nr2 • 2007 • Onverwacht genezen op het gebed
december 2007 (22e jaargang nr. 2)
Onverwacht genezen op het gebed
Drs. B.M. Sinke-van Kooten
Ruim vier jaar geleden heb ik, als reactie op een themanummer over gebedsgenezing, in CVKoers een artikel geschreven over hoe ik dacht over gebedsgenezing. Toen was ik al 11 jaar chronisch ziek en lag ruim 20 uur per dag op bed met veel pijn. In die bijdrage schreef ik dat God groot en machtig is om mij te genezen. Hij is immers gisteren en heden dezelfde! Maar wat Hij gisteren deed, doet Hij vandaag niet automatisch ook. Daarbij schreef ik dat als God mij wil genezen, ik daarvoor niet naar bijeenkomsten zoals die van Jan Zijlstra hoef te gaan. God kan mij overal genezen, thuis of in mijn eigen gemeente. Ik ging er niet naar op zoek, maar ik stond en sta open voor elke weg die God met mij gaat.
De laatste week van oktober 1992 kreeg ik zodanig last van mijn toen opkomende ziekte, dat een vrije dag opnemen niet meer reëel was en ik mij voor de eerste keer ziek moest melden. Vanaf dat moment kwam ik in een korte tijd steeds meer dag en nacht op bed te liggen met ontstoken gewrichten en heel veel pijn. Dat heeft ruim acht jaar geduurd. Daarna kon ik door een homeopathische behandeling vijf kwartier zitten waardoor mijn mobiliteit iets toenam, maar het leven met pijn was mijn dagelijkse worsteling. Exact veertien jaar na oktober 1992 - op zondag 29 oktober 2006 - werd ik tijdens het uitspreken van een eeuwenoud formuliergebed aan het einde van een kerkdienst op het alleronverwachtst door God genezen.
Spreek, Heer!
Die zondagmiddag ging ik samen met mijn vriendin naar de kerk. 's Morgens had ik nog bij haar uitgehuild, omdat ik zoveel pijn had. Ik wilde deze dienst met Heilig Avondmaal graag meemaken, want meestal kon ik dat niet. Aan het begin van de dienst ervoer ik een grote eenheid in mij. De liederen die gezongen werden, kwamen uit mijn hart. Er was dat weekend al verwondering over hoe God zich ontfermt over een mens voor wie het leven soms erg zwaar is.
Na de bediening van het Avondmaal sloot de voorganger af met een formuliergebed. Dat bevatte een bijzondere passage: ‘God de Vader, God de Zoon, God de Heilige Geest, U hoeft één woord te spreken en onze geest is genezen. Spreek, Heer!’. Na een stilte zei hij: ‘God de Vader, God de Zoon, God de Heilige Geest, U hoeft één woord te spreken en onze ziel is genezen. Spreek, Heer!’. Ik had juist die zomer het boek van Watchman Nee gelezen. Daarin laat hij scherp het onderscheid zien tussen deze drie verdelingen in één persoon. Mijn hart kon beamen dat God veel gedaan had aan mijn geest en aan mijn ziel. Na nog een stilte zei de predikant: ‘God de Vader, God de Zoon, God de Heilige Geest, U hoeft één woord te spreken en ons lichaam is genezen. Spreek, Heer!’
Op dat moment was het alsof Gods Geest mijn geest aanraakte. Ik was perplex. Maar voordat ik kon reageren, kwam er vanuit mijn kleinste tenen een golf die zich over mijn hele lichaam uitbreidde in een volmondig ‘Ja, Heer!’ Mijn verstand en emoties waren onthutst en hadden een ‘dit kan toch niet?’ in zich. De rest van het gebed weet ik niet meer, maar ik was verstomd. Het leek dat er achter mijn ogen een kraan werd opengedraaid, zonder dat ik me daarbij bang, boos of verdrietig voelde. De tranen stroomden uit mijn ogen.
