Skip to main content

nr5 • 2024 • De missionaire waarde van het begrip Godschaamte

38e jaargang nr.  5 (sept. 2024)
thema: Nazomer-nummer

Hilde Graafland
De missionaire waarde van het begrip Godschaamte in Stephan Sanders’ Godschaamte
Een eigentijdse expeditie op zoek naar God

A., een kerktoetreder en gemeentelid in Ternaard, wees mij als eerste op het boek Godschaamte van Stephan Sanders – waar ze zichzelf zo in herkende. Ze heeft (bijna vier jaar na de ‘dienst op het Wad’) voor mij opgeschreven hoe ze dat toen ervaarde en hoe het nu is:

‘Wat ik herkende in het boek was de Godschaamte, die ik ervoer van het op late leeftijd je tot het geloof wenden. En alhoewel het vaak wel in mijn achterhoofd aanwezig was als een soort van verlangen om ‘erbij te horen’, is het er door verschillende omstandigheden nooit van gekomen.
Tot ik in Ternaard kwam wonen en die aankondiging van de ‘Dienst op het Wad’ mij verleidde om te gaan. Dat deze (vanwege het regenachtige weer) in een loods werd gehouden door een vriendelijke vrouw in bloemetjesjurk en dus voor mij niet een echte dienst was, was ietwat teleurstellend, maar in deze dienst werd ik zó geraakt, een emotie die mij echt verbaasde. Toen wij later ook naar de kerk gingen voor een ‘echte’ dienst, ervoer ik deze emotie telkens weer en moest ik er iets mee doen.
We gingen regelmatig naar de kerk en ik probeerde te begrijpen wat er gezegd werd, probeerde te begrijpen wat ik voelde, probeerde te begrijpen waar deze heftige emotie vandaan kwam. En dat is een proces dat nog steeds gaande is.
Godschaamte omdat ik nog niets van de Bijbel begreep, omdat ik blijf steken in het Oude Testament en God een pittige baas vind die nogal wreed uit de hoek kan komen en waarin ik moeite heb om te geloven. Godschaamte omdat ik me met mijn bijna zestig jaar nu nog bij een kerkgemeente voeg waarin ik me goed, geborgen, gedragen en welkom voel. Terwijl ik voor mijn gevoel het geloof nog niet kan waarmaken, maar waarin ik wel groei. Maar ook Godschaamte voor mijn familie, vrienden, kennissen, die niet begrijpen hoe het kan dat ik me zo opeens tot het geloof heb gewend. Dat kun je ook niet uitleggen, omdat het in je zit, de behoefte om erbij te horen, de behoefte om je naam genoemd te horen.
Dus praat je er buiten je kerkelijke kring nog niet zoveel over. Terwijl je binnen je kerkelijke kring leert om er juist wel over te praten en waar je bedenkingen er mogen zijn, omdat je dan juist leert hoe je door God en vooral door Jezus omhelsd kunt worden.
Godschaamte… ik heb het nog steeds, maar het verandert langzaamaan in Godsgeluk.’
Later voegde ze nog toe: ‘Het gaat ook om de angst om door de mand te vallen als nieuwbakken gelovige, maar ook juist als ongelovige.’

‘Godschaamte’ van Stephan Sanders bevat een aantal aantekeningen uit de beginjaren waarin hij weer naar de Rooms-Katholieke Kerk ging (vanaf februari 2016) en een aantal reflecties uit latere jaren (vanaf 2020). Daarin verweeft hij zijn bijzondere geschiedenis met het gaan-geloven, waaraan het raakt en wat erdoor gaat oplichten. Zo beschrijft hij dat hij een aangenomen kind is, met gemengd bloed van een Engelse biologische moeder en een Zuid-Afrikaanse biologische vader (‘a product of rape’). En dat hij homoseksueel is en een coming-out heeft beleefd. En tenslotte zijn liefde voor D., een zwarte Surinamer, waarin hij ook een religieuze dimensie beleeft.
In zijn jeugd bezocht Sanders tot zijn dertiende met zijn ouders en zusje zeer regelmatig de Rooms-Katholieke Kerk in Noord Deurningen. Hij is katholiek opgevoed, zong in het kinderkoor en speelde later blokfluit en dwarsfluit tijdens missen en diensten. Na veertig jaar geloofs- en kerkstilte bekeert hij zich weer tot het rooms-katholicisme en wordt een trouw kerkganger. In februari 2016 vond zijn eerste kerkbezoek plaats. Hij schrijft daarover in een column in Trouw.
‘Ik zou naar de kerk, dat had ik met mezelf afgesproken en trouwens ook met een krant, want ik ging er meteen maar verslag van doen. Ik ging om te bidden en te zingen, en vooral toch om er te zijn. Die man zal daar later een stukje over schrijven. Achteraf ben ik blij dat er ook zoiets bestond als een journalistieke noodzaak. Prachtig alibi, ik ging naar de kerk omdat het toch ook bij mijn werk hoorde en de deadline was al afgesproken. Ik zou observeren, participeren, maar vooral denken in aantekeningen.’
Maar, wat gebeurt er? ‘Er was schaamte, meteen al toen ik de kerkdeur doorging en via het tochtportaal ineens in die grote religieuze ruimte stond (van de Sint Nicolaaskerk in Amsterdam). Ik was binnen en ik werd gevolgd, achtervolgd zelfs, door mijn eigen wantrouwige zelf. Wat deed ik hier, wat zocht ik, wat dacht ik nou helemaal te vinden?’

