweede plaats het verkondigen van het evangelie op een wijze die mensen in de cultuur van vandaag in Nederland en Europa aanspreekt. Christus is de hoop voor Europa. Maar Hij zal opnieuw verkondigd moeten worden.