Vanaf mijn jonge jaren was mijn linkeroor doof. Ik testte - tijdens het gebed - mijn oor of ik misschien kon horen, maar merkte dat dit op dat moment (!) niet zo leek te zijn. Maar wat dan? Ik voelde geen enkele pijn meer in mijn lichaam, maar dat kon ook de euforie van het moment zijn. Ik wilde geen valse hoop hebben en teleurgesteld worden. Maar intuïtief wist ik dat ik genezen was, hoewel mijn verstand er niet bij kon. Ik probeerde de liederen van achter mijn zakdoek mee te zingen. Ik ontving de zegen in verwondering: ‘… genade en liefde…’
Na de dienst bleef ik achter in de kapel. Verstild. Ik keek door de kerkramen naar het wolkenspel buiten. God, wat is dit? Hebt U mij genezen? Hoe kan ik U ooit danken? Wat moet ik doen…? Toen mijn vriendin me kwam halen, vertelde ik in de auto wat er was gebeurd. Ze keek me aan en zei: ‘Ik zie het. Je ziet er zo goed uit!’ Terwijl ik 's morgens wallen onder mijn ogen had en mijn ogen vol pijn waren. Bovendien zei ze: ‘Ik heb het tijdens het gebed gevoeld’. Ik keek haar bevreemd aan, want ik dacht dat het zich alleen in mij had afgespeeld. Ze zei dat ze tijdens het gebed zo'n heiligheid, kracht, zuiverheid en vrede naast zich voelde, dat het haar onrustig maakte.
Moeilijk te vertellen
Wat stond me te doen? Moest ik op het dak gaan staan en iedereen vertellen wat er met is mij gebeurd? Wat wilde God dat ik hiermee deed? Ik ben een week stil geweest en werd alleen maar stiller. Het was alsof er in onze huiskamer een veel te grote, prachtige, kostbare antieke vaas stond, die fantastisch was, maar waarvan ik eigenlijk niet wist wat ik ermee moest. Een week later kwam ik – zoals gebruikelijk - bij de fysiotherapeut. Hij onderzocht me - zonder dat ik wat gezegd had - en begon te stotteren. Hij zei dat mijn rug recht stond, dat er geen ontstekingen meer waren en ook geen beschadiging meer te vinden was. Ik vroeg hem: ‘Moet ik nu naar de sportschool?’ Hij zei dat ik heel voorzichtig moest doen, want het voelde allemaal zo kwetsbaar en ik was er lichamelijk zo slecht aan toe geweest.
Stap voor stap heb ik mensen in mijn omgeving ingelicht. Meestal nadat zij vroegen wat er met mij aan de hand was: ‘Wat zie je er goed uit! - Wat loop je rechtop! - Zit je haar anders? - Heb je een nieuwe bril?’ Ik vond het moeilijk om te vertellen, want woorden maakten er eigenlijk iets banaals van. Woorden konden de werkelijkheid niet weergeven. Wat doet een mens als zijn wereld ineens 100% anders is? Jaren lang had een muur van pijn heel wat prikkels buiten gehouden. De nieuwe prikkels van geluiden, geuren en kleuren, van bewegingen kwamen nu in grote getale bij mij binnen. Zoveel nieuwe mogelijkheden, zoveel nieuwe ervaringen. Maar ik moest me er soms ook voor afschermen, mijn hoofd tolde.
Gezondheid als ultiem doel?
Is het leven van een gezond mens niet het heerlijkste van alles? Met deze vraag sluit ik de enkele in het openbaar gegeven getuigenissen af. Nee, eigenlijk is het, zoals de bijbel zegt: ‘Hoogte, noch diepte, rijkdom, noch armoede, gezondheid, noch ziekte kunnen mij scheiden van de liefde van God.’ Dat is hoofdzaak! God heeft mij in deze 14 jaren in de diepste mijnen gebracht. Het was zwaar, niet alleen voor mij. Maar God liet mij in die jaren ook de mooiste diamanten ontdekken. Één daarvan is dat ik zeker mag weten dat ik door het bloed van Jezus Christus Gods geliefde dochter mag zijn. Ik weet dat God mij gemaakt heeft en met en voor mijn leven zijn plan heeft. Dat is toch hoofdzaak?
Dus ik had het nodig om ziek te worden? Had God mij een lesje te leren? Nee, ik denk dat we allemaal heel veel te leren hebben, maar we worden niet allemaal ziek. Maar God is wel een barmhartige en genadige God dat Hij het verdrietige in ons leven echt wil en kan mee laten werken ten goede. Is het niet belangrijk dat God iedereen die in Hem gelooft, geneest? Nee, voor mij is dat niet het belangrijkste! God hoeft zich niet op die manier te bewijzen. Het is veel belangrijker dat God dicht bij mij is in welke situatie ook. Dat ik - wat mijn weg ook is - gevoed vanuit deze eeuwige Bron, mag leven en werken of ik nu gezond ben of ziek. Diverse keren is mij gebedsgenezing opgedrongen: ‘God wordt geprezen, als jij genezen wordt!’ Mij werd zelfs gezegd dat ik mijn geloof eens grondig moest onderzoeken, omdat zij gebeden en geloofd hadden en ik niet beter werd. Dat maakte me erg eenzaam en schoof, onbedoeld, op dat moment ook een wig tussen God en mij.
