Skip to main content

nr2 • 2007 • Geen sinecure

december 2007 (22e jaargang nr. 2)

   

Geen sinecure
Een bijbelstudie over genezing

Drs. A.D.L. Terlouw

Over genezing (s)preken is geen sinecure. Het is een thema dat momenteel volop de aandacht trekt. Aangejaagd door berichten over wonderlijke genezingen in maart van dit jaar, kwam een brede discussie in kerkelijk Nederland op gang. Niet zelden was en is die discussie emotioneel geladen. Dergelijke genezingen lijken voor veel christenen te fungeren als een teken van hoger hand, als een bevestiging van hun geloof. Er wordt iets zichtbaar, tastbaar van God in deze wereld.

Er zit ook een andere kant aan. Vooral zij die leven met ziekte en de ervaring van verlies lopen daar tegenaan. Want hoe moet je de ziekte van jezelf of je geliefde zien tegen de achtergrond van die bijzondere genezingen? Waarom geneest de één wel en de ander niet? Daar kun je werkelijk mee vastlopen… In die spanning sta je als je (s)preekt over genezing in de bijbel.  Het kan geen kwaad je dat te realiseren. Toen ik in de zomer van dit jaar over deze thematiek preekte, bleek dat ook. Met name de laatstgenoemde groep mensen hadden de preek als steun in de rug ervaren. Voor anderen was dat minder duidelijk. Zij hielden er meer vragen aan over. Preken over genezing is geen sinecure. Het is vooral een oefening in luisteren. Naar het bijbels getuigenis, naar de cultuur en de tijd waarin je leeft en naar jezelf met je vragen en twijfels, zekerheden en aanvechtingen.  

Bijbelse lijnen

Om te beginnen trek ik een aantal lijnen die ik in de bijbel zie lopen als het gaat over genezing.

1. Ik begin bij Jezus. In alle denken over genezing is Hij het uitgangspunt. Wat meteen opvalt in zijn werk is dat genezingen een heel belangrijke plaats innemen. Zieken komen telkens opnieuw in grote getale op Hem af. Vooral in de eerste hoofdstukken van de evangeliën lees je dat. Het zijn tekenen dat het Koninkrijk Gods inderdaad nabij gekomen is. Waar het Koninkrijk zich baan breekt, wordt duidelijk dat ziekte er vanuit Gods oogpunt niet bij hoort. Er is geen plaats voor in zijn rijk! Dat is het eerste. Dat betekent dus praktisch dat verlangen naar gezondheid in principe een bijbelse zaak is. Hierin sluit het Nieuwe Testament aan bij het Oude. Niet alleen bij een woord als: ‘Ik, de HERE, ben uw Heelmeester’ (Ex. 15:27b), maar ook bij verschillende (klaag)psalmen (Ps. 38 bijv.). Juist in de klacht wordt duidelijk dat ziekte geen noodlot is, waarin je maar moet berusten.

2. Een tweede overweging heeft daar alles mee te maken. De genezingen die Jezus verricht, staan in het Nieuwe Testament nooit op zichzelf. De evangelisten maken dat ieder op hun eigen wijze duidelijk. Johannes bij voorbeeld spreekt bij voorkeur over ‘tekenen’, als een signaal dat Jezus’ wonderlijke daden verwijzen naar het volle heil in Hem (Joh. 2:11; 6:2; 12:37). Matteüs plaatst zijn genezingen in het perspectief van Gods beloften die één voor één in vervulling gaan in Christus (Mat. 8:16b,17; 9:35,36). En in het Markusevangelie valt op dat Jezus mensen telkens verbiedt om te vertellen wat Hij heeft gedaan (Mrk. 1:43,44; 5:43; 7:36,37). En ook Markus zelf heeft in zijn evangelie maar weinig tijd om bij deze bijzondere gebeurtenissen stil te staan. Hij haast zich verder: ‘terstond… terstond…’. Het moet verder. Totdat hij het gebeuren van Jezus’ lijden en sterven verhaalt. Je denkt: Wat vreemd, dit goede nieuws zou toch iedereen moeten weten. Maar dat is nu net het punt: over welk goed nieuws hebben we het dan? Dat Jezus mensen beter maakt, hoe mooi en bijzonder ook, is nog niet hét goede nieuws dat het evangelie ons meldt. Het verwijst naar het volle heil dat Christus komt bewerken. Dat woordje ‘heil’ is in dit verband heel treffend. Het gaat om heil voor heel de mens. Ziel en lichaam. Vergeving en genezing. Verzoening en heling.

