Skip to main content

nr6 • 2024 • Oecumenisch pleidooi uit onverwachte hoek

38e jaargang nr.  6 (nov.. 2024)
thema: Rome en Reformatie. Verlangen naar zichtbare eenheid

Karel Blei
Oecumenisch pleidooi uit onverwachte hoek

De presentatie van de Verklaring van het platform Rome Reformatie, dit voorjaar, was bepaald een verrassing. De groep ondertekenaars omvat rooms-katholieken en protestanten. Wat dat betreft was het geen verrassing dat in de Verklaring met name gesproken wordt over de verhouding tussen Rome en Reformatie. Maar wél verrassend is dat de protestantse ondertekenaars vrijwel allen stammen uit de (aan de klassieke belijdenisgeschriften gehechte) rechterflank van het gereformeerd protestantisme: de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk, de Christelijke Gereformeerde Kerken, de vroegere Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Juist sectoren die in het verleden altijd kritisch, afhoudend, tegenover de oecumenische beweging hebben gestaan.

De Gereformeerde Kerken vrijgemaakt zijn onlangs samengegaan met een andere gereformeerde kerkengroepering, met wie zij nu de Nederlandse Gereformeerde Kerken vormen. Dit nieuwe kerkgenootschap hoopt op 1 januari aanstaande lid van de Nederlandse Raad van Kerken te worden. Zo’n nieuwe oecumenische oriëntatie is er echter elders in deze sector niet – tenzij dus bij de ondertekenaars van de Verklaring. De Gereformeerde Bond maakte wel deel uit van de Nederlandse Hervormde Kerk die meedeed in de Wereldraad van Kerken, maar stak zijn eigen kritische beoordeling daarvan nooit onder stoelen of banken. Die afwijzende houding jegens de oecumenische beweging had te maken met twijfel over de vraag of de daarin nagestreefde en veronderstelde eenheid wel op de rechte christelijke (dat wil zeggen: gereformeerde) belijdenis gebaseerd was. De Gereformeerde Bond staat trouwens ook nog altijd kritisch tegenover de inmiddels tot stand gekomen Protestantse Kerk in Nederland, een vereniging van hervormden, (synodaal-)gereformeerden en lutheranen.

En nu is er deze Verklaring, dit pleidooi voor de oecumene, mede (en in meerderheid) ondertekend door vertegenwoordigers van deze principieel gereformeerde richting. Een pleidooi dus met name voor een heling van de breuk tussen Rome en Reformatie. ‘Laten we bedenken dat we Christus niet voor onszelf hebben.’ De verschillen tussen Rome en Reformatie worden niet ontkend, maar nu ligt ineens de nadruk op wat Rome en Reformatie gemeenschappelijk hebben: ‘het geloof in de drie-ene God en in Jezus Christus, de Zaligmaker en het ene Hoofd van de kerk.’ Geponeerd wordt: ‘We delen de genade van de doop, wij geloven in de werkelijke aanwezigheid van Christus in eucharistie/avondmaal, wij geloven in de betekenis van het ambt als representatie van Christus.’ Kunnen de (in meerderheid) gereformeerde ondertekenaars dit zomaar meezeggen? Gelden hier de gereformeerde belijdenisgeschriften niet meer? Komt het dan niet meer aan op de inhoud van wat het ambt verkondigt? Is nu ineens het ambt zoals het er feitelijk is Christusrepresentatie? Dat wat voor deze ondertekenaars vroeger deelname aan de, via Wereldraad en Nederlandse Raad van Kerken zich ontwikkelende, oecumenische beweging in de weg heeft gestaan, geldt dat voor hen niet meer? Wat is er gebeurd?
Er wordt verwezen naar de gemeenschappelijke verklaring van de Lutherse Wereldfederatie en de Rooms-Katholieke Kerk over ‘de rechtvaardiging door het geloof’. Inderdaad, in die verklaring, uitgevaardigd in 1999, is uiteengezet dat de rechtvaardigingsleer, tijdens de Reformatie breekpunt tussen lutheranen (protestanten) en rooms-katholieken, vandaag geen breekpunt meer is. De felle tegenstelling daarover in de zestiende eeuw berustte blijkbaar op een (wederzijds) misverstand. In feite is men het dus over de rechtvaardigingsleer eens geworden. De Lutherse Wereldfederatie en het Vaticaan hebben dat, op basis van het rapport van de gesprekscommissie, samen vastgesteld. En inderdaad, de Gereformeerde Wereldgemeenschap (calvinistische evenknie van de lutherse wereldfederatie) heeft zich bij die conclusie aangesloten. Ziedaar: een resultaat van oecumenische activiteit. Frappant dat ook dat nu als verblijdend en gezaghebbend wordt aanvaard, mede door de ondertekenaars uit de rechterflank van het gereformeerd protestantisme. Weer de vraag: wat is er gebeurd?