Mijn grootste zorg in mijn ziekte én gezondheid is dat ik iets zal doen wat schade zal brengen aan mijn geest en ziel. Hoe kan ik – als God het toelaat dat ik ziek word – tegen God zeggen: ‘Stop daarmee, U bent fout bezig. U moet mij NU beter maken’? Als iemand op het punt staat naar Jan Zijlstra te gaan, dan zou ik hem willen vragen: ‘Als het Gods wil is dat je beter wordt, waarom zou Hij dat gewoon niet in je eigen gemeente kunnen laten gebeuren? Als het niet Gods wil is waarom zou je dan beter willen worden? Misschien wil God je door dit lijden nog heel veel geven. Zou je daar je energie niet aan besteden? Dat lijden hier weegt niet op tegen de eeuwige heerlijkheid. En dan mogen wij onze volharding als reukwerk meenemen voor zijn aangezicht.
Is het dan geen getuigenis als mensen beter worden? Voor mijn man en mij was het effect van het getuigen van mijn genezing een soort desillusie. De reacties konden ook pijn doen omdat (christelijke) mensen helemaal niet bij God wilden stilstaan. En nu zeggen we tegen elkaar: ‘Was dat in de tijd van de Here Jezus anders?’ Een enkele keer hebben we diepe contacten waarin we met mensen van hart tot hart kunnen praten, maar die waren er ook tijdens mijn ziekte. Een enkele keer horen we dat mensen er diep door geraakt en bemoedigd zijn. God lof! Ons valt op dat er zo weinig aan ons gevraagd wordt: ‘Vertel! Hoe is dat voor jou, voor jullie?’ Meestal willen mensen dat ik - na de felicitatie - zo snel mogelijk gewoon doe en aan alles weer meedoe, net als vroeger. De tijd van de ziekte en de impact van dit wonder voor ons lijkt vergeten te worden. En - tot slot - horen we via via soms dat mensen niet in mijn genezing geloven.
Bidden om genade
Waarom doet God maar zo weinig wonderen? Beter is de vraag: Zie ik alle tekenen en wonderen wel in mijn dagelijks leven? Mijn gebed is veel meer: ‘God open mijn ogen voor Uw aanwezigheid, voor Uw tekenen en wonderen aan mij of mijn omgeving gedaan’, dan mijn neiging om eisend te bidden: ‘Heer, doe eens wat!’ Ook tijdens mijn ziekte zijn er diverse momenten geweest waarop we verwonderd waren door onverwachte, mooie, bemoedigende en zegenende gebeurtenissen.
Is gebed dan niet belangrijk? Gebed was voor mij als zieke (en is voor een ieder van ons) van onschatbare waarde! Voorbede in de gemeente ervoeren (en ervaren) wij als noodzakelijk! Dankzij het gebed in de gemeente voelden we ons door de jaren heen gedragen. Dankzij het gebed zijn we niet verbitterd geworden en hebben we God niet de rug toegekeerd. In moeilijke momenten mailde ik mensen soms met de vraag: ‘Willen jullie voor ons bidden? Op dit moment hebben we het erg moeilijk!’ We voelden ons dan weer zo gedragen als door de vier vrienden. Mijn man en ik bidden, door deze ervaringen, bewust dagelijks voor anderen.
In de eerste maanden na mijn genezing werd ik een paar keer opgebeld met de vraag: ‘Wil je mij het adres geven van de kerk waar jij genezen bent? Mijn broer – of iemand anders - is zo ziek. Hij moet genezen worden! Want dan wordt God groot gemaakt.’ Na enig doorvragen kwam er dan uit: ‘We worden het zo zat om zijn geklaag aan te horen!’ Ik vond dat schokkend. Is dat de reden? En tegelijkertijd vind ik dat heel kenmerkend voor deze tijd! Ik zei dan: ‘Misschien moet je God dagelijks bidden om zijn licht en zijn wijsheid. Wat wil God jou geven, zodat je zijn liefde en genade kunt laten zien aan je broer?’ en ‘Bid om levensgenade voor je broer! Wat heeft je broer er aan als hij genezen wordt en zijn ziel niet verzoend is met God?’ Dan werd het stil en werd er naar het adres niet meer gevraagd.