3. Dat zijn enkele lijnen over het genezende werk van Jezus. Maar hoe gaat het verder? Het volgende dat je moet zeggen, is dat het niet ophoudt met het genezende werk van Jezus. Hij geneest niet alleen zelf, maar Hij geeft ook opdracht daartoe aan de twaalf apostelen: ‘Geneest de zieken’ (Luk. 10:9). Het slot van Markus 16 spreekt over ‘tekenen’ die de gelovigen zullen volgen, waaronder ook genezing. Ook al is deze passage dan waarschijnlijk niet oorspronkelijk, duidelijk is wel dat de vroege kerk dit als haar opdracht heeft beschouwd. In Handelingen lees je dan ook over de apostelen die mensen in de Naam van Jezus genezen (Hand. 3:6,7; 5:15,16; 8:7). Ook in de brieven komt genezing ter sprake. Paulus noemt de ‘gave van genezingen’ (1 Kor. 12:9,28) en Jakobus spreekt in zijn brief over gebed voor en zalving van een zieke door de oudsten van de gemeente (Jak. 5:13-16).
Bekend, en ook veel gehoond, is de opvatting van iemand als Calvijn, die in zijn commentaar op Jakobus 5 opmerkt dat ‘de gave van genezing tijdelijk was’. Ook als wij hem vandaag dat niet meer nazeggen, is het wel opvallend dat waar sprake is van genezing de apostelen en de oudsten – laten we zeggen: de ambten – niet ver weg zijn.

4. Ook na Pinksteren staan genezingen nooit op zichzelf. In Handelingen worden ze opnieuw ‘tekenen’ genoemd, die een onderdeel vormen van de bredere beweging van de groei van het Woord en van de gemeente. Ook in 1 Korintiërs 12 heeft de gave van genezing een plaats in het geheel van gaven, waarmee de gemeente gebouwd wordt. Wie Filippenzen 2:25-30 leest, ontdekt hoezeer ziekte en gezondheid voor Paulus in dienst staan van het evangelie. Epafroditus is hersteld van een ernstige ziekte, hij was de dood nabij. Paulus ziet in zijn herstel Gods ontferming over Epafroditus en hemzelf. Maar verrassend genoeg schrijft hij vervolgens: ‘Om het werk van Christus is hij de dood nabijgekomen’. Met het ‘werk van Christus’ bedoelt Paulus de stichting en de opbouw van de gemeente (vgl. 1 Kor. 3:10-15). Dat wil dus zeggen dat Paulus hier zowel ziekte als genezing plaatst in het perspectief van de verkondiging van het evangelie. Daarmee stuiten we mijns inziens op een lijn die veelvuldig in het Nieuwe Testament te vinden is, maar die vandaag de dag wat in de schaduw staat. Denk bijvoorbeeld aan Romeinen 8 waarin Paulus het lijden van de tegenwoordige tijd en het zuchten van de schepping (Rom. 8:18,22) het volle pond geeft. Niettemin loopt zijn betoog uit op de belijdenis dat God ‘alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben’ (8:28) en dat niets ons kan scheiden van de liefde van God in Christus (8:35,39).

Hermeneutische overwegingen

Wat betekent dat nu voor ons vandaag? Nog iets scherper gesteld: wat betekenen die bijbelse lijnen voor ons zicht op verhalen van wonderlijke genezingen? Opnieuw enkele overwegingen:

1. Het lijkt me niet wijs om te ontkennen dat er wonderlijke genezingen plaatsvinden. Dat is een weinig vruchtbare strategie waarmee je ook, zo vrees ik, vroeger of later vastloopt. Het lijkt me echter ook een manier van denken waarmee je Gods genezende werk, bewust of onbewust, dreigt op te sluiten in het verleden. Dan wordt het evangelie ‘sine cura’, een boodschap zonder genezing. Wie het bijbels getuigenis aangaande de tekenen van het Koninkrijk van God serieus neemt, zal de werkelijkheid principieel als open moeten zien. En dat betekent dat Hij ook vandaag mensen wonderlijk kan genezen.
Zo’n houding is wat mij betreft wel iets anders dan alles voor waar aannemen. Dat lijkt me naïef. Zo wordt nogal eens opgemerkt dat de verhalen over bijzondere genezingen vooral die aandoeningen betreft, waarbij een psychische factor een belangrijke rol lijkt te spelen en waar de medische wetenschap doorgaans niet of nauwelijks raad mee weet. Het lijkt mij gezond en ook terecht om daarnaar te vragen. Ik zou dat niet willen zien als een relativering van het wonder. Integendeel, als je constateert dat een psychische component in deze genezingen een belangrijke rol speelt, zou ik daarin iets terug willen zien van het ‘oprichten’ waar Jakobus over schrijft (Jak. 5:15). Mensen worden, lichamelijk maar ook psychisch, weer opgericht. Het heilswerk van God is veelzijdig.