‘De druk van de tijd’
In de Verklaring zelf wordt (min of meer ter toelichting) gesproken over de aard van de tijd waarin wij leven. Het is een ‘post-christelijke’ tijd: ‘De kerk is gemarginaliseerd en haar imago brokkelt af. Verworvenheden van gisteren worden de kerk uit handen geslagen’. Er is sprake van ‘de druk van de tijd’. Zouden we daarom, juist nu, voelen, dat wij (door Christus) dichter bij elkaar gebracht worden? ‘Vluchten kan niet meer, schuilen kan nog wel, schuilen bij elkaar.’ Zoiets?
Het is waar: protestanten zitten met de brokken van al die kerksplitsingen en afscheidingen. In een tijd van kerkelijk verval kan dat je aanvliegen. Het is begrijpelijk als er dan steun wordt gezocht bij de kerk van Rome. Ook die bezit, zegt de Verklaring, door de scheuringen (afscheidingen) die haar in de loop van de geschiedenis zijn overkomen ‘niet meer de volle katholieke gestalte’ (net zomin als de kerken van de Reformatie, wordt erbij gezegd). Maar het is toch deze kerk, de ‘kerk van Rome’ die ‘in ons werelddeel’ de ‘zichtbare gestalte’ werd van de kerk van de apostelen. En die (ik vul de gedachtegang van de Verklaring wat aan) al eeuwenlang, en nog altijd, in leer en structuur, aan de traditie vasthoudt.
Even opletten. Hier wordt, als ik goed zie, het feitelijk verloop van de kerkgeschiedenis als inhoudelijk argument gehanteerd. Dat rooms-katholieken zo redeneren kan ik mij indenken. Maar protestanten? Was de beschreven redenering op basis van de feiten-als-zodanig niet juist een van de zaken waartegen de Reformatie heeft geprotesteerd? Ging het de Reformatie, tegenover de feitelijkheid van het kerk-zijn, niet om de waarheid – die dwars door de feiten heen kan breken?

Een protestantse ritus in de ene kerk?
Hoe stellen de ondertekenaars van de Verklaring zich het ‘bij elkaar komen’ van rooms-katholieken en protestanten concreet voor? Als mogelijkheid wordt geopperd: dit zou kunnen ‘in de vorm van een “protestantse ritus” in de ene kerk.’ Ik denk me in wat dat zou betekenen. Die ‘ene kerk’, dat is natuurlijk de kerk van Rome. In die kerk zouden de protestanten een eigen ‘ritus’ mogen volgen. Met andere woorden: ze zouden gewoon hun protestantse identiteit kunnen voortzetten, zij het dus binnen het geheel van de Rooms-Katholieke Kerk. Dat houdt in elk geval in: erkenning van het vanouds bestaande gezag van paus en bisschoppen. Maar impliceert juist dat geen inbreuk op de protestantse identiteit?
Het doet denken aan wat er al lange tijd is geregeld tussen Rome en bepaalde oosterse kerken. Dat zijn kerken in het domein van de oosterse orthodoxie, die zich hebben geschaard onder het gezag (het ‘primaat’) van de paus, en voor het overige hun eigen kerkelijke, ook liturgische, tradities mogen handhaven. Zo is er in Griekenland een ‘Grieks-katholieke’ kerk naast de ‘Grieks-orthodoxe’. In feite tellen deze Grieks-katholieken gewoon mee onder de rooms-katholieken. Rome heeft al sinds 1054 (het jaar van het schisma tussen de oosterse en de westerse kerk) geprobeerd zijn gezag ook over het oosters christendom (‘opnieuw’) te vestigen. Via de afgesproken regeling waarbij oosterse kerken hun (liturgische) identiteit mochten handhaven en zo tóch ‘katholiek’ konden worden is dat destijds althans deels gelukt.
Is wat in de Verklaring als mogelijkheid wordt overwogen inzake de verhouding tussen protestanten en de kerk van Rome iets dergelijks? Zal het er dan om gaan dat de protestanten gewoon in de kerk van Rome bijschuiven? En dat zij hun eigen kerk-zijn voortaan verstaan of beleven onder de overkoepeling van Rome? Of zal dit bijschuiven van protestanten ook het karakter van Rome beïnvloeden? In de Verklaring wordt kennelijk ook aan dat laatste gedacht.

