nr6 • 2007 • Predikant tussen roeping en beroep
juli 2007 (21e jaargang nr. 6)
Predikant tussen roeping en beroep
Drs. P.L. de Jong
Al jaren is er binnen de Protestantse Kerk in Nederland een discussie aan de gang rond de persoon en het functioneren van de dominee generalist. Het lijkt - om dichtbij de dominee te blijven - op ˋeen gebed zonder eind.’ Over de academische opleiding. Dan weer over ˋgeschikt’ en ˋbekwaam’. Of over de roeping van de predikant. Is die voor even of voor ˋt leven?
Functionalisering
Het verschijnsel van de parttime predikant (beperkte werktijd, bijv. 20 uur) heeft een discussie op gang gebracht over functioneel en doelgericht werken, over functioneringsgesprekken en wat dies meer zij. Van de kant van de Bond van Predikanten kwam een voorstel ook voor fulltime predikanten de werktijd vast te stellen. Dat zou ca 40 uur moeten zijn. Een brede synodale commissie stelde in het rapport ˋPastor in beweging’ vorig jaar voor over te gaan tot één beroepsgroep van pastores, daarmee bewust de deur open zettend voor HBO-opgeleide pastores. Noodgedwongen: er komt volgens hen een groot predikantentekort en vele kleine gemeenten kunnen het niet meer betalen. De synode ging niet akkoord. Een vervolgrapport ˋWerken in de wijngaard’ beperkte zich tot het eerst grondig in kaart brengen van alle de knelpunten. We zijn er dus nog lang niet. Er komt nog veel meer. Junior-predikanten zijn in aantocht, er moet meer teamwork komen en bijscholing verplicht tot je emeritaat. Op het moment zijn er binnen de PKN 2157 fte dienstdoende predikanten, per jaar wisselt ongeveer 10 % . Wie de advertenties volgt, merkt dat steeds vaker gevraagd wordt naar een 80% predikant, of nog minder. Van zulke predikanten zijn de uren letterlijk geteld. Hopelijk kan zijn/haar partner nog wat bij verdienen. Aan vijfdejaars theologiestudenten, bezig met kerkelijk examen, wordt op het moment openlijk gezegd dat ze niet moeten rekenen op een fulltime baan tot hun 65e. Aan de ene kant vreest men een groot domineestekort, maar aan de andere kant kan men niemand meer iets garanderen. Rond de figuur en het functioneren van de dominee oude stijl is op het moment dus veel in beweging. Wat doet dat met de spanning tussen roeping en beroep een dominee van huis uit eigen? In dit artikel probeer ik daar iets van aan te geven.
Tussen roeping en beroep
Veel ontwikkelingen raken direct het beroep van predikant. Daarover moet men volgens mij vooral niet te romantiserend praten. Van ds. Nico ter Linde moet de uitdrukking zijn: ˋDominee zijn is een mooi vak maar een rot beroep.’ Die opmerking lijkt in strijd met de werkelijkheid van vandaag en de trend het beroep van een dominee steeds meer te laten worden tot een gewoon en ook mooi beroep. Maar een woord als ˋmooi’ past volgens mij nauwelijks bij de ernst en totale toewijding van het beroep. Tussen wat een predikant innerlijk motiveert en beweegt, inclusief het vak waarvoor hij zich liet opleiden (theoloog, exegeet, ethicus, counseler, pastoraal begeleider) en het beroep van dominee zat en zit altijd veel spanning.