Die schaamte had te maken met hemzelf en met zijn vrienden en bekenden. Sanders weet precies wat ze zullen denken en zeggen. Maar, schrijft hij, ‘zoals bijna altijd was mijn zelfkritiek bij voorbaat heel wat narriger dan de kritiek van derden. Ik was vooral mijn intellectuele, agnostische zelf zo tegengevallen.’

Tijdens zijn eerste kerkbezoek kan hij nog wel ‘in zijn rol’ blijven. Maar de tweede keer overkomt hem iets. In de voorbede, die gedaan wordt door Willem Jan Otten (die hij kende), wordt gebeden voor mensen die ‘deinzen op de drempel van het geloof’: dat zij de moed mogen vinden verder te gaan. Dat raakt hem. – Het woord ‘deinsmomenten’ gaat regelmatig terugkeren in zijn verslag.
Hij blijft komen, vindt achterin in de kerk zijn plek (geen ogen in de rug), en zo ‘zakt langzamerhand mijn zelfbewustzijn’, de schaamte tijdens de dienst wordt minder.
Zijn coming-out als homoseksueel is een referentiekader voor wat nu gebeurt. Hij ervaart, als hij al een tijd met geloof bezig is, dat hij weer bezig is met een geheim op te bouwen.
‘Was ik nu weer bezig, net zoals ik als tiener gedaan had, een geheim kastje in elkaar te knutselen, toen nog voor mijn seksualiteit; zo’n kastje met slot, waarvan hooguit drie of vier mensen de sleutel kregen? Had ik als volwassen homo een nieuwe schaamte gevonden, de Godschaamte, waar ik in het openbaar voor boog? Het schaamtetraject had ik als middelbare scholier al eens afgelegd. Ik wilde dat als middelbare man niet nog eens herhalen.’
Hij schrijft dat niet met zoveel woorden, maar mogelijk heeft hij zelf voor de opdracht bij Trouw gezorgd om een column te schrijven over ‘op proef geloven’.

In mei 2016 merkt hij op dat over God spreken veel moeizamer en schaamtevoller is dan over seks. Geloven is per definitie intiem en mensen zijn meestal maar matig geïnteresseerd.
‘Als ik erop werd aangesproken, antwoordde ik: “Eens zien wat ervan komt. Niks definitiefs. Proef. Ik ben aan het proefgeloven.” Wie stelde ik gerust? Een beetje de verontruste niet-religieuze ander, maar vooral toch mezelf. Ik kon niet heen om de schaamte die me voortdurend bekroop.’
Later schrijft hij dat zijn homoseksuele coming-out destijds ook gepaard ging met een zekere schaamte. ‘Om alle medelijden of gepijnigd begrip meteen maar voor te zijn, noemde ik me meteen ook “flikker”.’ Maar het religieuze ‘uitkomen’ vond hij toch meer beschamend. ‘Ik voegde me nu naar iets zeer ouds en traditioneels. Ik was van de vooruitgang en ineens hoorde ik bij de reactie, de weg terug.’

Ook zijn afkomst wordt een referentiekader. Zijn begin als ‘mengkind’ in een kindertehuis zou zeker een goede voedingsbodem voor schaamte zijn geweest, ware het niet dat zijn (adoptie)moeder het zo geweldig heeft gedaan. Daar leert hij liefde van, om zich te kunnen binden en overgeven.
Dat ziet hij ook in de ‘aanname van het geloof’ door God. In juni 2016 schrijft hij:
‘De ontvankelijkheid voor het geloof heeft alles te maken met de ontvankelijkheid van mijn ouders voor kinderen, die niet op hen leken, en die eigenlijk niet, maar toch helemaal wel de hunne werden. Het idee dat je in een ander verband kan worden opgenomen dan te voorzien viel. In een ander Verbond.’
Hij schrijft ook dat hem heel erg aanspreekt dat het christelijk geloof een geloof is van en voor de zwakkeren. ‘In die zin is het een Zwak Geloof. Welke andere godsdienst die zulke wereldse triomfen heeft gekend, houdt vast aan het beeld van een man aan het kruis – de ultieme vernedering als uithangbord en merkteken.’