Een protestantse erkenning van de paus?
Genoemd worden als stap van protestantse zijde: ‘erkenning van de legitieme betekenis van de paus als herder van de herders en van het sacrament van de eucharistie’; en als stap van de kant van Rome ‘erkenning van de legitieme betekenis van de “protestantse” ambten en van het heilig avondmaal’. Ja, het zou geweldig zijn als het dáártoe kwam. En dan niet alleen vanwege ‘de druk van de tijd’. Ook en vooral vanuit het besef (zoals de Verklaring zegt) ‘dat we Christus niet voor onszelf hebben’. Dus: dat Christus zelf onze belijdenisformuleringen te boven gaat. Is er werkelijk openheid voor dát besef?
Maar ook als wij dat meebelijden, blijven er vragen. Allereerst inzake de bepleite protestantse erkenning van de paus. Het is goed te bedenken dat het Luther destijds niet allereerst ging om een breuk met de paus. Hij was gegrepen door het evangelie. Dat zag hij in de kerk van zijn dagen ondergesneeuwd. Daar kwam hij tegen in verzet. Van allerlei kanten geattaqueerd meende hij aanvankelijk nog dat hij in de paus een medestander had. Pas naderhand werd hem duidelijk dat dat niet het geval was. Zo verloor hij radicaal zijn oorspronkelijk vertrouwen in het pausdom als instituut in dienst van het evangelie.
Calvijn had al vanaf het begin van zijn optreden geen verwachting meer van de paus als dienaar van het evangelie. Hij ontwikkelde zelf een nieuwe ambtsstructuur van de kerk. Een waarin naar zijn besef voor hiërarchie geen plaats zou mogen zijn. Een paus als opvolger van Petrus en dus als kerkleider met gezag over allen in de kerk was voor hem, gelet op hoe hij de paus van zijn dagen zag fungeren, ondenkbaar. Hoewel, als de paus zich nu eens zou ontpoppen als dienaar van het evangelie…? Helemaal uitsluiten deed hij die laatste mogelijkheid niet. Maar op dat daadwerkelijk functioneren in dienst van het evangelie zou het voor hem wel aankomen.
En vandaag? Zou de paus dat van protestanten als medekerkleden kunnen aanvaarden? Zou hij openstaan voor een gesprek met binnenkomende protestanten, die hem kritische vragen kunnen stellen over sommige opvattingen in de inmiddels gegroeide katholieke traditie? Er zijn in het verleden door het Eerste Vaticaans Concilie, in 1870, inzake de paus enige (dogmatische!) beslissingen genomen die althans mij, zacht uitgedrukt, niet helemaal geruststellen. Ja, ik weet, er is intussen (van 1962 tot 1965) een Tweede Vaticaans Concilie geweest. Dat leek uit te lopen op een, het vorig concilie aanvullende, opwaardering van de bisschoppen als (bijna-?)collega’s van de paus. Maar toenmalig paus Paulus VI greep in en maakte, via een op zijn gezag aan het desbetreffende conciliedocument toegevoegde inleidende verklaring, duidelijk dat het zó niet mocht worden opgevat. Een ingreep die al op zichzelf duidelijk maakte dat aan de in 1870 gedefinieerde positie van de paus niet getornd mocht worden. Moeten ook de protestanten die nu dus aanvaarden?