2. Als tweede overweging zou ik een kanttekening willen plaatsen bij de indruk die soms gewekt wordt, dat alleen zij die de weg van gebedsgenezing bewandelen het bijbels getuigenis over genezing en heling serieus nemen. Dat lijkt me een groot misverstand. De kerkgeschiedenis is vol met pogingen om die roeping serieus te nemen. Al heel vroeg in de kerkgeschiedenis zie je dat juist christenen ziekenhuizen stichten. Het is niet overdreven te stellen dat de medische wetenschap zich mede dankzij het christelijk geloof heeft ontwikkeld. In Ermelo zijn daarvan mooie voorbeelden te vinden. Wie over het terrein van Meerkanten (voorheen Veldwijk geheten) fietst, ziet daar op het hoofdgebouw een steen met de woorden uit Matteüs 8:16 en 17: ‘En allen die ziek waren genas Hij, opdat in vervulling ging wat gezegd is door de profeet Jesaja: ‘Hij was het die onze ziekten wegnam en onze kwalen op zich heeft genomen’.
Ds. A. Kool brengt het treffend onder woorden in een prachtige preek over dit onderwerp:  ‘Een goede dokter - of hij dat nu weten wil of niet - is eigenlijk een diaken’. En dat kun je uiteraard uitbreiden naar verpleegkundigen, psychiaters en ander (para)medisch personeel die zich inzetten voor de gezondheid van mensen. Ik wil maar zeggen: ‘Geneest de zieken’ is een opdracht die de kerk niet vandaag pas ontdekt. Alleen maar oog hebben voor spectaculaire gebedsgenezingen leidt gemakkelijk tot een ontkenning van het zegenrijk werk van de Heilige Geest de eeuwen door. En de ‘testcase’ voor onze overtuiging hierin is uiteraard de vraag of wij God even uitbundig danken voor een geslaagde operatie als voor een wonderlijke genezing in een gebedsdienst.

3. Als het waar is dat genezing in de bijbel niet op zichzelf staat, maar in de eerste plaats een teken is dat verwijst naar het volle heil in Christus, dan heeft dat ons ook veel te zeggen. Dat roept de vraag op of, en zo ja waarom, wij niet al te zeer gefocust zijn op genezing. Ik weet ook dat er een tijd geweest is dat het in de kerk alleen ging om de ziel en niet om het lichaam. Om vergeving en niet om genezing. Het is – letterlijk en figuurlijk – heilzaam dat we die eenzijdigheid achter ons gelaten hebben. Maar moet je niet zeggen dat de pendel nu doorslaat naar de andere kant. Dat onze aandacht wel erg sterk uitgaat naar het lichaam ten koste van de ziel, naar genezing ten koste van verzoening, naar het hier en nu ten koste van Gods toekomst?
Je kunt het ook zo zeggen: we leven in een cultuur waarin gezondheid voor mensen het hoogste goed is. Dat blijkt ook uit allerlei enquêtes en onderzoeken. Zou juist de christelijke gemeente niet de plaats moeten zijn waar we weten dat gezondheid belangrijk is, maar niet het één en het al? Om het nog iets scherper te stellen: durven we nog met Paulus ziekte en gezondheid te plaatsen in het perspectief van het ‘werk van Christus’ (Fil. 2:30). Dat is tegendraads, zeker. Dat ervaar ik ook zo; ik ben een kind van mijn tijd. Ik moet er niet aan denken dat een arts tegen me zegt: ‘Ik kan niets meer voor u doen…’. Maar juist daarom kan ik veel leren, niet alleen van Paulus, maar juist in dit opzicht ook van reformatoren als Calvijn of Guido de Brès, die hun hele leven inclusief ziekte en gezondheid plaatsten in het perspectief van de voortgang van het evangelie, van het lijden om Christus’ wil.

4. Niet iedereen wordt beter. Nu niet, maar ook in de bijbel niet. Dat betekent dat wij ook geroepen zijn om het uit te houden in de gebrokenheid van deze schepping. Niet alle zieken worden genezen, niet voor elke kwaal is een remedie. Ook niet als je daar gelovig om bidt. Ook dat hoort bij de omgang met ziekte en gezondheid. Dat er ruimte is voor onverhoorde gebeden, voor het zuchten van de schepping, voor blijvende pijn! Ook dat is een ‘testcase’.
Misschien moet je wel zeggen de bijbel ons een begrip van genezing aanreikt dat veel verder en veel dieper gaat, dan wij vaak denken. Een begrip van genezing dat ons denken en ervaren corrigeert. Zou je bij voorbeeld niet mogen zeggen dat iemand die lijdt aan een ongeneeslijke ziekte toch gezonder kan zijn dan iemand die medisch gezien niets mankeert? Zou je niet mogen zeggen dat als iemand zijn hoofd neerlegt in vrede met God, omdat hij weet dat hij het eigendom van God is in leven en in sterven: hij is genezen!? Genezen door Gods genade!
Genezing – in welke vorm dan ook – spreekt van Gods heil. Heil voor heel de mens!

Drs. A.D.L. Terlouw is predikant van de hervormde gemeente (PKN) te Ermelo.