Over het begrip schaamte zegt Sanders behartenswaardige dingen. Van oudsher overheerste onder christenen het schuldbesef als direct gevolg van de leer van de erfzonde. De schaamte vóór het geloof, vanwege God, is van betrekkelijk recente datum – een schaamte die inzette met Nietzsche, met de ‘weldenkende, prudente progressieve levenshouding’, met de ontkerkelijking en de spot die God sindsdien ten deel valt. Sanders stelt dat in onze tijd de schuld allang verdrongen is door de schaamte. We schamen ons, juist omdat we niet meer kunnen of willen geloven in het schuldidee. Godschaamte staat voor hem inmiddels gelijk aan de eigentijdse, westerse bestaansschaamte.

Schaamte speelt een rol in het leven van praktisch iedereen. Maar het luistert nauw. Want zodra we een teveel aan schaamte opmerken, zijn we ook gealarmeerd. De nieuwe norm bestaat immers uit: lekker in je vel zitten, jezelf zijn en helemaal thuis zijn in je lichaam. Schaamte is dan een spelbreker, maar ook het signaal dat er van alles broeit onder de oppervlakte. Je schamen voor (vroeger) geloof of het geloof van je ouders is inmiddels bon ton. Maar het beseffen van eigen tekort en van eigen nietigheid juist niet. Ontzag voor het heilige en het ontzagwekkende, het onvoorstelbare, botst met de cultuur en levert dus schaamte op.

Sinds de bevrijdingsbewegingen in jaren zestig en zeventig lijkt schaamte alleen maar iets slechts en negatiefs te zijn. Schaamte was het directe gevolg van beperking en onderdrukking.
Sanders stelt: ‘Er is een herwaardering van schaamte nodig, een hernieuwde kennismaking met een emotie die we iets te driest uit ons repertoire hebben geschrapt.’
Wat is schaamte dan precies? Dat is moeilijk te pakken. ‘Schaamte verstaat de kunst op de gekste momenten te verschijnen en zich in vele gedaanten voor te doen. Het maakt angstig, het werkt verlammend, degene wil het liefst verdwijnen. Schaamte zoekt een masker.’ ‘Je stelt je voor, of je maakt ook daadwerkelijk mee hoe andere mensen op je neerkijken, uitlachen of veroordelen. Er is dus een koor (imaginair, maar ook vaak reëel) dat jou betrapt op een sociale misstap. Er wordt een norm overtreden, je hebt de afspraak geschonden en nu wil je weer aangenomen worden door de groep.’ Zo laat je door schaamte zien dat de groepsnorm je ernst is. Eigenlijk ben je een conformist, een man of vrouw van de lieve vrede.
Maar schaamte kan ook opgeroepen worden omdat je je eigen binnenwereld wat hoger had ingeschat. Er is geen schuld maar wel zelfverraad. Je speelt met rollen die soms bedoeld zijn voor de binnenwereld, dan weer voor de buitenwereld. ‘Elke schaamte draagt een vorm van onderwerping in zich. De vraag is nu: onderwerping waaraan? Zijn de maatschappelijke conventies het waard, of intiemer, de mores van een bepaalde groep? Is je Geliefde het waard, of misschien je eigen geweten? God?’ De tijden van een conformistisch christendom zijn grotendeels voorbij. Wie zich toch wil bekennen tot geloof of kerk, zeker op latere leeftijd, kan niet om de schaamte heen. Hij of zij zal haar op zijn minst onder ogen zien en zich ertoe moeten verhouden.
Tenslotte: Sanders ervaart dat de aanhoudende Godschaamte bij hem niet helemaal is weggetrokken, ook niet door een paar jaar van kerkgang, een paar jaar van ontluikend geloof. Die schaamte is echter niet meer overheersend, niet meer allesbepalend. Zo vind ik veel parallellen met het verhaal van mijn gemeentelid A. Mooi dat zij in dit boek woorden vond om haar eigen ervaringen te herkennen en ermee om te gaan.

Het is goed om ons als predikant bewust te zijn van het thema ‘schaamte’ als missionaire categorie van de eerste orde. Dat we ons realiseren hoe hoog de drempel van de Godschaamte is voor nieuwe mensen. Het is het eerste waar mensen tegenaan lopen als ze interesse krijgen in het geloof en de kerk. Het thema schuld dat ons zo vertrouwd is, spreekt in eerste instantie helemaal niet aan en komt pas veel later in beeld. Eerder komt de Godschaamte en heel veel deinsmomenten. Laten we mensen tijd geven. Er wel voor hen zijn, maar niet teveel van hen willen. En bidden, dat ze moed vinden om verder te gaan.

H.B. Graafland is predikant in de protestantse gemeente van Ternaard.
Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

  • Raadplegingen: 313