Wederzijdse erkenning van elkaars ambten en sacramenten?
Mooi dat er ook gepleit wordt voor wederzijdse erkenning van de ‘legitieme betekenis’ van elkaars sacramenten (eucharistie, avondmaal) en voor erkenning door Rome van (alweer) de ‘legitieme betekenis’ van de ‘protestantse’ ambten. Wat dat laatste betreft: kan dat? Is er bij Rome de mogelijkheid om een ambtsdrager als werkelijk ambtsdrager in de kerk van Christus te erkennen die niet als zodanig is bevestigd (‘gewijd’) in het kader van de rooms-katholieke ambtsstructuur (bisschoppelijk, onder het primaat van de paus)? Mijn indruk is dat dat krachtens rooms-katholiek kerkrecht nu nog niet kan. Is dan bedoeld dat in zo’n geval, bij oecumenische toenadering, de desbetreffende protestantse ambtsdrager door de bisschop-plaatsgenoot (uiteraard in contact met de paus) alsnog ‘additioneel’ wordt bevestigd of gewijd en daarmee ook in de kerk van Rome aanvaardbaar wordt? Of is dan die toegevoegde wijding of bevestiging de handeling waarin de in de Verklaring bedoelde ambtserkenning van de kant van Rome gestalte krijgt?
Mij dunkt dat er nog heel wat water door de Tiber moet stromen voordat zoiets gerealiseerd wordt. In de Verklaring wordt daar te gemakkelijk over gesproken. Evenals trouwens over de mogelijkheid van wederzijdse erkenning van elkaars sacramentsvieringen (eucharistie/avondmaal). Optimistisch wordt gesteld: samen ‘geloven [wij] in de werkelijke aanwezigheid van Christus in eucharistie/avondmaal’. O ja? Er zijn in de reformatietijd van protestantse zijde wel eens harde woorden gevallen over het rooms-katholieke ‘misoffer’. Waren die helemaal misplaatst? Moet daarover niet nog worden doorgepraat?
Er is trouwens in de afgelopen decennia tussen protestanten en rooms-katholieken daarover al heel wat gesproken. Nationaal is erop gestudeerd door een brede, oecumenische theologencommissie, onder auspiciën van de Nederlandse Raad van Kerken. Die commissie legde al in 1975 een tweetal rapporten op de diverse kerkelijke tafels. Het was een uiteenzetting over waarom en hoe het zou kunnen komen tot gezamenlijke viering van de maaltijd van de Heer en tot verzoening tussen de kerken. Internationaal was er het werk van de commissie ‘Faith and Order’ van de Wereldraad van Kerken. Ook die legde haar studieresultaat neer in diverse rapporten, met name in 1982 in de zogenaamde Limatekst. Er is destijds door de diverse kerken wel gereageerd op deze hun toegezonden rapporten, maar tot concrete stappen in de verhouding tussen Rome en Reformatie heeft het niet geleid. Zelfs van deelname aan elkaars sacramentsviering mag vandaag officieel geen sprake zijn.
Hebben de opstellers en ondertekenaars van de hier besproken Verklaring van deze bovengenoemde oecumenische teksten kennis genomen? Uit hun Verklaring zelf is dat niet op te maken. In elk geval: het zou goed zijn als zij, bij hun verdere bezinning en actie, uitdrukkelijk zouden reageren op deze oecumenische erfenis. Het oecumenische wiel behoeft vandaag niet meer te worden uitgevonden!

Dr. K. Blei is voormalig secretaris-generaal van de Nederlandse Hervormde Kerk, was lid van het Centraal Comité van de Wereldraad van Kerken en betrokken bij de World Alliance of Reformed Churches.
Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

  • Raadplegingen: 178