Het was ook onze ervaring tijdens mijn ziekte. Dat juist die mensen over gebedsgenezingdiensten begonnen, met wie je moeilijk een van hart tot hart een gesprek kon krijgen. Ze wilden niet horen wat God ons deed ondervinden. Ze wilden niet geconfronteerd worden met lijden waar ze niets aan konden doen. Wat we ook gemerkt hebben, is dat juist die mensen die van God genezing en voorspoed claimen, hun hart verheffen en zich beter voelen dan een zieke. Ze vergeten het glaasje water dat je als zieke nodig hebt. Ze oreren en stallen uit als een marktkoopman wat God allemaal wil geven, maar wat ik niet lijk te willen aannemen. En vervolgens zien ze mij niet meer liggen en lopen als de priester en de Leviet voorbij. Gelukkig zorgt God voor andere barmhartige Samaritanen. Mijn man en ik waren verbaasd – naast sommige christenen - hoeveel niet-christenen voor ons de barmhartige Samaritaan waren.
God in het centrum
De geest van deze tijd Is: wij kunnen de hemel op aarde maken. Maar God wil met ons zijn eigen weg gaan: onze eigen weg! Dat gaat vaak tegen onze wensen en verlangens in. Wij willen de vervulling van het gebed van Jabes: ‘Wil mij toch overvloedig zegenen en mijn gebied vergroten; laat Uw hand met mij zijn; weer van mij het kwade, zodat mij geen smart treft.’ En vooral het vervolg: En God schonk wat hij had gevraagd... Wij zijn als kinderen die alleen maar frisdrank, snoepjes, chips, videofilms en games willen. Als wij onze kinderen hun zin geven, dan worden het vadsige nietsnutjes, levend in een virtuele wereld. Dan blijven de wereld en God om onze behoefte draaien. Laten wij God niet tot een Sinterklaas verlagen! God wil mijn centrum worden en ik mag Hem volgen, want dat is de beste weg! Mijn Schepper weet wat goed voor mij is. Johannes zegt: ‘God moet wassen, ik moet minder worden’ (Joh.3:30). Christus zegt: ‘Ik zoek niet mijn wil, doch de wil van Hem die mij gezonden heeft’ (Joh.5:30). Zouden wij dan iets anders willen? Ik heb in de jaren dat ik ziek was geleerd wat het wil zeggen wat Jezus zegt (in Lukas 9:23-25): ‘Zo iemand achter mij wil komen, die verloochene zichzelf, en neme zijn kruis dagelijks op, en volge mij. Want zo wie zijn leven behouden wil, die zal het verliezen; maar zo wie zijn leven verliezen zal, om mijnentwil, die zal het behouden. Want wat baat het een mens, die de gehele wereld zou winnen, en zichzelf verliezen, of schade lijden?’
Na 14 jaren ben ik genezen van een enorme lichamelijke beperking en afschuwelijke pijn. Waarom nu wel? Ik ervaar het als een kostbaar geschenk, dat ik op Gods tijd heb gekregen. Zou ik dan toch niet elke zieke willen uitnodigen om genezing te bemachtigen en daarvoor op zoek te gaan naar gebedsgenezers?
Ik ben ervan overtuigd dat alles wat mij overkomen is (dus ook mijn 14 jaar ziek zijn), mij voert naar waar ik nu ben. Durf ik dat toe te laten? Durf ik uit handen te geven dat God en niet ik mijn leven orden? Durf ik mijn leven tot nu toe te aanvaarden, ook als dat armoede en/of ziekte is? Durf ik zó te leven dat God kans krijgt in mijn leven, of dat nu met een kwaal of gezond van lijf en leden is? Hoe vaak gebeurt niet dat wat ik zo gehoopt had. Telkens worden mijn dromen ingehaald door de realiteit van het leven. Het eerlijk onder ogen durven zien van mijn werkelijkheid voert tot de waarheid en die maakt vrij! Dát gun ik iedereen. Dát staat voor mij boven alles: aanvaard ik mijn werkelijkheid? Voor mij is het dus niet: God is groot als iedereen die in Hem gelooft gezond is! Maar veel gewichtiger is het antwoord op de belangrijke vraag: Durf ik mijn werkelijkheid onder ogen te zien? Durf ik te leren aanvaarden dat mijn leven anders verloopt dan ik wil, dan ik droom? En mag God dáár zijn zegen over geven? Ik mag voor God zijn wie ik werkelijk ben, in alle omstandigheden. Vind ik dat voldoende? Kan ik dáár ‘amen’ op zeggen?
Dineke Sinke is lid van de hervormde gemeente (PKN) te Delft.