Met het beroep bedoel ik de hele way of life waarin je je als predikant alle dagen beweegt. De laatste jaren is het inderdaad steeds meer een gewoon beroep geworden. Een beroep waarin je als iedereen hard moet werken, leuke dingen en hele beroerde meemaakt. Je bent voor veel verantwoordelijk, je bent onderdeel van een groot vergadercircuit met vaak veel gezeur en gezanik. Het oude verwachtingspatroon van eeuwige vriendelijkheid en begrip, van altijd beschikbaar en oproepbaar, van goed leiding kunnen geven en goed kunnen communiceren is steeds meer bijgesteld tot gewone menselijke proporties. Je woont vaak nog steeds in een opvallend huis midden in het dorp, er wordt naar je uitgekeken op recepties, je bent nog steeds een beetje ˋopenbaar kunstbezit’, maar het wordt steeds minder drukkend. Het is een beroep waarin je veel mensen tegenkomt in alle fasen van hun leven, op de meest onmogelijke en moeilijke momenten. Je wordt verondersteld – als het niet je vrije dag is - erbij te zijn en wat te zeggen te hebben. Donderdags valt de schaduw van de komende zondag over je werktafel. Je moet een preek maken, het Woord Gods verkondigen. Dat blijft een spannend moment, althans in kerken waar men erg focust op een goede preek.
Hoorde je vroeger bij de ˋstand van Latijnkenners’, door de aandacht voor het beroep als zodanig heeft het iets burgerlijks gekregen. Dominees zijn gewoon hele keurige mensen, ze gaan stralend of gewild ernstig hun weg, net naar gelang in welke hoek van de kerken ze zich bevinden. De mannen houden bijna allemaal – van zwaar refo tot Op Goed Gerucht - van dure auto’s, een goed glas wijn, vakanties in Oostenrijk, de vrouwen van dure of alternatieve kleding, interessante tijdschriften en cursussen. Het is niet anders. Het beroep zoals zich dat op het moment in haast alle kerken afspeelt, omvat heel veel en vraagt heel veel. Daarbij zou je bijna de roeping vergeten waarmee God je weg riep uit al het keurige – soms ook regelrecht uit het goddeloze - en je een beetje wereldvreemd maakte, een vuur in je aanstak dat je dreef richting het predikantschap.
Roeping
Aan weinig beroepen hangt - hing - zozeer de gedachte van roeping als aan dat van predikant. Dat geeft aan het ambt van predikant een bijzondere dimensie. Nog anders dan bij mensen die zich geroepen voelen voor het onderwijs, de zorg, ontwikkelingswerk enz. Roeping tot predikant wortelt veelal direct in God zelf. Het doet iets me je en vaak ook met je omgeving. Mr. Paul Nouwen vertelde eens over de roeping van zijn broer Henri, nog een kind toen. Heel het gezin raakte in de ban van de heilige priesterroeping van Henri, waarbij Pauls rol daarna vaak bestond uit bankvulling tijdens de mis die de jonge Henri op zolder placht op te dragen. Exact dezelfde verhalen vind je in de reformatorische hoek. Uiteraard met veel varianten, heftige en lieflijke. De roeping wortelt diep en vraagt om een totale toewijding aan de dienst van God. Dat was de visie. Bijbelse figuren van Samuël tot Paulus fungeerden daarbij als identificatiepersonen. De roeping gaf een zwaar en ernstig accent aan het ambt van dienaar des Woords. In het klassieke bevestigingsformulier worden hen de ˋsleutels van het hemelrijk’ toevertrouwd en na de bevestiging wordt de gemeente vermaand, dat ˋGod zelf door middel van hem tot u spreekt’. Hij zal een keer rekenschap van zijn werk moeten geven, en hopelijk kan hij dat t.z.t. ˋmet vreugde doen’ en ˋniet al zuchtende.’ (Hebr. 13:17))
Met deze hoge en ernstige toon goed omgaan is een kunst apart. Zeker in een samenleving die gezag heel anders formuleert. Wat is je roeping en wat is je rol? De verleiding is groot om je een rol aan te meten die je menszijn te machtig is en niet meer erbij past. Of anderzijds je rol zo te relativeren en te functionaliseren, dat van je roeping of leiding van God niet veel meer overblijft. Roeping kan je geweldig motiveren, maar ook deprimeren vanwege een al of niet goed begrepen verantwoordelijkheid die als een last op je drukt. Het ambt van predikant heeft traditioneel iets van een last die je opgelegd was, niet toevallig heette ook zo je aanstellingsbrief. Het gaf en geeft aan het ambt een diepe dimensie, het maak je ergens heel kwetsbaar, eenzaam, in sommige dingen een vreemdeling ook.
Beroep voelt veiliger. Je bent net als vele anderen met nuttig werk bezig. Het is een beroep als andere geworden. Bij vacatures verschijnen er advertenties. Daar kun je op reageren. Een beroepingscommissie functioneert als ballotage commissie. Zij bepalen of je bij de eerst drie zit en of je het wordt. Zo gaat het op het moment in grote delen van de kerk eraan toe bij het zoeken van een predikant of het zoeken van een gemeente.
Herder of gehuurde kracht
Door de grote aandacht voor de beroepskant van de predikant zijn we volgens mij op het moment veel aan het verliezen. Met name het zicht op de roeping en het ambt als zodanig. Daarmee is veel meer bedoeld dan een functie of kerkelijk beroep. Het ambt is meer een kwestie van zijn dan van doen. Ik weet dat dat meer rooms gedacht is dan gereformeerd. Maar in dit opzicht dan maar rooms. Eenmaal bevestigd onder handoplegging ben je veranderd van staat des levens. Dat kun je niet opdelen in uren dat je in functie bent en niet bent. Kort door de bocht zou je het kunnen samenvatten met de vraag: ben je een herder of een gehuurde kracht? Een herder is 24 uur per dag herder, net als een boer altijd bezig met boer zijn. Een gehuurde kracht is iemand die voor een bepaald aantal uren betaald wordt en in die tijd zich zo goed mogelijk inzet. Maar daarna laat hij de zaak los en gaat hij naar huis. In zekere zin ben je als herder er constant mee bezig. Natuurlijk niet letterlijk. Als herder hoef je niet elk kwartier te tellen. Elke twee à drie uur is genoeg. Heb je ze nog en zie je ze nog? Sommige schapen hebben extra aandacht nodig, voor een enkeling moet je wel eens alles even achter je laten. Maar allen hebben vooral nodig dat ze te eten en te drinken krijgen. Daarvoor moet je de bijbel goed kennen, maar ook weten waar de schapen lopen. Herder zijn sluit zo direct aan bij bijzondere roeping. Het is veel meer dan een functie in de kerk. In de kerk wordt het predikantschap steeds meer als een baan ervaren door de steeds meer zakelijke benadering van het ˋmooie’ beroep, inclusief zo of zoveel uur per week, vakantiedagen, atv. Volgens mij gaat hiermee het klassieke ambt zoals we dat eeuwen lang gekend hebben en nog steeds in de wereldkerk heel basic is, verloren.
Daarbij gaat het om een totale toewijding. Dat hoeft niet te betekenen dat je constant beschikbaar bent, wel aanspreekbaar. Het hoort bij je professionaliteit als herder dat je niet alle dagen en alle uren bezig bent. Niet overdrijven, het hangt niet van jou af, je houdt het anders ook niet vol. Soms ben je de mensen spuug zat, maar je moet toch altijd weer door. Henri Nouwen vertelt van een rabbi die het op een bepaald moment zo genoeg van had zijn mensen met het Woord van God te bedienen, dat hij achtereen volgens besloot te doen of hij stom was, doof, gevoelloos, blind. Begrijpelijk, maar lang hield hij dat niet vol. ˋLet op uzelf en op de hele kudde’, zegt Paulus, en in die volgorde. ˋJe trekt geen spoor door schoenzolen te verslijten’, zei een van mijn leermeesters (ds. L. Kievit). ˋNeem vooral tijd voor je preek!’ Maar om een goede preek te maken, moet je toch minstens één avond met jongelui bezig zijn (catechisatie), bij minstens één tobber even gezeten hebben en bij één mens in de modder, ogen en oren goed open en de Woorden van God een op maat toe dienend.
De opkomst van de parttime predikant – o.a. nodig omdat anders bepaalde vacatures onmogelijk vervuld kunnen worden – heeft de verzakelijking van het ambt ongewild versterkt. Of men wil of niet: men moet de klok in de gaten houden, al was het alleen maar omdat men elders ook nog wat uren moet maken. Vervolgens zijn ook de fulltime predikanten op de klok gaan kijken. Zou ca. 40 uur niet een optie moeten zijn, wil het predikantschap een mooi beroep blijven? Op deze manier wordt het ambt steeds meer een functie. Volgens de kerkelijke bestuurders zal dat ook helemaal de toekomst worden. Daarbij wordt door hen in alles – behalve de honorering - de huisarts de predikant ten voorbeeld gesteld. Als het gaat om de ontwikkeling naar veel beperktere beschikbaarheid, werken in teamverband, verplichte nascholing, functioneringsgesprekken. In de PKN wordt al hardop nagedacht over een centraal werkgeverschap. Daarmee zal ook het laatste restje vrijheid en vreemdheid, geworteld in een diepe roeping van God, verdwijnen. Overigens zal een centraal werkgeverschap snel aanleiding zijn voor het ontwikkelen van een sterke bond van predikanten, die niet langer als ˋvriendelijke meedenker binnen het apparaat’ zal kunnen functioneren maar gewoon als keiharde onderhandelaar. Ik zie hier geen winst.
Meer nadruk op roeping
Ontwikkelingen laten zich zelden tegen houden. Voor de meer zakelijke beroepsmatige kant van het predikantschap is best iets te zeggen. Als maar niet het meest wezenlijke eruit wegvalt. Naar mijn idee is dat de roeping of een diep besef van leiding van God tot dit ambt en een katholiek besef van het ambt als zodanig. Daarbij gaat het om een totale toewijding. Ook van de parttime predikant. Dat vooral maakt het beroep spannend. En daardoor ook aantrekkelijk. Het is geen gewoon beroep. Mensen voelen ook in deze tijd dat nog steeds heel goed aan. Dat je ˋvan de kant van God’ komt, juist daarom soms ˋerg meevalt’, terwijl men zich helemaal niet verbaast als je soms verrassend vreemd/ totaal politiek of religieus ˋincorrect’ uit de hoek komt. In zekere zin verwacht men dat zelfs van je. Jonge mensen hebben op zich weinig moeite met heftig confronterende preken. Hoe meer ze de oordelen om zich heen voelen zinderen hoe beter ze het vinden. Als jij ze maar niet veroordeelt maar met hen mee je buigt onder die zware Woorden van God.
Voor dit ambt moet de kerk liever niet te veel werven met oppervlakkige folders, wel erom bidden. Het niet aanbevelen als een ˋmooi’ beroep, maar als een heilig ambt dat heel veel van je vraagt en waarvoor daarom een gevoel van geroepen zijn door God geen overbodigheid is. Je bent vaak dicht bij mensen, dicht bij jezelf en dicht bij God. Mooi is daarvoor niet het goede woord. Daarvoor is de werkelijkheid waarin je staat te heftig, tenzij je je aan de burgerlijkheid en het ˋgewone beroep‘ hebt uitgeleverd. Het klassieke formulier spreekt van een ˋheerlijk ambt’, daarbij refererend aan de glorie van Christus. Die glorie is vaak diep verborgen. Men onderschatte het daarom niet.
ˋWij zouden allen wel eens van huis weg willen rennen en ons verbergen om een poosje de dove, stomme en blinde te kunnen spelen… maar wij zijn dienaars van het goddelijke Woord. Niet alleen stervende en eenzame mensen herinneren ons daar aan…Daarom keren we telkens weer naar onze mensen terug, trouw aan onze roeping, terwijl we steeds meer toenemen in deemoed en liefde.’ (H.Nouwen)
H.Nouwen, Een levende heenwijzing, Kampen 1997
G. Heitink, Biografie van de dominee, Baarn 2001